ECLI:NL:RBLEE:2006:AV0407

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
72420
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van kinderalimentatie na echtscheiding met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 18 januari 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om een bijdrage van € 500,- per kind per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, met ingang van 14 september 2005. De man heeft zich verweerd en gesteld dat hij op dit moment niet in staat is om een dergelijke bijdrage te voldoen vanwege onvoldoende draagkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man netto € 2.193,- per maand te besteden heeft, maar dat zijn financiële situatie niet toereikend is om de gevraagde alimentatie te betalen.

De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen niet kunnen vaststellen vanwege het ontbreken van financiële informatie van de vrouw. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de man, rekening houdend met zijn andere alimentatieverplichtingen en schulden, in staat moet worden geacht om een bijdrage van € 61,- per kind per maand te betalen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de draagkracht van de man en de behoefte van de kinderen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de man niet kan worden belast met zijn schulden in het kader van zijn alimentatieverplichtingen.

De rechtbank heeft de man veroordeeld tot betaling van de vastgestelde alimentatie per kind, met ingang van de eerder genoemde datum. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de man is in de kosten van de procedure veroordeeld. De uitspraak kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
sector civiel recht
afdeling familierecht
Uitspraak: 18 januari 2006
Rekestnummer: 05-1509
Zaaknummer: 72420
KINDERALIMENTATIE
BESCHIKKING
van de rechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer, in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
hierna ook te noemen de vrouw,
procureur mr. A.A. Scholtmeijer,
tegen
[de man],
wonende te [adres],
hierna ook te noemen de man,
procureur mr. W.A. Veenstra.
PROCESGANG
Bij de rechtbank is op 30 september 2005 een verzoek van de vrouw binnengekomen strekkende tot vaststelling van kinderalimentatie.
Op 26 oktober 2005 is van de man een verweerschrift ingekomen.
Bij brief van de griffier van deze rechtbank van 1 november 2005 is partijen opgedragen om over en weer op elkaars stellingen omtrent de alimentatie te reageren.
Van de vrouw is daarop een brief van 10 november 2005, met bijlagen, ingekomen.
Van de man is een brief van 13 december 2005, met bijlagen, ingekomen,
Het verzoek is pro forma behandeld ter terechtzitting van 16 december 2005.
RECHTSOVERWEGINGEN
Gelet op de inhoud van het dossier, overweegt de rechtbank het volgende.
vaststaande feiten
- Partijen zijn op [datum] met elkaar gehuwd.
- Uit hun huwelijk zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
[namen kinderen]
[namen kinderen]
- Bij beschikking van de rechtbank Roermond van [uitspraakdatum] is - onder meer - de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
- Deze beschikking is ingeschreven in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand op [datum].
- De ouders zijn gezamenlijk belast (gebleven) met het gezag over de minderjarigen.
- De minderjarigen hebben het hoofdverblijf bij de vrouw.
- De man was eerder gehuwd, [voormalige echtgenote]
- Uit dat huwelijk is geboren de minderjarige [naam minderjarige]
- Bij vonnis van [datum uitspraak] is onder meer de echtscheiding tussen de man en [voornalige echtgenote] uitgesproken en is bepaald dat de man een bedrag van fl. 300,- (€ 136,13) per maand dient te voldoen ten behoeve van de minderjarige [naam kind]
- De man is thans gehuwd met mw. [huidige echtgenote].
- De man heeft de zoon van [huidige echtgenote], [naam kind], met toestemming van de vrouw en de
minderjarige, op [datum] ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand erkend.
verzoek vrouw
De vrouw heeft verzocht om, ten laste van de man, een bijdrage vast te stellen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen van € 500,- per kind per maand, zulks met ingang van 14 september 2005.
verweer man
De man heeft zich verweerd tegen het verzoek. Hij heeft verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen.
De man heeft gesteld dat hij op zichzelf bereid is een bijdrage ten behoeve van de kinderen te voldoen, maar dat hem op dit moment de draagkracht daarvoor ontbreekt.
behoefte
De hoogte van de behoefte van de kinderen van partijen dient eerst vastgesteld te worden, nu partijen het - zo blijkt uit de nagezonden brieven - over dat bedrag niet eens zijn. De man heeft dan ook verzocht de vrouw op te dragen alsnog salarisstroken in het geding te brengen.
oordeel rechtbank ten aanzien van de (hoogte van de) behoefte van de kinderen
De rechtbank kan de hoogte van de behoefte van de kinderen en het aandeel daarin van ieder der ouders thans niet vaststellen, omdat het haar aan financiële informatie met betrekking tot de vrouw ontbreekt. Nu echter hierna voldoende duidelijk wordt dat de man - althans op dit moment - onvoldoende draagkracht heeft om een substantieel aandeel in de kosten van de kinderen te voldoen, omdat de draagkracht van de man daarvoor te minimaal is, zal de rechtbank de behandeling van de zaak niet aanhouden (en daarmee onnodig vertragen) om de vrouw de opdracht te geven nadere informatie over haar inkomen te verstrekken.
oordeel rechtbank ten aanzien van de draagkracht van de man
Nu partijen het eens zijn over de bij verweerschrift van de man toegezonden draagkrachtberekening tot en met blad 2 is het uitgangspunt ook voor de rechtbank dat de man
€ 2.193,- netto per maand te besteden heeft.
Over de door de vrouw op blad 3 bestreden posten merkt de rechtbank het volgende op.
inkomen echtgenote
De man heeft aangetoond dat zijn huidige echtgenote geen inkomen uit arbeid genereert, zodat de man terecht in de draagkrachtberekening de norm van een gehuwde en een draagkrachtpercentage van 45% toepast. Anderzijds wordt - ook door de man - rekening gehouden met de door de echtgenote ontvangen heffingskorting.
huur
De man heeft volstaan met het toezenden van één kwitantie ten aanzien van de door hem te betalen huur, te weten over de maand september 2005.
De vrouw heeft verzocht om meerdere betalingsbewijzen.
Hoewel het op de weg van de man had gelegen om, nu de vrouw daarom uitdrukkelijk heeft verzocht, aan haar verzoek te voldoen houdt de rechtbank op grond van de kwitantie wel rekening met een huur van € 405,- per maand. De man heeft immers woonlasten en een huur van € 405,- per maand acht de rechtbank niet onredelijk of bovenmatig.
kosten omgangsregeling
De man heeft aan omgangskosten een bedrag opgevoerd van € 60,- per maand.
De vrouw heeft berekend dat de kosten van omgang maximaal € 33,64 per maand bedragen omdat de man niet met beiden, maar slechts met één dochter omgang heeft.
Op grond van de informatie van de man ten aanzien van de omgangsregeling is de rechtbank van oordeel dat uitgegaan moet worden van omgangskosten voor twee kinderen en zij zal dan ook het door de man opgevoerde bedrag van € 60,- in mindering brengen op zijn draagkracht.
kosten woon-werkverkeer
De man heeft, op verzoek van de vrouw, naar het oordeel van de rechtbank voldoende aangetoond dat hij tewerk is gesteld te Meppel. De rechtbank zal dan ook rekening houden met de door de man berekende verwervingskosten, na aftrek van de bijdrage van de werkgever, derhalve met € 157,- per maand.
schulden (1)
De man brengt een bedrag van € 888,- per maand ten laste van zijn draagkracht in verband met schulden.
De vrouw is van mening dat met deze schulden geen rekening gehouden dient te worden, nu zij alle zijn aangegaan nadat het huwelijk van partijen was beëindigd.
De rechtbank volgt de vrouw in haar mening. Wat er ook zij van de noodzaak van het aangaan van die schulden, het is een keuze die de man heeft gemaakt die niet ten laste mag komen van zijn wettelijke alimentatieverplichting jegens zijn kinderen. Dat de vrouw, ten tijde van de echtscheiding, zou hebben gezegd dat zij geen alimentatie van de man wilde ontvangen doet daaraan niet af. De rechtbank zal dan ook met deze schulden geen rekening houden.
schulden (2) arrest HR 23 januari 1998 (NJ 1998/707)
De man heeft zich beroepen op bovenstaand arrest met de stelling dat (kort weergegeven) indien van een fictieve draagkracht wordt uitgegaan in geen geval het totale inkomen mag zakken beneden 90% van de bijstandsnorm die op de man van toepassing is.
De rechtbank is van oordeel dat bedoeld arrest niet ziet op de onderhavige casus. In het arrest is er sprake van het inkomen van de onderhoudsplichtige en de vraag of er al dan niet van een fictief inkomen (dat de man zich in redelijkheid zou kunnen verwerven) kan worden uitgegaan.
In deze zaak is het inkomen een vaststaand gegeven; het gaat om de lasten die de man opvoert, in casu een totaalbedrag van € 888,- per maand aan schulden.
Dat de beslissing van de rechtbank zou betekenen dat de man een (zeer) negatieve draagkracht zal overhouden c.q. onder 90% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm zou uitkomen doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Immers, indien aan de man geen enkele onderhoudsverplichting zou worden opgelegd heeft hij door de hoge schuldenlast al een zeer negatieve draagkracht. Deze keuze van de man dient naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van de man te blijven en kan in de gegeven omstandigheden niet worden afgewenteld op zijn kinderen.
nevenschikkende alimentatieverplichtingen
De man heeft, zoals hiervoor bij de vaststaande feiten reeds is vermeld, op basis van een vonnis van deze rechtbank van [datum uitspraak], een onderhoudsverplichting jegens zijn zoon
[naam kind] De rechtbank houdt met deze verplichting in die zin rekening, dat de draagkracht van de man zal worden verdeeld over drie kinderen, te weten de twee kinderen van partijen en [naam kind]
Het is vervolgens aan de man om, desgewenst, wijziging te vragen van de bij vonnis van
[datum uitspraak] vastgestelde bijdrage.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de man in staat moet worden geacht om maandelijks totaal € 183,- bij te dragen ten behoeve van zijn kinderen, derhalve voor elk kind € 61,- per maand. Dienovereenkomstig zal worden beslist.
Een bijdrage van die omvang gaat de behoefte van de kinderen niet te boven.
Een kopie van de door de rechtbank gemaakte berekening maakt onderdeel uit van deze beschikking en zal daartoe aan deze beschikking worden gehecht.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 14 september 2005 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen
[namen kinderen]
telkens bij vooruitbetaling - voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken - moet uitkeren
€ 61,- (éénenzestig euro) per kind per maand;
veroordeelt de man in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen, voor zover deze kosten door hem zijn veroorzaakt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J.D.S.L. Bosch, lid van de kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 18 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van de einduitspraak in deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden inge-steld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.