ECLI:NL:RBLEE:2006:AV4562

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
74657 / KG ZA 06-47
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hinder door hanengekraai en de gevolgen voor de gezondheid van een leraar

In deze zaak vorderde een leraar in het middelbaar onderwijs, die hinder ondervond van het gekraai van hanen van zijn buurman, in kort geding een verbod op het houden van deze hanen. De leraar stelde dat het hanengekraai zijn gezondheid negatief beïnvloedde en dat hij daardoor stress en concentratieproblemen ervoer. De voorzieningenrechter overwoog dat de leraar zijn woning had betrokken terwijl hij op de hoogte was van het houden van hanen door de buurman. Bovendien had de buurman maatregelen genomen om het geluidsniveau te reduceren, zoals het terugbrengen van het aantal hanen en het isoleren van de hokken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de leraar een zekere hinder moest accepteren, gezien de agrarische omgeving en het feit dat hij zelf had gekozen voor de woning naast de buurman. De vorderingen van de leraar werden afgewezen, en de voorzieningenrechter concludeerde dat de buurman niet onrechtmatig handelde. De kosten van het geding werden aan de leraar en de stichting AOC Friesland opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Korte Gedingen
Uitspraak: 13 maart 2006
Kort-geding-nummer: 74657 / KG ZA 06-47
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. de stichting
STICHTING AOC FRIESLAND,
gevestigd te Leeuwarden,
eisers,
hierna te noemen: [eiser 1] en AOC,
procureur: mr. M. Bauman,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. G.M.F. Snijders te Utrecht.
PROCESGANG
1. [eiser 1] en AOC hebben [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 27 februari 2006.
[eiser 1] en AOC hebben toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de vooorzieningenrechter bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. [gedaagde] veroordeelt tot het verwijderen en verwijderd houden van de door hem gehouden hanen van zijn erf gelegen aan de [adres gedaagde], zulks binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 100,00 aan [eiser 1] voor iedere dag dat [gedaagde] met die verplichting in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-;
subsidiair:
II. [gedaagde] veroordeelt de door hem gehouden hanen, zulks met een maximum aantal van 8 hanen, enkel nog te houden in hokken die hemelsbreed minimaal 60 meter van de woning van [eiser 1] aan de [adres gedaagde] zijn verwijderd en verwijderd zullen blijven, waarbij de opening van de hokken dient te zijn gericht naar de tegengestelde richting van de woning van [eiser 1] en waarbij de hokken behoorlijk dienen te zijn geïsoleerd, zulks met ingang van 14 dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 100,00 aan [eiser 1] voor iedere dag dat [gedaagde] met die verplichting in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-;
primair en subsidiair:
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun raadslieden, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd, waarbij [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiser 1] en AOC. Ter zitting is gedurende enige tijd een door [eiser 1] voorafgaand aan de zitting overgelegde dvd bekeken.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de behandeling ter terechtzitting geschorst en een gerechtelijke plaatsopneming op de percelen [adressen eiser 1 en gedaagde] te [woonplaats] bevolen. Deze plaatsopneming door de voorzieningenrechter, vergezeld van de griffier, heeft aansluitend aan de zitting in het bijzijn van partijen en hun raadslieden plaatsgevonden.
Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht. Nadat een schikking van de zaak niet mogelijk is gebleken, hebben partijen vonnis gevraagd. De voorzieningenrechter doet heden uitspraak.
RECHTSOVERWEGINGEN
De vaststaande feiten
2. In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
2.1 [eiser 1], die als docent biologie in dienst is van AOC Friesland, is sinds 2002 eigenaar van de woning staande en gelegen aan de [adres eiser 1] te [woonplaats]. Begin 2003 heeft [eiser 1] samen met zijn partner zijn intrek genomen in deze woning Het perceel van [eiser 1] grenst aan de rechterzijde in de volle lengte aan het perceel van [gedaagde], [adres gedaagde]. De percelen van [eiser 1] en [gedaagde] zijn nog net gelegen binnen de bebouwde kom, in het buitengebied van [woonplaats]. Het betreft hier een landelijk gebied met open bebouwing. In het van toepassing zijnde Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Menaldumadeel wordt over dit gebied opgemerkt:
'Het plangebied betreft een specifiek landelijk woonmilieu, waarin naast de beleving van rust en ruimte de landbouw een essentiële faktor vormt. Een zekere hinder die van de agrarische bedrijvigheid uit kan gaan (stank, geluidsoverlast) dient in het landelijk woonklimaat geaksepteerd te worden.'
2.2 [gedaagde] is reeds gedurende ongeveer 27 jaar hobbymatig fokker van (onder meer) Friese Hoenders en houdt in dat verband meerdere hanen en kippen in hokken op zijn erf. Achter de woning van [gedaagde] bevinden zich onder meer een (afsluitbare) schuur, enkele open front hokken en een moestuin.
2.3 Voorafgaand aan de aankoop van de woning aan de [adres eiser 1] heeft [eiser 1] deze woning enkele malen bezichtigd. Bij één van die bezoeken heeft de makelaar aan [eiser 1] gemeld dat zijn toekomstige buurman [gedaagde] hanen en kippen houdt. [eiser 1] heeft bij dit bezoek de hanen en kippen opgemerkt en heeft ook hanengekraai gehoord.
2.4 [eiser 1] heeft in de loop van 2004 bij [gedaagde] geklaagd over het kraaien van de hanen op diens perceel, aangezien het hanengekraai volgens [eiser 1] voor overlast zorgde en wel zodanig dat zulks een negatieve invloed op zijn gezondheid had. Naar aanleiding van de klacht van [eiser 1] hebben partijen meermalen met elkaar gesproken. [gedaagde] heeft in een gesprek op 12 september 2004 toegezegd het aantal door hem op zijn erf gehouden hanen -op dat moment 16- te zullen terugbrengen naar maximaal 8. Partijen hebben geen termijn afgesproken voor het terugbrengen van het aantal hanen. In oktober 2004 heeft [eiser 1] in verband met door hem ondervonden overlast [gedaagde] verzocht om het aantal hanen versneld terug te brengen. [gedaagde] is hierna niet onmiddellijk overgegaan tot het terugbrengen van het aantal hanen. Vanaf eind 2004 heeft [eiser 1] bij de politie regelmatig melding gemaakt van overlast door het gekraai van de hanen op het perceel van [gedaagde]. De politie heeft van de overlastmeldingen mutatierapporten opgemaakt. Ook in het begin van 2005 heeft [eiser 1] herhaaldelijk overlastmeldingen bij de politie gedaan. [eiser 1] heeft zijn klacht over het hanengekraai voorts kenbaar gemaakt bij de gemeente Menaldumadeel. Daarnaast heeft AOC Friesland bij brief van 3 februari 2005 de gemeente gevraagd om behulpzaam te zijn bij het oplossen van de door [eiser 1] ten gevolge van het hanengekraai ondervonden overlast.
2.5 Omdat de hanen van [gedaagde] ook 's nachts kraaiden, werd de nachtrust van [eiser 1] verstoord. Door een gebrek aan nachtrust kon [eiser 1] zich bij zijn werkzaamheden op school slecht concentreren. Ook bij het thuis verrichten van nakijkwerk had [eiser 1] te kampen met concentratieproblemen, waardoor zijn werktempo laag lag. [eiser 1] heeft zich op 11 januari 2005 ziek gemeld bij AOC. Arbodienst ArboUnie heeft bij brief van 1 februari 2005 aan de gemeente Menaldumadeel onder meer het volgende bericht:
'Op verzoek van de werkgever (en mede belanghebbende) van dhr. [eiser 1], deel ik u mede, dat ik me zorgen maak om de gezondheid van betrokkene aangaande de problematiek die speelt met zijn buurman. Het hele gebeuren heeft de afgelopen maanden zo'n grote impact gehad op hem, dat hij zich heeft ziekgemeld bij zijn werkgever het 'AOC Friesland', vanaf 11-01-2005.'
Voorts heeft ArboUnie in een brief aan de raadsvrouwe van [eiser 1] van 31 januari 2006 onder meer bericht:
'Wanneer ik verwijs naar de brief van 01-02-2005 gericht aan de Gemeente Menaldumadeel, kan geconcludeerd worden dat er kennelijk nog niets is veranderd met betrekking tot de problematiek met de buurman en de hieruit voortkomende spanningsgerelateerde klachten. Het lawaai (gekraai) van de haan is inmiddels een trigger geworden voor zijn stresshormonen, waardoor hij meer prikkelbaar wordt en slaapstoornissen heeft gekregen. Zijn functioneren wordt nadelig beïnvloed door toenemende moeheidsklachten en concentratieproblemen. Als deze situatie op korte termijn niet wordt opgelost, verwacht ik, dat betrokkene opnieuw zal kunnen uitvallen wegens 'ziekte' voor zijn werk.'
2.6 Een ambtenaar van de Milieuadviesdienst heeft op 31 januari 2005, 's morgens tussen 7.40 en 8.50 uur, in opdracht van de gemeente een geluidsmeting uitgevoerd bij de woning van [eiser 1]. Van deze meting is bij brief van 15 februari 2005 verslag gedaan. Hierin is onder meer geschreven:
'Volgens uw gegevens worden door de heer [gedaagde] als hobby hanen gehouden en betreft het niet een bedrijfsmatige activiteit. Het hobbymatig houden van hanen is niet vergunningplichtig in gevolge de Wet milieubeheer. Het toetsingskader van deze Wet is dus niet van toepassing op de beoordeelde situatie. Het toetsingskader van deze Wet is opgenomen in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM, oktober 1998). Om toch een indicatie te kunnen geven van de veroorzaakte hinder, worden de grenswaarden uit paragraaf 3.2. van die handreiking toch ter toetsing weergegeven. Het bepaalde maximale geluidniveau is gemeten tijdens de dagperiode. Gedurende de zomerperiode komt de zon al vóór 07.00 uur óp en gaat deze na 19.00 uur onder. Het is waarschijnlijk dat de gemeten geluidniveau's zich daarom ook in de avond- en nachtperiode voor zullen doen. Daarom is het bepaalde maximale geluidniveau beoordeeld in alle perioden van het etmaal.
Dit is in onderstaande tabel weergegeven in dB(A).
Etmaalperioden Norm Lamax Overschrijding
dagperiode 07.00 - 19.00 70 71 1
avondperiode 19.00 -23.00 65 71 6
nachtperiode 23.00 - 07.00 60 71 11
Conclusie
De beoordeelde maximale geluidsniveau's overschrijden de grenswaarden uit voornoemde handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Deze overschrijdingen zullen verder toenemen indien de hokken worden geopend en de hanen naar buiten kunnen.'
2.7 Het College van B&W van de gemeente Menaldumadeel heeft [gedaagde] bij brief van 12 mei 2005 medegedeeld:
'Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Menaldumadeel heeft in zijn vergadering van 19 april 2005, na afweging van de door beide in deze aangelegenheid betrokken partijen aangevoerde belangen, besloten dat u als houder van pluimvee op het perceel [adres gedaagde] te [woonplaats], verplicht wordt gesteld maatregelen c.q. voorzieningen te treffen waardoor de geluidsbelasting op het perceel [adres eiser 1], als gevolg van het kraaien van hanen, tot aanvaardbare waarden wordt teruggebracht.
Zoals in het overleg met u op maandag 2 mei 2005 is besproken kan de noodzakelijke geluidsreductie worden bereikt door:
a. afstandsvergroting -door het verplaatsen van de hokken;
b. geluidsisolatie -door het treffen van bouwkundige voorzieningen;
(..)
Wij stellen u in de gelegenheid deze maatregelen/voorzieningen voor 1 augustus 2005 uit te voeren. Mocht uit een na 1 augustus 2005 door ons uit te voeren controle blijken dat aan de gestelde verplichtingen niet wordt voldaan, dan zal ons college gebruik moeten maken van de in artikel 2.4.20 van de Algemene Plaatselijke Verordening gegeven bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar het, ter voorkoming van overlast of schade aan de openbare gezondheid, verboden is hinderlijke of schadelijke dieren aanwezig te hebben.'
2.8 [gedaagde] heeft hierna het aantal hanen teruggebracht tot 8. Voorts heeft hij de resterende hanen uit de open front hokken -waar zij voordien in gehuisvest waren- gehaald en deze in een afsluitbare schuur ondergebracht die gedurende de avond en de nacht wordt afgesloten. Deze schuur bevindt zich op ongeveer 15 meter van de woning van [eiser 1]. De verlichting in de schuur is zo ingesteld dat deze niet voor 7 uur 's morgens aanspringt. Daarnaast bevinden zich op enige afstand van de schuur nog twee open front hokken.
2.9 Op 24 augustus en 1 september 2005 heeft de Milieuadviesdienst in opdracht van de gemeente de geluidssituatie opnieuw gemeten. Van deze meting is een rapport d.d. 28 september 2005 opgemaakt. Op 24 augustus 2005 is blijkens het rapport een geluidsniveau van 56 dB(A) gemeten en op 1 september 2005 63 dB(A). In het rapport wordt verder onder meer gemeld:
'De heer [gedaagde] heeft geluidbeperkende maatregelen genomen (onder meer heeft hij het aantal hanen teruggebracht tot het afgesproken aantal van acht) en het doel van de meting is na te gaan welk effect de maatregelen hebben.
(…)
Op woensdag 24 augustus en donderdag 1 september zijn de Lamax-metingen uitgevoerd. Tijdens de meting op 24 augustus bleek dat de hanen (de gehele ochtend) in de nachthokken zouden blijven. Het was juist ook de bedoeling om de hanen te meten wanneer die buiten de nachthokken zouden zijn. Daarom is op 1 september nogmaals een meting uitgevoerd toen de nachthokken werden geopend.
(…)
Op 24 augustus is in de dagperiode de situatie met gesloten hokken (nachtsituatie) gemeten.
(…)
De conclusie is dat de grenswaarde Lamax van 70 dB(A) tijdens de meting in de nachtsituatie en tijdens de meting dat de hokken geopend waren niet is overschreden. De getroffen maatregelen hebben effect gehad. Belangrijk is nu dat de getroffen maatregelen blijvend zijn.
Omdat de grenswaarde Lamax van 70 dB(A) echt een grenswaarde is, kan bij een onderschrijding van de grenswaarde nog wel sprake van hinder zijn. Bij de beoordeling van bedrijven wordt, wat betreft Lamax in eerste instantie uitgegaan van een waarde die maximaal 10 dB(A) meer mag bedragen dan het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau; in de woonsituatie in een dorp is dat veelal 45 + 10 = 55 dB(A) en soms 50 +10 = 60 dB(A).'
2.10 De gemeente heeft [gedaagde] -in vervolg op haar brief van 12 mei 2005- bij brief van 20 oktober 2005 bericht dat uit de op 24 augustus en 1 september 2005 gedane metingen is gebleken dat er door hem als houder van de hanen aan de gestelde verplichtingen isvoldaan, zodat niet zal worden overgegaan tot toepassing van artikel 2.4.20 van de APV.
2.11 Op dit moment houdt [gedaagde] nog 7 hanen op zijn perceel.
Het standpunt van [eiser 1]
3.1 [eiser 1] stelt dat het gekraai van de hanen op het perceel van [gedaagde] zodanig veel overlast veroorzaakt dat er sprake is van hinder in de zin van artikel 5:37 jo. 6:162 BW. Allereerst is er subjectief gezien sprake van hinder. Ten gevolge van het gekraai van de hanen heeft [eiser 1] te kampen met gezondheidsklachten die hem in zijn woongenot storen alsmede ernstig belemmeren in de uitoefening van zijn werk. [eiser 1] heeft in de loop van de tijd namelijk een overgevoeligheid ('trigger') voor het kraaien van de hanen ontwikkeld, nu dit geluid hem constant ergert. Dit leidt tot concentratiestoornissen, geheugenverlies, gevoelens van agressie en frustratie, hartkloppingen, constante vermoeidheid en een verhoogd adrenalinegehalte in het bloed. Daarnaast is er ook objectief gezien sprake van hinder. In een gebied als waar [eiser 1] woont, geldt een grenswaarde van 45 dB voor de dag, 45 dB voor de avond en 35 dB voor de nacht. De maximale geluidsniveau's zouden daar maximaal 10 dB bovenuit mogen komen, derhalve 55 dB (dag, avond) en 45 dB (nacht). De op 24 augustus en 1 september 2005 gemeten geluidsniveau's van 56 respectievelijk 63 dB gaan boven deze maxima uit. De hanen kraaien variërend van 1 keer per twee minuten tot 20 keer per minuut.
3.2 Ingevolge het arrest 'Losser I' van de Hoge Raad van 29 oktober 1993 (NJ 1994/107) dient de hinder veroorzakende buur voldoende pogingen in het werk te stellen om de gevolgen voor de andere buur te voorkomen c.q. te verzachten. [gedaagde] handelt onrechtmatig doordat hij onvoldoende heeft gedaan om de door [eiser 1] van het hanengekraai ondervonden overlast te voorkomen c.q. te verzachten. Weliswaar heeft [gedaagde] de hokken 's nachts afgesloten, waardoor de hinder 's nachts is afgenomen, maar de door de Milieuadviesdienst gemeten waarden overschrijden nog steeds de gebruikelijke geluidsnormen voor woonsituaties terwijl [eiser 1] bovendien nog steeds gezondheidsklachten door het hanengekraai ondervindt. Van [gedaagde] mag verwacht worden dat hij meer in het werk stelt om de overlast terug te brengen. Door daartoe niet over te gaan, hoewel zulks op eenvoudige wijze kan geschieden nu er aan de achterzijde van het perceel van [gedaagde] voldoende ruimte is om het hok voor de hanen te plaatsen, handelt [gedaagde] onzorgvuldig jegens [eiser 1] en daarmee onrechtmatig.
3.3 [gedaagde] handelt ook onrechtmatig jegens AOC aangezien hij weigert om maatregelen te treffen ter opheffing van de schade die AOC lijdt ten gevolge van het door het hanengekraai veroorzaakte niet optimale functioneren van [eiser 1] als docent bij AOC. AOC heeft reeds kosten moeten maken door de ziekmeldingen van [eiser 1] en wil voorkomen dat [eiser 1] zich opnieuw ziek dient te melden door gezondheidsklachten als gevolg van het gekraai van de hanen.
Het standpunt van [gedaagde]
4.1 [gedaagde] heeft de gevorderde voorziening betwist. Van onrechtmatig handelen van zijn kant is geen sprake. [eiser 1] dient het hanengekraai te dulden, en [gedaagde] voert daartoe het volgende aan.
4.2 De primaire vordering, strekkende tot het verwijderen van de hanen, is reeds niet toewijsbaar, nu uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het houden van hanen als zodanig geen onrechtmatige activiteit is. Voorts kan van onrechtmatig handelen jegens AOC geen sprake zijn nu de beweerdelijk geschonden norm -artikel 5:37 BW- niet strekt tot bescherming van schade zoals AOC zegt die te hebben geleden. Hiermee is niet voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW.
4.3 Gedurende de eerste 25 jaren waarin [gedaagde] zijn hobby heeft beoefend, heeft er nooit enige buur over geklaagd over het gekraai van de hanen. Sinds augustus 2004 is [eiser 1] evenwel klachten gaan uiten over het hanengekraai. In het gesprek tussen partijen op 12 september 2004 heeft [gedaagde] toegezegd het aantal hanen tot 8 terug te brengen. Wel heeft hij er toen bij [eiser 1] aandacht voor gevraagd dat hij het aantal hanen niet van de ene op de andere dag kon terugbrengen. Omdat het terugbrengen van het aantal hanen [eiser 1] echter niet snel genoeg ging, heeft laatstgenoemde zijn beklag gedaan bij gemeente en politie.
4.4 [gedaagde] heeft na de brief van de gemeente van 12 mei 2005 wel degelijk maatregelen genomen om het door zijn hanen geproduceerde geluid terug te brengen tot een niveau, waarbij de door de Milieuadviesdienst gehanteerde normen niet langer werden overschreden. [gedaagde] wijst er in dat verband op dat hij het aantal hanen heeft teruggebracht, de hanen uit de open front hokken heeft gehaald en in een afsluitbare schuur heeft ondergebracht, terwijl hij ook de verlichting in de schuur heeft veranderd. Na de geluidsmeting van 1 september 2005 heeft het College van B&W [gedaagde] bericht dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat er geen stappen jegens hem zullen worden ondernomen. Het probleem dat [eiser 1] heeft, is dat hij zich niet wenst neer te leggen bij de brief van de gemeente en evenmin bij de normen die de Milieuadviesdienst bij haar meting heeft gebruikt. Deze discussie moet hij echter niet met [gedaagde] voeren, maar met de gemeente en de Milieuadviesdienst.
4.5 Gezien het voorgaande heeft [gedaagde] aan zijn uit het publieke recht voortvloeiende verplichtingen jegens [eiser 1] voldaan. Ook civielrechtelijk gezien heeft [gedaagde] aan zijn verplichtingen voldaan. In dat verband wijst [gedaagde] erop dat zijn civielrechtelijke verplichtingen in hoge mate door zijn publiekrechtelijke verplichtingen worden bepaald. Daarnaast is van belang dat [gedaagde] zijn hobby al veel langer uitoefent dan [eiser 1] aan de [straatnaam] woonachtig is en dat andere buren nimmer hebben geklaagd over het hanengekraai.
De beoordeling van het geschil
5. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening wordt voldoende aanwezig geacht, en is overigens door [gedaagde] ook niet betwist.
6. De voorzieningenrechter is met [gedaagde] van oordeel dat de vorderingen, voor zover deze namens AOC zijn ingesteld, niet kunnen worden gegrond op artikel 5:37 BW, nu deze bepaling strekt tot bescherming van de eigenaar van een erf tegen onrechtmatige hinder toegebracht door de eigenaar van een naburig erf, en AOC ten deze niet als erfeigenaar in de zin van genoemd artikel kan worden beschouwd. Hiermee is niet voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW.
7. Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is afhankelijk van de aard, de ernst, en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden. Voor het antwoord op de vraag of hinder onrechtmatig is, is mede van belang of degene die zich beklaagt over hinder zich ter plaatse heeft gevestigd vóór dan wel ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen. In dat laatste zal hij een zekere mate van hinder eerder hebben te dulden (Hoge Raad 18 september 1998, NJ 1999,69). Verder moet rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (HR 15 februari 1991, NJ 1992,639).
8. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat hanengekraai door direct omwonenden -subjectief gezien- als een bron van ergernis en derhalve als hinderlijk kan worden ervaren. In zo'n situatie rust op degene die deze situatie in het leven roept de plicht de veroorzaakte hinder zodanig te beperken dat hierdoor geen -als onrechtmatig te kwalificeren- overlast ontstaat. De feitelijke begrenzing van deze plicht dient te worden bepaald aan de hand van datgene wat -objectief gezien- voor buren in het maatschappelijk verkeer als hinder nog aanvaardbaar is, bij overschrijding van welke grens sprake is van onrechtmatige hinder.
9. Met inachtneming van deze criteria overweegt de voorzieningenrechter als volgt:
a. [gedaagde] hield zich op het perceel [adres gedaagde] ten tijde van de aankoop van het naastgelegen perceel [adres eiser 1] door [eiser 1] al een kwart eeuw bezig met de hoenderfokkerij. Hierdoor dient [eiser 1] eerder hinder als gevolg van deze hobby te dulden dan wanneer [gedaagde] met zijn hobby was aangevangen na de aankoop van de woning door [eiser 1].
b. [eiser 1] heeft bovendien zelf gesteld dat hij ten tijde van de aankoop van zijn perceel op de hoogte was van de door zijn buurman beoefende hobby, dat hij voorafgaand aan de aankoop bij een bezichtiging hanengekraai heeft gehoord -terwijl er toen veel meer hanen aanwezig waren dan thans- en dat dit onderwerp met de makelaar is besproken. Dat hanen onder omstandigheden geluidshinder voor bewoners van omliggende percelen kunnen veroorzaken, mag een feit van algemene bekendheid worden genoemd. [eiser 1] had er naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij de aankoop van zijn perceel dan ook rekening mee moeten houden dat hij in de toekomst hinder zou kunnen ondervinden van het hanengekraai. Door het perceel te kopen ondanks het feit dat hij wist dat zijn buurman hanen hield, dient [eiser 1] een zekere hinder ten gevolge van het hanengekraai te aanvaarden.
c. Blijkens het geldende Bestemmingsplan Buitengebied (zie hiervoor onder overweging 2.1.) moet het gebied waar [eiser 1] en [gedaagde] woonachtig zijn worden aangemerkt als een landelijk gebied, waar agrarische bedrijvigheid -zoals het houden van dieren- een belangrijke rol speelt en waar in het woonklimaat een zekere mate van geluidsoverlast als gevolg van die agrarische bedrijvigheid dient te worden geaccepteerd. Ook om die reden had [eiser 1] bij de aankoop van het perceel rekening te houden met een zekere mate van hinder door dierenlawaai en dient hij zulks, voor zover niet onrechtmatig, te aanvaarden. De voorzieningenrechter merkt in dat verband nog op dat tijdens de descente op het erf van [eiser 1] ook hanengekraai van andere omliggende percelen duidelijk hoorbaar was.
d. Vast staat dat bij de eerste geluidsmeting van de Milieuadviesdienst de grenswaarde voor het geluidsniveau van het hanengekraai is overschreden, reden waarom [gedaagde] door de gemeente is gemaand om maatregelen te nemen teneinde het geluidsniveau terug te brengen. [gedaagde] heeft vervolgens het aantal hanen teruggebracht, hij heeft de resterende hanen uit de open front hokken gehaald en in een afsluitbare schuur geplaatst, en voorts heeft hij de verlichting in de schuur zo veranderd dat de hanen tot 7 uur 's morgens in het donker zitten. Desgevraagd heeft [eiser 1] aangegeven 's avonds en 's nachts (tot ongeveer 07.15 uur) ook geen hinder meer te ondervinden. Na deze maatregelen van de zijde van [gedaagde] heeft de Milieuadviesdienst een nieuwe geluidsmeting gedaan. Uit deze meting is gebleken dat de geldende grenswaarde voor het geluidsniveau van het hanengekraai niet is overschreden. Dit is voor de gemeente reden geweest om [gedaagde] mede te delen dat zij niet zal overgaan tot uitoefening van haar uit de APV voortvloeiende bevoegdheid tot het opleggen van een verbod om hanen te houden op de plaats waar zij thans gehouden worden. [gedaagde] heeft, gezien het voorgaande, naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende maatregelen getroffen ter voorkoming van geluidsoverlast door het hanengekraai. Aan het betoog van [eiser 1] dat de Milieuadviesdienst bij het verrichten van de geluidsmetingen is uitgegaan van onjuiste normen gaat de voorzieningenrechter voorbij. Uit de gehanteerde Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening kan immers worden afgeleid dat onder omstandigheden maximale geluidsniveaus kunnen worden toegestaan, van (onder meer) 70 dB overdag. Kennelijk hebben de Milieuadviesdienst en de gemeente deze situatie in het kader van de geluidsmeting op het oog gehad. Indien [eiser 1] het daarmee niet eens is, dan dient hij dat argument bij de gemeente aan te voeren. Dit had hij bijvoorbeeld kunnen doen door de gemeente te vragen gebruik te maken van haar uit de APV voortvloeiende bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is om dieren te houden. In dat kader had hij de kwestie van de gehanteerde maximale grenswaarden aan de orde kunnen stellen. [eiser 1] heeft echter nagelaten om een dergelijke weg te volgen. Voorshands gaat de voorzieningenrechter dan ook uit van de juistheid van de gebruikte geluidsmetingsnormen voor de situatie in deze kwestie.
10. Gezien al het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de door [eiser 1] ervaren overlast niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De gevraagde voorziening zal dan ook worden geweigerd.
11. [eiser 1] en AOC zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
BESLISSING
De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding:
weigert de gevraagde voorziening;
veroordeelt [eiser 1] en AOC in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 248,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Dölle, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2006.