Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 8 mei 2006
Parketnummer: 17/781003-06
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
Holstmeerweg 7.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 24 april 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Pieters, advocaat te Harlingen.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2005 tot en met 15 oktober 2005 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 118 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 3980 gram van een materiaal bevattende amfetamine en 1827 zogenaamde XTC pillen,
bevattende MDMA, zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA elk een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk tezamen en in vereniging met anderen, die hoeveelheid van ongeveer 118 gram van een materiaal bevattende cocaïne en die hoeveelheid van ongeveer 3980 gram van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van 1827 zogenaamde XTC pillen, bevattende MDMA, verstrekt aan zijn mededaders en welke mededaders dit materiaal vervolgens in een personenauto van een mededader hebben verstopt en welke mededader vervolgens met die personenauto naar Zweden is gereden en welke mededader zich vervolgens met die personenauto op Zweeds grondgebied heeft begeven.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte, samen met anderen, cocaïne, amfetamine en XTC van Nederland naar Zweden heeft gesmokkeld. Kennelijk heeft hij uitsluitend uit oogpunt van financieel gewin gehandeld en heeft hij zich daarbij niet bekommerd om de ernstige gevolgen die hard drugs kunnen hebben, in dit geval niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland.
Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte, ondanks het feit dat hij op de zitting heeft getracht zijn aandeel te bagatelliseren, bij deze smokkel duidelijk een hoofdrol heeft gespeeld als organisator en tussenpersoon tussen zijn mededaders en zijn contacten in de drugswereld. Verder weegt de rechtbank in verdachtes nadeel mee dat het ging om het transporteren van grote hoeveelheden drugs naar het buitenland en dat verdachte nota bene tijdens het ondergaan van elektronisch toezicht in aansluiting op een langdurige detentie, alweer met het plegen van dit strafbaar feit is begonnen. Ten slotte acht de rechtbank strafverzwarend dat verdachte al twee keer eerder in verband met opiumdelicten gevangenisstraffen heeft ondergaan.
Specifieke strafverminderende omstandigheden acht de rechtbank niet aanwezig. Uit het voorlichtingsrapport blijkt dat verdachte zich op dat moment nog beriep op zijn zwijgrecht, zodat de Reclassering de rechtbank geen advies heeft kunnen geven en de rechtbank aldus weinig inzicht heeft kunnen krijgen in verdachtes persoon.
Gezien al het bovenstaande rechtvaardigt de ernst van het delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot zo'n gevangenisstraf, die echter korter zal zijn dan door de officier geëist.
De rechtbank acht de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring nu het bewezenverklaarde feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en deze toebehoren aan verdachte.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een GSM van het merk Alcatel (A2);
- een GSM-lader van het merk Alcatel (F8);
- een aantal papieren en/of briefjes met teksten en/of telefoonnummers (A3, A5, A11 en A12); - een kladblok met aantekeningen (A14);
- een schrijfblok (F2).
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. P.G. Wijtsma en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2006. Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.