ECLI:NL:RBLEE:2006:AX1872

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
75337 / KG ZA 06-89
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk op ontwerpen voor Kloosterbier etiketten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 15 mei 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen WEDA BEHEER B.V. en GRONINGSE STADSBROUWERIJ B.V. Het geschil betreft de vraag of Groningse Stadsbrouwerij inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van Weda op de ontwerpen voor de etiketten van het product 'Kloosterbier'. Weda, een ontwerpbureau, heeft Groningse Stadsbrouwerij in kort geding gedagvaard, omdat zij van mening is dat de ontwerpen die door Retail & More zijn gepresenteerd, een directe kopie zijn van haar ontwerpen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de totaalindrukken van de ontwerpen van Weda en die van Retail & More zo sterk op elkaar lijken dat niet van een zelfstandig werk kan worden gesproken. De voorzieningenrechter heeft Groningse Stadsbrouwerij veroordeeld om zich te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Weda en heeft een dwangsom opgelegd voor iedere overtreding van deze veroordeling. De vorderingen van Weda tot betaling van een voorschot op schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen, omdat Weda haar spoedeisend belang en de hoogte van de schadevergoeding onvoldoende heeft onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft de kosten van het geding aan Groningse Stadsbrouwerij opgelegd, omdat deze grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Korte Gedingen
Uitspraak: 15 mei 2006
Kort-geding-nummer: 75337 / KG ZA 06-89
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
de besloten vennootschap
WEDA BEHEER B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
hierna te noemen: Weda,
procureur: mr. P. Tuinman,
advocaat: mr. Y.S. Brouwer te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap
GRONINGSE STADSBROUWERIJ B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
hierna te noemen: Groningse Stadsbrouwerij,
gemachtigde: mr. S.A. Sheoray Panday te Arnhem.
PROCESGANG
Weda heeft Groningse Stadsbrouwerij in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 12 april 2006. De behandeling van de zaak is vervolgens nader bepaald op 3 mei 2006.
Weda heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis - zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - Groningse Stadsbrouwerij veroordeelt:
primair:
I. zich met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Weda op de ontwerpen voor de verpakking van het product 'Kloosterbier', en derhalve iedere openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de ontwerpen voor de verpakking van het product 'Kloosterbier' (waaronder tevens is te verstaan het (doen) vervaardigen, het (doen) uitvoeren, het (doen) verkopen, het te koop (doen) aanbieden, het ten toon te (doen) stellen, het (doen) leveren, het (doen) gebruiken, dan wel het in voorraad (doen) hebben voor een van deze doeleinden of anderszins te verhandelen van de inbreukmakende zaken) te staken en gestaakt te houden;
II. tot betaling van een dwangsom van € 2.000,- aan Weda, voor iedere overtreding van deze veroordeling voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt, waarbij elk aangetroffen exemplaar van de inbreukmakende zaak geldt als een afzonderlijke overtreding, zulks te rekenen vanaf de dag van betekening van het te wijzen vonnis;
III. tot betaling van een bedrag van € 20.000,- als voorschot op een door Groningse Stadsbrouwerij aan Weda verschuldigde schadevergoeding.
subsidiair:
IV. tot betaling van een bedrag van € 14.779,80 aan Weda, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 26 december 2005 tot de dag van betaling;
primair en subsidiair:
V. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 998,32 aan Weda;
VI. tot betaling van de kosten van het geding
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun raadslieden, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd, waarbij Groningse Stadsbrouwerij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van Weda, met veroordeling van Weda in de kosten van het geding.
Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht.
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De voorzieningenrechter doet heden uitspraak.
RECHTSOVERWEGINGEN
De vaststaande feiten
1. In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.1. Groningse Stadsbrouwerij heeft omstreeks december 2004 het reclamebureau Retail & More te Zwolle opdracht verstrekt voor het ontwikkelen van etiketten en promotiemateriaal voor een nieuw themabier, geheten 'Kloosterbier'. Hiertoe heeft Groningse Stadsbrouwerij op 16 december 2004 aan Retail & More een briefing gemaild, welke -voor zover ten deze van belang- als volgt luidt:
'De Groningse Stadsbrouwerij heeft al de streekbieren Grunn en Hunebed en heeft onlangs het eerste themabier ABnormaal, bekend van een tv programma, gepresenteerd. (…) 'Kloosterbier' wordt het 2e themabier en daarmee wordt de product-portfolio afgerond. (…) Het gaat om Klooster Ter Apel anno 1465 als merknaam. Met dit klooster wordt een licentie overeenkomst afgesloten. De officiële naam is: 'Domus Novae Lucis' oftewel 'Huis van het Nieuwe Licht'. Het klooster is benoemd tot de TOP 100 Monumenten in Nederland. Het kloosterbier dient ondanks de naam niet een streekproduct doch een THEMA BIER te worden. (…) Het logo is het Maltezer kruis. Het betreft dan ook het enige klooster dat fysiek nog bestaat uit de Middeleeuwen. Dit logo dient op het glaswerk te komen en is het beeldmerk van het nieuwe bier.
(…)
Er komen 3 biersoorten t.w.
Augustinus een tripel van 9%
Rochus/Johannes een blondbier van 6%
Theodorus/Innocentius een weissbier van 5%
De bieren worden verpakt in een 33 cl. buikfles a la Duvel en hebben een voor- en achteretiket. Het gaat om een etikettenlijn voor de 3 bieren., een universeel voetglas, een 3x een productposter voor de promotie en een geschenkverpakking met 6 bulkflessen 30 cl en een glas
(…)
vooretiket: logo, merknaam, soortnaam, alc% inhoudsmaat.
achteretiket: logo en verhaaltje
Indicatie: religieuze mystiek, uitstraling a la Westmalle.'
1.2. Weda exploiteert een ontwerpbureau. Omstreeks december 2004 heeft Groningse Stadsbrouwerij per post een folder van Weda ontvangen, waarin Weda bij wijze van proef haar diensten aanbiedt. Uiteindelijk heeft Groningse Stadsbrouwerij een zogeheten 'pitch' georganiseerd, waarbij een drietal bedrijven -waaronder Weda en Retail & More- zijn uitgenodigd om middels het indienen van ontwerpen mee te dingen naar de definitieve opdracht. Met alle drie kandidaten is de afspraak gemaakt dat de werkzaamheden op 'no cure no pay' basis zouden worden verricht.
1.3. Weda heeft de door haar vervaardigde ontwerpen op 2 februari 2005 gepresenteerd. Weda heeft etiketten ontwikkeld voor de bieren Augustinus (tripelbier), Odilia (blondbier) en Theodorus (witbier). Deze etiketten hebben aan de voorzijde een gekleurde achtergrond (roodbruin voor Augustinus, geelbruin voor Odilia en blauw voor Theodorus) en voorts bevatten zij een lichtgeel rechthoekig vlak. Deze beide vormen worden onderbroken door een cirkelvorm. In de cirkel staat een Maltezer Kruis afgebeeld, terwijl in de cirkel voorts de teksten 'Klooster Ter Apel' en 'Domus Novae Lucis Anno 1465' staan. Daarnaast vermeldt het vooretiket het alcoholpercentage van het bier, de naam van het bier in gotische letters, de aanduiding van het soort bier, alsmede het aantal cl. De achteretiketten, die in dezelfde kleurstelling zijn uitgevoerd als de vooretiketten, bevatten een aan het Klooster Ter Apel gerelateerde afbeelding, het logo van Klooster Ter Apel, de naam van het bier in gotische letters -met daarbij het waarschijnlijke geboorte- en sterfjaar van de 'naamgevers' van het bier, alsmede een Latijnse tekst.
1.4. Retail & More heeft haar ontwerpen omstreeks 9 februari 2005 gepresenteerd. Het betreft hier twee ontwerpen. De door haar ontworpen etiketten zien op de bieren Augustinus (tripelbier), Odillia (blondbier) en Theodorus (witbier). De ene serie etiketten is wat de voorzijde betreft uitgevoerd met een geel bovenvlak en een wit ondervlak. De andere serie is uitgevoerd met een geheel witte achtergrond. In het onderste deel van de etiketten staan in gotische letters de biernamen in de kleuren geel (Augustinus), rood (Odillia) en blauw (Theodorus). Voorts staan in het onderste deel van de etiketten het type bier en het alcoholpercentage vermeld. In het bovenste deel van de etiketten staat in het midden een Maltezer kruis afgebeeld, met daaronder de tekst anno 1465. Daarnaast staan om het Maltezer Kruis heen - in de vorm van twee halve cirkels- in gotische letters de teksten 'Klooster Ter Apel' en 'Domus Novae Lucis'. De achteretiketten zijn ook uitgevoerd met een geel bovenvlak en een wit ondervlak of met een geheel witte achtergrond. De bovenste gedeelten van de achteretiketten zijn gelijk aan het bovenste deel van de vooretiketten, terwijl de achteretiketten voorts de naam van het bier in de kleuren geel (Augustinus), rood (Odillia) en blauw (Theodorus) in gotische letters vermelden. In het onderste deel van de achteretiketten staan nog een Nederlandse tekst over het bier in kwestie, het alcoholpercentage, het aantal cl en het logo van Klooster Ter Apel.
1.5. Groningse Stadsbrouwerij heeft er uiteindelijk voor gekozen om de opdracht aan Retail & More te verstrekken. Retail & More heeft omstreeks juni 2005 haar definitieve ontwerpen gepresenteerd. De etiketten voor de voorzijde zijn in drie kleuren uitgevoerd: geel (Augustinus), rood (Odilia) en blauw (Theodorus). Deze etiketten hebben een gekleurde achtergrond, en een wit rechthoekig vlak. Hierin bevindt zich een cirkelvorm van twee cirkels. In de buitenste cirkel staat bovenin de tekst 'Kruisheren' en onderin de tekst 'Domus Novae Lucis A.D. 1465'. In de binnenste cirkel staat een Maltezer kruis afgebeeld, met daaronder de tekst 'Klooster Ter Apel'. Daarnaast vermeldt het vooretiket in gotische letters de naam van het bier in de kleuren geel (Augustinus), rood (Odilia) en blauw (Theodorus), de aanduiding van het soort bier, de categorie waar het bier in valt, het alcoholpercentage, alsmede het aantal cl. De achteretiketten kennen eveneens een gekleurde achtergrond en een wit vlak. Op de gekleurde achtergrond staan het alcoholpercentage en het logo van Klooster Ter Apel. Op het witte vlak staat in gotische letters de naam van het bier in de kleuren geel (Augustinus), rood (Odilia) en blauw (Theodorus), met daarbij de waarschijnlijke geboorte- en sterfdata van de 'naamgevers' van het bier in kwestie. Voorts vermeldt het witte vlak een tekst in het Nederlands en staat dezelfde cirkelvorm als op het vooretiket afgebeeld, met dezelfde teksten en het Maltezer kruis.
1.6. Groningse Stadsbrouwerij heeft vervolgens de bieren Augustinus, Odilia en Theodorus in productie genomen. De bijbehorende bierflesjes zijn voorzien van etiketten, gelijk aan het definitieve ontwerp van Retail & More, en worden thans verkocht via de Mitra slijterijen.
1.7. Weda heeft Groningse Stadsbrouwerij bij brief van 12 december 2005 onder meer het volgende medegedeeld:
'Veel kwalijker is het, dat het door jullie uitgevoerde ontwerp een regelrechte kopie is van hetgeen ons bureau jullie heeft voorgesteld. Dit zonder enig medeweten van onze zijde. Het mag duidelijk zijn dat de Groningse Stadsbrouwerij op zeer opzichtige wijze inbreuk heeft gemaakt op onze auteursrechten. (…) Aangezien ik uit de uitgevoerde ontwerpen mag concluderen dat onze voorstellen een 'cure' hebben opgeleverd, lijkt het mij niet meer dan logisch dat onze verrichte werkzaamheden conform afspraak en begroting gehonoreerd zullen worden; derhalve tref je bijgaand onze factuur aan voor de verrichte werkzaamheden. Gezien de inbreuk die is gemaakt op onze ontwerpen en het feit dat jullie een vertaling van het ontwerp inzetten op andersoortige producties, is tevens een vergoeding voor overdracht van de auteursrechten in deze factuur opgenomen.'
1.8. Groningse Stadbrouwerij heeft de factuur van Weda -ten bedrage van € 14.779,80- onbetaald gelaten.
Het standpunt van Weda
2.1. Weda stelt dat de ontwerpen die zij voor Groningse Stadsbrouwerij heeft gemaakt een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijke stempel van Weda als maker dragen, zodat zij als werken in de zin van de Auteurswet dienen te worden beschouwd. Het auteursrecht op deze werken komt aan Weda toe. Groningse Stadsbrouwerij maakt inbreuk op dit auteursrecht door de ontwerpen van Weda zonder toestemming van Weda openbaar te maken en te verveelvoudigen door ze te gebruiken als etiketten voor het Kloosterbier. Deze handelwijze van Groningse Stadsbrouwerij is onrechtmatig jegens Weda. Kleurstelling, lettertype, vlakverdeling en plaats van het Kruisherenwapen zijn nagenoeg gelijk in de ontwerpen van Weda en de uitvoering van Groningse Stadsbrouwerij. Slechts op ondergeschikte punten wijken de door Groningse Stadsbrouwerij gebruikte etiketten af van de ontwerpen van Weda. Voorts is zeer opvallend dat de dertiencijferige barcode van het gewijzigde ontwerp van Retail & More identiek is aan de barcode van het ontwerp van Weda van februari 2005. Deze omstandigheid onderstreept dat er sprake is geweest van het kopiëren van het werk van Weda door Retail & More.
2.2. De totaalindrukken van de ontwerpen van Weda en Retail & More vertonen een zodanige gelijkenis, dat de door Groningse Stadsbrouwerij thans gebruikte -en op de ontwerpen van Retail & More gebaseerde- etiketten niet als een nieuw en oorspronkelijk werk kunnen worden beschouwd. Het is uitgesloten dat Retail & More zelfstandig de ontwerpen heeft gemaakt zonder kennis te hebben genomen van de reeds door Weda vervaardigde ontwerpen. Van toeval kan gezien de gelijkenis tussen de ontwerpen van Weda en de thans gebruikte etiketten geen sprake zijn. De eisen die Groningse Stadsbrouwerij in de briefing van december 2004 heeft gesteld, zijn geen strikte voorwaarden waaruit maar één ontwerp kon rollen. Zo heeft Weda zelf binnen deze eisen talloze verschillende ontwerpen ontwikkeld.
2.3. Weda vordert tevens een voorschot op de door Groningse Stadsbrouwerij aan haar verschuldigde schadevergoeding wegens ongeautoriseerd gebruik van haar auteursrechtelijk beschermde ontwerpen. Deze schadevergoeding is gerelateerd aan het honorarium dat in geval van toestemming zou zijn bedongen, vermeerderd met een compensatie voor de aantasting van het auteursrecht. Daarnaast maakt Weda aanspraak op een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 998,32.
2.4. Subsidiair, voor het geval Groningse Stadsbrouwerij het bestaan van een overeenkomst tussen partijen erkent, vordert Weda nakoming van de 'no cure no pay' overeenkomst.
Het standpunt van Groningse Stadsbrouwerij
3.1. Groningse Stadsbrouwerij betwist dat zij het auteursrecht van Weda heeft geschonden. Zij erkent dat er tussen de door Weda ontworpen etiketten en de etiketten die thans op de bierflesjes gebruikt worden enige gelijkenis bestaat, maar deze gelijkenis wordt veroorzaakt door de vele eisen waar de reclamebureaus zich bij te maken van hun ontwerpen aan moesten houden. Voor de reclamebureaus bestond er dan ook weinig ruimte om een uitdrukkelijke stempel van de maker op het werk te drukken. Zo wordt er wat betreft de kleurstelling voor bepaalde soorten bier een vaste kleur gebruikt, waar men niet van kan afwijken. Witbier heeft in de regel een blauwe, blond bier een gele en tripel bier een rode of bruine achtergrond. Voorts moest bij de vlakverdeling gebruik worden gemaakt van het logo van het Klooster Ter Apel, gekoppeld aan de woorden 'Domus Novae Lucis' en 'Anno 1465' en diende het Maltezer kruis op de etiketten voor te komen. Het gotische lettertype is gekozen om het mystieke en middeleeuwse van het product te benadrukken. In een dergelijk geval is het gebruik van een gotisch lettertype gebruikelijk.
3.2. Het ontwerp van Retail & More wijkt wezenlijk af van het etiket van Weda, en niet slechts, zoals Weda stelt, op ondergeschikte punten. In de briefing heeft Groningse Stadsbrouwerij uitdrukkelijk aangegeven dat bij Kloosterbier sprake dient te zijn van een themabier. De etiketten van Weda wekken echter de indruk dat er sprake is van een streekbier. Daarnaast gebruikt Weda het logo van de Kruisheren aan de achterzijde zonder de naam 'Kruisheren' te noemen. Retail & More hanteert het Kruisheren schild aan de voorzijde om de associatie met de Kruisheren aan te halen. Ook noemt zij het woord 'Kruisheren' op het etiket. Verder verschilt de informatie op de achteretiketten bij de ontwerpen van Weda en die van Retail & More. De totaalindruk die de ontwerpen wekken, is gezien het voorgaande geheel verschillend. De ontwerpen van Retail & More kunnen dan ook als een eigen, oorspronkelijk werk worden aangemerkt dat het persoonlijk stempel van de maker draagt.
3.3. Groningse Stadsbrouwerij erkent dat de ontwerpen van Retail & More dezelfde barcode vermelden als die op de ontwerpen van Weda staat. Dit is veroorzaakt doordat Groningse Stadsbrouwerij op een gegeven moment een telefoontje van Retail & More kreeg met de vraag naar de te gebruiken barcode. In de hectiek van het moment heeft Groningse Stadsbrouwerij toen de barcode genoemd die door Weda reeds was gebruikt. Naderhand is de eigen barcode vermeld op het etiket. Een barcode maakt geen onderdeel uit van het auteursrechtelijk beschermde werk van de ontwerper van een etiket.
3.4. Nu er geen sprake is van schending van het auteursrecht van Weda, is Groningse Stadsbrouwerij geen schadevergoeding aan Weda verschuldigd. Voorts betwist Groningse Stadsbrouwerij dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. De opdracht is aan Retail & More gegund. Ook bestaat er geen grond voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
De beoordeling van het geschil
4.1. Ten aanzien van het spoedeisend belang overweegt de voorzieningenrechter dat dit voortvloeit uit de aard van de vordering van Weda. Daarmee wordt immers beoogd verdere inbreuken op haar auteursrecht te voorkomen.
4.2. Voor auteursrechtelijke bescherming is vereist dat een werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij de ontwerpen van Weda zonder meer sprake. Weliswaar was Weda bij het maken van deze ontwerpen gebonden aan zekere voorwaarden die Groningse Stadsbrouwerij had gesteld, maar binnen deze voorwaarden heeft zij een werk tot stand gebracht dat als oorspronkelijk kan worden beschouwd en het persoonlijk stempel van Weda draagt. Overigens heeft Groningse Stadsbrouwerij ook niet betwist dat de ontwerpen van Weda als een auteursrechtelijk beschermd werk dienen te worden aangemerkt.
4.3. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de ontwerpen van Retail & More als een verveelvoudiging van de ontwerpen van Weda moeten worden aangemerkt. Daarvan is sprake indien auteursrechtelijk beschermde elementen uit de ontwerpen van Weda zijn overgenomen door Retail & More. Echter, niet reeds het enkele feit dat tussen een werk waarvoor auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen en een als inbreukmakend bestreden voortbrengsel punten van overeenstemming bestaan, wettigt het vermoeden dat het laatste de vrucht is van ontlening. Daartoe is een mate van overeenstemming vereist die van een zodanige aard en omvang is dat, indien vorenbedoeld vermoeden niet wordt ontzenuwd, geoordeeld moet worden dat van een ongeoorloofde verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin sprake is. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een dergelijke overeenstemming komt het erop aan of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die de beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt (HR 29 november 2002, NJ 2003, 17).
4.4. Zowel Retail & More (zie hiervoor onder rechtsoverweging 1.4.) als Weda (zie hiervoor onder rechtsoverweging 1.3.) hebben in februari 2005 door hen ontworpen etiketten gepresenteerd. Geconstateerd moet worden dat de ontwerpen van de beide reclamebureaus toen niet of nauwelijks op elkaar leken. Echter, omstreeks juni 2005 heeft Retail & More haar definitieve etikettenontwerpen gepresenteerd. Het ontwerp van Weda zag er toen niet of nauwelijks anders uit dan hetgeen zij in februari 2005 had gepresenteerd. Het door Retail & More in juni gepresenteerde ontwerp week echter sterk af van haar ontwerp uit februari en leek bovendien sterk op het ontwerp van Weda. De totaalindrukken, die de definitieve ontwerpen van Retail & More en Weda maken, verschillen naar het oordeel van de voorzieningenrechter zo weinig van elkaar, dat de ontwerpen van Retail & More niet als een zelfstandig werk kunnen worden aangemerkt. Wanneer de definitieve ontwerpen van Retail & More worden vergeleken met haar eerdere ontwerpen uit februari 2005, en vervolgens worden de definitieve ontwerpen van Retail & More vergeleken met de definitieve ontwerpen van Weda, dan kan het niet anders of Retail & More heeft voor het maken van haar definitieve ontwerpen de beschikking gehad over de ontwerpen van Weda, en heeft daar een aantal opvallende elementen uit overgenomen. De combinatie van kleuren en vormen, alsmede de vlakverdeling, in de ontwerpen van Weda is zeer karakteristiek te noemen, zowel wat betreft de vooretiketten als de achteretiketten. Er is sprake van een gekleurde achtergrond in drie kleuren, met een licht voorvlak, onderbroken door een duidelijke cirkel met daarin een Maltezer kruis. In de ontwerpen van Retail & More uit februari 2005 is deze sprekende combinatie van vormen, kleuren en vlakverdeling niet terug te vinden, terwijl in de definitieve ontwerpen van Retail & More de combinatie van vormen en kleuren nagenoeg dezelfde is als die in de ontwerpen van Weda. De verschillen in de definitieve ontwerpen van beide reclamebureaus -zoals het gebruik van de term 'Kruisheren' zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter slechts ondergeschikt te noemen.
4.5. Het betoog van Groningse Stadsbrouwerij, dat de gelijkenis tussen de definitieve ontwerpen van Weda en Retail & More louter is veroorzaakt door de eisen die zij aan de ontwerpers heeft gesteld, faalt. In de briefing van december 2004 zijn door Groningse Stadsbrouwerij weliswaar zekere eisen gesteld aan de ontwerpen, maar deze eisen waren naar het oordeel van de voorzieningenrechter beslist niet zo strikt, dat het onvermijdelijk was dat Retail & More en Weda op nagenoeg dezelfde ontwerpen zouden uitkomen. Het betoog van Groningse Stadsbrouwerij wordt bovendien ontkracht door de omstandigheid dat Retail & More, binnen de door Groningse Stadsbrouwerij gestelde eisen, aanvankelijk -in februari 2005- met een ontwerp is gekomen dat geen of zeer weinig gelijkenis vertoonde met de ontwerpen van Weda. Ook kan, anders dan Groningse Stadsbrouwerij meent, niet worden geoordeeld dat de ontwerpen van Weda een associatie met een streekbier wekken, in tegenstelling tot de ontwerpen van Retail & More. Dat dezelfde barcode is gebruikt beschouwt de voorzieningenrechter overigens als van ondergeschikt belang, omdat de vormgeving daarvan niets te maken heeft met creativiteit en originaliteit.
4.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door Groningse Stadsbrouwerij gebruikte definitieve ontwerpen van Retail & More moeten worden aangemerkt als een verveelvoudiging van de ontwerpen van Weda, hetgeen een inbreuk oplevert op het auteursrecht van Weda, nu zij voor die verveelvoudiging geen toestemming heeft gegeven. Het gebruik van de aan de ontwerpen van Weda ontleende definitieve ontwerpen van Retail & More op bierflesjes van Groningse Stadsbrouwerij moet worden gezien als een openbaarmaking van de ontwerpen van Weda. Dit levert, nu Weda voor deze openbaarmaking geen toestemming heeft gegeven, eveneens een inbreuk op het auteursrecht van Weda op.
Het door Weda gevorderde verbod op schending van haar auteursrecht is derhalve toewijsbaar.
4.7. De gevorderde oplegging van dwangsommen zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter zal een maximum aan de te verbeuren dwangsommen verbinden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit kort-geding-vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen.
Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
4.8. Weda heeft voorts gevorderd betaling van een bedrag van € 20.000,- als voorschot op een door Groningse Stadsbrouwerij aan haar verschuldigde schadevergoeding. Deze vordering zal echter worden afgewezen. Daartoe is allereerst van belang dat Weda haar spoedeisend belang bij betaling van een schadevergoeding niet aannemelijk heeft gemaakt. Voorts heeft Weda de hoogte van het gevorderde bedrag aan schadevergoeding onvoldoende onderbouwd.
4.9. Aangezien Groningse Stadsbrouwerij het bestaan van een overeenkomst tussen partijen heeft betwist, is de voorwaarde waaronder de subsidiaire vordering is ingesteld niet vervuld, zodat deze vordering buiten verdere beschouwing kan blijven.
4.10. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen bij gebreke van een spoedeisend belang bij toewijzing van deze kosten eveneens worden afgewezen.
4.11. Nu de in dit kort geding te treffen voorlopige spoedvoorzieningen ertoe strekken, op verzoek van/aan een in een bij de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs, als bijlage I-C gevoegd bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie - WTO-overeenkomst) aangesloten land gevestigde natuurlijke-/rechtspersoon te beletten dat zich een inbreuk voordoet op een recht uit hoofde van de intellectuele eigendom, zal Weda - op grond van artikel 50 van vermeld TRIPs-verdrag en onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap van 16 juni 1998 (in zaak C-53/96 van Hermès tegen FHT) - een fatale termijn van zes maanden worden gesteld voor het aanhangig maken van een bodemprocedure, op straffe van verval van de hierna te geven veroordeling.
4.12. Groningse Stadsbrouwerij zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
BESLISSING
De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt Groningse Stadsbrouwerij om zich met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van Weda op de ontwerpen voor de verpakking van het product 'Kloosterbier', en derhalve iedere openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de ontwerpen voor de verpakking van het product 'Kloosterbier' (waaronder tevens is te verstaan het (doen) vervaardigen, het (doen) uitvoeren, het (doen) verkopen, het te koop (doen) aanbieden, het ten toon te (doen) stellen, het (doen) leveren, het (doen) gebruiken, dan wel het in voorraad (doen) hebben voor een van deze doeleinden of anderszins te verhandelen) te staken en gestaakt te houden;
bepaalt dat Groningse Stadsbrouwerij voor iedere overtreding van deze veroordeling voor iedere dag dat zodanige overtreding voortduurt, aan Weda een dwangsom verbeurt van € 2.000,-, waarbij elk aangetroffen exemplaar van de inbreukmakende zaak heeft te gelden als een afzonderlijke overtreding, te rekenen vanaf de dag van betekening van dit vonnis;
verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 250.000,-;
stelt de termijn waarbinnen Weda op grond van het bepaalde in artikel 260 Rv een bodemprocedure aanhangig dient te hebben gemaakt vast op zes (6) maanden na het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis.
veroordeelt Groningse Stadsbrouwerij in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Weda begroot op € 319,32 aan verschotten en € 816,00 aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2006.