65963 / HA ZA 04-783
datum vonnis: 1 februari 2006
RECHTBANK LEEUWARDEN
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
VONNIS in conventie en in reconventie in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEMUS B.V.,
gevestigd te Tubbergen,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
procureur: aanvankelijk mr. P.H. Redeker, thans mr. S.A. Roodhof,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSFORM HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. R.S. van der Spek.
Partijen worden hierna aangeduid als "Nemus" respectievelijk "Transform".
Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 6 september 2004, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, met producties;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende vermeerdering van eis, tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in voorwaardelijke reconventie;
- de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie, met producties;
1. De vaststaande feiten in conventie en in voorwaardelijke reconventie
1.1. Enig aandeelhouder en bestuurder van Nemus is Pebem Vastgoed B.V.(hierna: Pebem). Enig aandeelhouder en bestuurder van Pebem is Rem Bene Gerere B.V. Aandeelhouders en bestuurders van Rem Bene Gerere zijn [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]).
1.2. Transform is een zustervennootschap van Trip Advocaten & Notarissen B.V. (hierna: Trip). Trip Beheer B.V. is enig directeur van Transform en Trip. De directie van Trip Beheer B.V. bestaat uit vijf personen, waaronder [betrokkene 4], advocaat bij Trip te Leeuwarden (hierna: [betrokkene 4]).
1.3. Nemus heeft op 28 november 2000 in eigendom verworven grond, gelegen aan de Wiardaplantage 9 te 8939 AA Zuiderburen, Leeuwarden, waarop zij een kantoor heeft gebouwd (hierna: het Trias-pand). De financier van Nemus (en van de Pebemgroep), Friesland Bank N.V. (hierna: de Friesland Bank) heeft op 6 september 2001 op de grond met het daarop te stichten Trias-pand een recht van eerste hypotheek verkregen voor een bedrag van fl. 6.000.000,-.
1.4. Eind 2001, begin 2002 heeft [betrokkene 3], werkzaam bij DTZ Zadelhoff (hierna: [betrokkene 3]) namens Nemus Transform benaderd als mogelijke huurder van het Trias-pand.
1.5. De Friesland Bank heeft op 8 augustus 2003 tot zekerheid van haar vorderingen op Nemus en overige met haar verbonden ondernemingen een verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir beslag op onder meer het Trias-pand. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 8 augustus 2003 ingewilligd, waarna het beslag op dezelfde datum is gelegd en op 11 augustus 2003 is ingeschreven bij het Kadaster. Het verzoekschrift is voor de Friesland Bank ingediend door mr. R.J.L Gustenhoven (hierna: Gustenhoven), als advocaat werkzaam bij Trip in Leeuwarden. Voor de Friesland Bank is door Gustenhoven herhaaldelijk uitstel gevraagd voor het inleiden van een bodemprocedure.
1.6. Bij faxbrief van 25 september 2003 heeft Transform aan [betrokkene 3] een bod (van € 1.750.000,-) gedaan op het Trias-pand. Dit bod is verhoogd bij brief van 26 september 2003 (tot € 1.900.000,-) en nogmaals op 6 oktober 2003 (tot € 2.200.000).
1.7. Bij brief van 13 oktober 2003 heeft [betrokkene 3] aan [betrokkene 4] een afschrift doen toekomen van het volgende bericht van [betrokkene 1]:
Wij zijn van mening dat de (…) door [betrokkene 4] van Trip advocaten omschreven biedingen niet acceptabel zijn.
Wij denken dat u [betrokkene 4] moet aangeven dat er onder de gegeven omstandigheden meer opbrengst te verwachten is, dat wij ons daarom vrij hebben geacht om met andere partijen in onderhandeling te treden.
1.8. Nemus heeft vervolgens onderhandeld met Corporatieholding Friesland (hierna: CHF) over de verkoop van het Trias-pand. Daarop heeft [betrokkene 4] op 23 oktober 2003 een telefonisch bod gedaan van € 2.300.000,-. Dit bod is ingetrokken toen Nemus daarop niet direct inging.
1.9. Aanvankelijk leek overeenstemming te zijn bereikt tussen Nemus en CHF over de koop voor een bedrag van € 2.550.000,- (excl BTW) onder voorbehoud van toestemming van het bestuur van CHF. CHF is in onderhandeling getreden met Transform over verhuur. Echter, op 11 november 2003 werd aan Nemus en Transform meegedeeld dat het bestuur van CHF geen toestemming had verleend en dat de koop niet doorging.
1.10. Bij faxbrief van 11 november 2003 heeft [betrokkene 4] aan [betrokkene 3] en Nemus onder meer als volgt bericht:
(…)
Hierbij herhaal ik mijn telefonische aanbod van 23 oktober jl., dat ik toen reeds heb toegelicht als laatste bieding zonder verdere onderhandelingsruimte, te weten aankoop door Trip van het perceel grond en de opstallen van het Trias-pand voor een bedrag van € 2.300.000 excl. BTW vrij op naam, te leveren en te betalen 1 januari a.s. of zoveel eerder als onzerzijds mogelijk is.
(…)
Dit voorstel dient uiterlijk 12 november a.s. om 12.00 uur schriftelijk (per fax, gevolgd door verzending per post) en zonder voorbehoud te zijn aanvaard, bij gebreke waarvan het komt te vervallen (…).
1.11. Bij faxbrief van 12 november 2003 heeft [betrokkene 2] het aanbod van Transform van 11 november 2003 aanvaard.
1.12. Begin december 2003 ontstond discussie tussen partijen over de staat van het pand. Op 17 december 2003 heeft in dat verband een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarin nadere afspraken zijn gemaakt, vastgelegd in een faxbrief van [betrokkene 4] van 18 december 2003.
1.13. Tijdens een inspectie op 29 december 2003 bleek een vrij ernstige lekkage in het Trias-pand aanwezig te zijn. Aangezien Nemus de levering niet wilde uitstellen is afgesproken dat van de koopsom een bedrag van € 100.000,- in depot zou blijven.
1.14. Op 30 december 2003 is op verzoek van de Friesland Bank het beslag op het Trias-pand opgeheven.
1.15. De concept-aktes d.d. 1 december 2003 en 29 december 2003 van levering van het Trias-pand bevatten onder meer de volgende bepalingen:
DOEL VAN DEZE AKTE
Deze akte heeft ten doel uitvoering te geven aan een tussen verkoper en koper gesloten koopbevestiging door koper de eigendom te verschaffen van de hierna te omschrijven onroerende zaak.
KOOPOVEREENKOMST
Van genoemde koopbevestiging blijkt uit een onderhandse akte de dato elf november tweeduizend drie.
1.16. Bij faxbrief van 30 december 2003 heeft [betrokkene 4] aan mr. Alphons Petrus Maria Fiselier, notaris te Tubbergen (hierna: Fiselier) met betrekking tot de concept-akte van 29 december 2003 het volgende bericht:
Ik ga ervan uit dat de akte van levering morgen kan worden verleden. Ik zou graag nog één wijziging aan willen brengen in de akte van levering, te weten de tekst bij de kopjes: “Doel van deze akte” en Koopovereenkomst”. Ik verzoek u deze kopjes samen te voegen en de volgende tekst op te nemen:
”Doel van deze akte/Koopovereenkomst
Deze akte heeft ten doel uitvoering te geven aan een heden tot stand gekomen koopovereenkomst, waarvan de inhoud in deze akte is weergegeven.”
Voorts verzoek ik u om in de akte van levering uitdrukkelijk het tijdstip van passeren van die akte te vermelden.
(…)
1.17. Op 31 december 2003 is ten overstaan van Fiselier een notariële akte van levering gepasseerd. In deze akte komen onder meer de volgende bepalingen voor:
(…)
DOEL VAN DEZE AKTE/KOOPOVEREENKOMST
Deze akte heeft ten doel uitvoering te geven aan een heden tot stand gekomen koopovereenkomst, waarvan de inhoud in deze akte is weergegeven.
(…)
KOOP- EN LEVERINGSBEPALINGEN
(…)
3. Onbezwaarde levering. Bijzonder lasten/beperkingen
verkoper levert het gekochte:
- vrij van hypotheken en beslagen of inschrijvingen daarvan,
- (…)
4. Juridische garanties van verkoper; mededelingen van verkoper die geen garanties zijn
Verkoper staat voor het volgende in:
- (…)
- het gekochte is niet betrokken in een lopend geding voor de rechter of voor arbiters;
2.1. De vordering in conventie luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Primair
te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst tussen Nemus B.V. en Transform Holding B.V. gesloten met betrekking tot het kantoorgebouw, genaamd Trias, met overige aanhorigheden, staande en gelegen aan de Wiardaplantage 9 te 8939 AA Zuiderburen, Leeuwarden, uitmakende het gedeelte ter grootte van ongeveer 32 aren en 50 centiaren van het perceel kadastraal bekend gemeente Huizum, sectie K, nummer 447, nietig is, althans door de rechtbank vernietigd wordt, doordat een beroep in rechte op een vernietigingsgrond wordt aanvaard, alsmede te verklaren voor recht dat Nemus B.V. eigenaar van het Trias-pand is gebleven, ook na 31 december 2003;
Subsidiair
(te weten voor het geval de primaire vordering niet wordt toegewezen op voet van artikel 3:43 lid 1 sub a BW of op voet van artikel 3:40 BW, zodat het beroep op misbruik van omstandigheden dient te worden behandeld)
te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst tussen Nemus B.V. en Transform Holding B.V. tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden en Transform Holding B.V. te veroordelen ter opheffing van dit nadeel aan Nemus B.V. te voldoen een som hoog € 1.000.000,--, althans een som als door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW over deze som te berekenen over de periode van 31 december 2003 tot aan het moment van daadwerkelijke betaling, althans subsidiair, te verklaren voor recht dat de overeenkomst nietig is, nu het beroep in rechte op misbruik van omstandigheden wordt aanvaard, en te verklaren voor recht dat de eigendom van het Trias-pand bij Nemus is blijven rusten ook na 31 december 2003;
Primair en Subsidiair
Transform Holding te veroordelen in de kosten van het geding.
Althans zodanige uitspraak te doen als de rechtbank in goede justitie meent te behoren.
2.2. Daaraan heeft Nemus, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende stellingen ten grondslag gelegd. Nemus heeft zich genoodzaakt gezien onder druk van (de gelegde beslagen door) de Friesland Bank het Trias-pand te verkopen voor een bedrag dat € 1.000.000,- onder de normale marktprijs lag in een periode, namelijk op 12 november 2003, dat er beslag op het pand rustte. Transform was op de hoogte van de benarde situatie van Nemus en heeft daarvan (te handig) gebruik gemaakt. Immers, nadat de koop door CHF op het laatste moment niet doorging, heeft Transform binnen enkele uren haar bod dat zij had ingetrokken, opnieuw gedaan en daarbij aan Nemus slechts één dag gegund om het aanbod te aanvaarden. Primair is de koop nietig op grond van artikel 3:43 lid 1 sub a BW, omdat met betrekking tot het pand ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst een geding aanhangig was in de zin van dat artikel. Subsidiair stelt Nemus zich op het standpunt dat de koopovereenkomst nietig is omdat die in strijd is met de goede zeden of althans met de openbare orde omdat de kenbare onkreukbaarheid van advocaten daardoor is aangetast. Meer subsidiair stelt Nemus dat Transform misbruik heeft gemaakt van omstandigheden omdat zij had kunnen en moeten begrijpen dat Nemus bewogen werd tot het aangaan van de koopovereenkomst doordat zij in een noodtoestand verkeerde.
2.3. Transform heeft tegen de conventionele vordering verweer gevoerd en onder meer het volgende betoogd. Het Trias-pand is niet een goed waarover een geding aanhangig was, aangezien het Trias-pand niet het objectum litis was in de beslagprocedure. In het eventueel aanhangig te maken geschil ging het louter om de vaststelling van de hoogte van de schuld van Nemus aan de Friesland Bank. Dit geschil is niet aanhangig gemaakt. Artikel 3:43 BW is dus niet van toepassing. Mocht artikel 3:43 BW wel van toepassing zijn dan heeft Nemus de garantie in de akte van levering (punt 1.17.) geschonden. Bovendien is de rechtshandeling op grond van artikel 3:58 BW geldig geworden door het eindigen van het rechtsgeding – in casu het opheffen van het beslag – nu alle betrokkenen de rechtshandeling als geldig hebben beschouwd dan wel op 31 december 2003 de overeenkomst (opnieuw) hebben gesloten. Voorts is niet gehandeld in strijd met de goede zeden, want er is geen sprake van onzedelijke inhoud van de overeenkomst. Noch is gehandeld in strijd met de openbare orde, aangezien de overeenkomst niet in strijd is met de fundamentele beginselen van de huidige maatschappelijke organisatie. Ook is er geen sprake geweest van een noodtoestand bij Nemus en heeft Transform een reële prijs betaald. Het vonnis moet niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat de veroordeling tot betaling van € 1.000.000,- een restitutierisico met zich brengt.
2.4. Dit verweer doet Transform uitmonden in een vordering in reconventie, onder de voorwaarde dat de rechtbank de vordering van Nemus geheel of gedeeltelijk toewijst (waarbij de voorwaarde niet betreft de gevorderde veroordeling in de kosten van het geding), inhoudende dat Nemus bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden:
a. aan Transform te betalen, binnen acht dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, een bedrag van € 2.732.787,40,-;
b. tot vergoeding van de door Transform in dezen geleden schade, nader op te maken bij staat;
en tevens in de kosten van het geding.
2.5. Nemus heeft tegen de reconventionele vordering gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1. Nemus heeft bij conclusie van repliek haar vordering vermeerderd met dien verstande dat zij naast een verklaring voor recht tevens vordert dat Transform het Trias-pand ontruimd aan haar ter beschikking stelt. Voorts vermeerdert Nemus haar vordering met de eis dat Transform aan haar een opgave zal verstrekken van de inkomsten die Transform heeft genoten in verband met het bezit van het Trias-pand en dat Transform zal worden veroordeeld tot afgifte van de burgerlijke vruchten die zij heeft ontvangen met betrekking tot het Trias-pand. Transform heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen voormelde eiswijziging aan de zijde van Nemus en overigens de vordering betwist. De rechtbank volgt Transform in haar verweer dat de wijziging van eis leidt tot onredelijke vertraging van het geding, nu een heel nieuwe (hoofd)vordering wordt toegevoegd, namelijk ontruiming van het Trias-pand, die een discussie (en derhalve proceshandelingen) rechtvaardigt. Bovendien is er geen enkele reden (aangevoerd) waarom deze eisen niet meteen bij dagvaarding ingesteld hadden kunnen worden. De wijziging van eis is derhalve in strijd met de eisen van een goede procesorde, zodat de rechtbank dit deel van de vordering buiten beschouwing zal laten en recht zal doen op de oorspronkelijke vordering.
3.1. Partijen verschillen onder meer van mening over het tijdstip van het sluiten van de koopovereenkomst van het Trias-pand. De rechtbank volgt op dit punt Nemus in haar stelling dat de overeenkomst tot (ver)koop tussen partijen is gesloten in november 2003 en verwerpt het verweer van Transform dat de koopovereenkomst eerst op 31 december 2003 tot stand is gekomen. Uit de (ook door Transform) overgelegde correspondentie is duidelijk dat een (aan)bod van Transform van 11 november 2003 om het pand te kopen voor een bedrag van € 2.300.000,- op 12 november 2003 door Nemus is aanvaard, waarmee de essentialia van de overeenkomst vast stonden. Dat partijen nadien nog aanvullende afspraken hebben gemaakt over de alarminstallatie, kapotte ruiten en herstel in verband met lekkage, maakt dat niet anders. Uit de in de correspondentie door Transform gebruikte (juridische) terminologie is eveneens duidelijk dat ook Transform na medio november 2003 uitging van een overeenkomst tussen partijen.
3.3. Tussen partijen staat vast dat de Friesland Bank beslag heeft gelegd op het Trias-pand in augustus 2003 en dat het beslag is opgeheven op 30 december 2003. Nu hiervoor in punt 3.1. is overwogen dat de koopovereenkomst in november 2003 tot stand is gekomen, volgt hieruit dat ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst beslag rustte op het pand.
3.4. Daarmee komt de rechtbank toe aan de vraag of op het tijdstip van het sluiten van de koopovereenkomst met betrekking tot het Trias-pand een geding aanhangig was in de zin van artikel 3:43 BW. Een geding geldt onder meer als aanhangig in de zin van artikel 3:43 BW wanneer een verzoekschrift wordt ingediend ter griffie. Het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag op (onder andere) het Trias-pand is op 8 augustus 2003 ingediend bij de rechtbank. Nemus stelt dat vanaf die datum een geding aanhangig was over het Trias-pand. Volgens Transform is in het geval van een beslaglegging (nog) geen geding aanhangig in de zin van artikel 3:43 BW in de periode tussen het indienen van het beslagrekest en het uitbrengen van de dagvaarding. Bovendien heeft – wederom volgens Transform – een geding in het geval van een beslaglegging geen betrekking op het beslagen goed, maar op de vordering die de beslaglegger heeft op de eigenaar van het beslagen goed. Volgens Transform was derhalve in november 2003 geen geding aanhangig over het Trias-pand, nu de dagvaarding met betrekking tot de vordering van de Friesland bank niet is uitgebracht.
3.5. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat artikel 3:43 BW ruim moet worden uitgelegd. De ratio van de bepaling is het dienen van het algemeen belang, gelegen in de onkreukbaarheid van het gerechtelijk apparaat in de ruime zin van het woord. Zelfs de schijn mag niet gewekt worden dat personen, behorende tot het rechtsapparaat in de ruime zin van het woord, belang zouden nemen bij de afloop van een geding (Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6) blz. 1145). Het begrip geding als zodanig is niet in de wet terug te vinden, maar gelet op het absolute karakter van het in artikel 3:43 BW neergelegde verbod en de ratio ervan dient het zo breed mogelijk te worden uitgelegd en moet ervan worden uitgegaan dat een goed waarop beslag rust heeft te gelden als een goed waarover een geding aanhangig is.
3.6. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een geding aanhangig was over het Trias-pand in de periode dat op het Trias-pand beslag was gelegd, ook terwijl nog geen dagvaarding was uitgebracht. Onbetwist is dat Trip behoort tot de (rechts)personen op welke artikel 3:43 BW ziet. Nu Trip, middels Transform, het Trias-pand heeft verkregen valt de rechtshandeling daartoe onder artikel 3:43 BW. De schijn kan immers, in elk geval voor ‘leken’, gewekt worden dat Transform belang had bij het voortduren van het beslag en bij de afloop van het eventueel over de vordering van de beslaglegger te voeren geding en daarmee over de mogelijke executie van het pand. Het verweer dat de onkreukbaarheid van het gerechtelijk apparaat in gevallen als deze wordt bewerkstelligd door de regels van het beslagrecht zelf snijdt geen hout. Door de algemene regel van het beslagrecht dat een vervreemding van een goed, tot stand gekomen nadat op dit goed beslag is gelegd, niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen wordt immers slechts de beslaglegger, in dit geval de Friesland Bank, beschermd en niet (ook) het algemeen belang.
3.7. Uit het hiervooroverwogene volgt dat de rechtshandeling strekkende tot verkrijging door Transform van het Trias-pand, nietig is van rechtswege.
3.8. Het beroep van Transform op convalescentie op grond van artikel 3:58 BW faalt. De handelingsonbevoegdheid van Transform en de daaruit voortvloeiende nietigheid van de koopovereenkomst is gebaseerd op artikel 3:43 BW. De ratio van dit artikel is, zoals hiervoor is overwogen, gelegen in het algemeen belang. De nietigheid die voorvloeit uit de in strijd daarmede begane handeling, is van zodanige aard dat die handeling niet door een latere handeling of erkenning kan worden gedekt of bekrachtigd. Van een situatie als bedoeld in art. 3:58 BW, waarin een aanvankelijk ontbrekend wettelijk vereiste alsnog wordt vervuld is in casu geen sprake. Dat na opheffing van het beslag (op 30 december 2003) een nieuwe overeenkomst tussen partijen zou zijn gesloten, zoals Transform stelt, is door Nemus gemotiveerd betwist en blijkt overigens niet (voldoende) uit de stellingen van Transform en de door haar overgelegde stukken.
3.9. Nu de koopovereenkomst gesloten tussen Nemus en Transform met betrekking tot het Trias-pand nietig is, heeft de overeenkomst niet de beoogde rechtsgevolgen gehad. Nemus is derhalve eigenaar gebleven van het Trias-pand en de koopsom is door Transform onverschuldigd betaald. Transform heeft zich in dit verband beroepen op art. 3:53 BW, zij meent dat de gevolgen van de koopovereenkomst bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden. Zij heeft dit echter op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.
3.10. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Transform worden veroordeeld in de kosten van het geding.
3.11. Nu de vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank de vordering in conventie geheel of gedeeltelijk toewijst, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de vordering in reconventie.
3.12. Transform heeft terugbetaling van het door haar betaalde bedrag van € 2.296.460,- vermeerderd met de door haar betaalde BTW gevorderd. Nu in conventie is komen vast te staan dat de koopovereenkomst nietig is, kan Transform de koopprijs terugvorderen als onverschuldigd betaald, zoals Nemus ook erkent. Nemus heeft zich terzake van de terugbetaling beroepen op een opschortingsrecht. Immers, Transform is ten gevolge van de nietigheid van de overeenkomst ook verplicht het pand terug te leveren en Nemus wenst de betalingsverplichting op te schorten totdat Transform aan die verplichting heeft voldaan. Om die reden verkeert Nemus ook niet in verzuim, aldus Nemus. Transform heeft hiertegen geen verweer gevoerd en heeft zich niet uitgelaten over de termijn waarop zij aan haar verplichting zal voldoen. Nu Nemus zich terecht op opschorting beroept heeft Transform geen in rechte bewijsbare vordering op Nemus, zodat deze zal worden afgewezen.
3.13. Transform heeft ook vergoeding gevorderd van schade, nader op te maken bij staat. De schade bestaat volgens haar, behoudens de rente op de betaalde koopsom, onder meer uit bouwkundige en installatietechnische kosten, de kosten van inrichting van het Trias-pand voor zover niet ten volle afgeschreven, de kosten gemoeid met verhuizing van het Trias-pand naar een ander pand en de kosten gemoeid met verandering van briefpapier etc. De rechtbank is van oordeel dat nu de koopovereenkomst nietig is doordat Transform onbevoegd was, de kosten daarvan voor haar rekening dienen te blijven. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien Nemus door de investeringen van Transform ongerechtvaardigd is verrijkt. Nu Nemus gemotiveerd heeft betwist dat van een dergelijke verrijking sprake is, en in dat verband heeft aangevoerd dat iedere huurder/gebruiker specifieke wensen heeft en een pand conform die wensen inricht, waarop Transform niet heeft gereageerd, is onvoldoende komen vast te staan dat Nemus door de bouwkundige veranderingen die door Transform zijn gedaan, is verrijkt. De vordering tot vergoeding van schade zal derhalve worden afgewezen. Een andere grondslag voor de vordering(en) ontbreekt. Het betoog van Transform dat Nemus de garantie in de akte van levering heeft geschonden, indien komt vast te staan dat de conservatoire beslaglegging op het Trias-pand als een geding aanhangig in de zin van artikel 3:43 BW moet worden beschouwd, wordt verworpen. De garantiebepaling uit de akte van levering (punt 1.17) moet worden geacht niet te zien op de beslaglegging. Immers door Transform wordt niet betwist dat beide partijen van de beslaglegging op de hoogte waren en dat het kantoor van Trip, in de persoon van Gustenhoven, het beslagrekest en de aanvragen tot verlenging van het beslag heeft ingediend.
3.14. Transform zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in kosten van de procedure.
I. verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen Nemus B.V. en Transform Holding B.V. gesloten met betrekking tot het kantoorgebouw, genaamd Trias, staande en gelegen aan de Wiardaplantage 9 te 8939 AA Zuiderburen, Leeuwarden, nietig is en verklaart voor recht dat Nemus B.V. eigenaar van het Trias-pand is gebleven ook na 31 december 2003;
II. veroordeelt Transform in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Nemus begroot op € 4.605,40 aan verschotten en € 904,- aan kosten voor de procureur;
III. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad met betrekking tot punt II.;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af;
V. wijst de vordering af;
VI. veroordeelt Transform in de kosten van de procedure tot op heden aan de zijde van Nemus begroot op € 452,- aan kosten voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Engelbert-Clarenbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.