2.1. [eiser], geboren op [geboortedatum], is op 1 juni 1984 op basis van een ambtelijke aanstelling in dienst getreden bij de gemeente Groningen. Aldaar was hij werkzaam bij het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf. Na de verzelfstandiging van het GVB is het dienstverband van [eiser] per 1 mei 1995 voortgezet bij de NV Groninger Vervoerbedrijf, dat na privatisering -in 1997- is voortgezet onder de naam NV Arriva Groningen. Binnen Arriva Groningen is [eiser] werkzaam geweest als manager Human Resource. Per 1 juli 2003 is [eiser] aangesteld als coördinator HR-beleid met als standplaats Heerenveen. In deze staffunctie is [eiser] werkzaam geweest ten behoeve van alle bedrijfsonderdelen van Arriva. Het laatstelijk genoten salaris van [eiser] bedroeg € 6.979,68 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
2.2. Een vervoersconcessie is het recht om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak. Ten aanzien van concessiegebieden bestaat een onderscheid tussen zogenaamde directe en indirecte werknemers. Directe werknemers zijn werknemers die direct ten behoeve van het betreffende concessiegebied werkzaamheden verrichten, zoals chauffeurs en loketpersoneel. Indirecte werknemers zijn werknemers die zijn aangesteld bij algemene afdelingen zoals een onderhoudsdienst of een stafafdeling. In geval van de overgang van een concessie gaan de directe en een deel van de indirecte werknemers van de voormalige concessiehouder van rechtswege over op de nieuwe concessiehouder.
2.3. In het kader van de overgang van de concessie IJsselmond naar Connexxion heeft Arriva bekeken hoeveel directe en indirecte werknemers over zouden moeten gaan naar Connexxion. De uitkomst daarvan was dat er 68 directe (buschauffeurs) en 14 indirecte werknemers zijn overgegaan naar Connexxion.
2.4. Arriva heeft [eiser] bij brief van 7 maart 2005 medegedeeld dat in verband met het verlies van de concessie IJsselmond aan haar concurrent Connexxion de arbeidsovereenkomst met [eiser] in het kader van de Wet Personenvervoer 2000 (hierna te noemen: WPV 2000) met ingang van 4 september 2005 van rechtswege overgaat naar Connexxion. [eiser] heeft tegen deze aanwijzing voor overgang naar Connexxion geprotesteerd.
2.5. Connexxion heeft [eiser] bij brief van 3 augustus 2005 het volgende medegedeeld:
'Op 19 april en 13 mei j.l. hebben wij u geïnformeerd over het feit dat wij Arriva om een nadere toelichting hebben gevraagd inzake de aanwijzing van indirect betrokken medewerkers bij de concessie IJsselmond. Inmiddels is het accountantsonderzoek afgerond. De uitkomst van het onderzoek heeft voor u geen gevolgen. Dit betekent dat u per 5 september 2005 van rechtswege in dienst treedt bij Connexxion.
Zoals u waarschijnlijk bekend is, heeft Connexxion de concessie Waterland verloren en is deze concessie gegund aan Arriva Nederland. Ten gevolge van deze concessiewisseling zal onder andere een aantal werknemers, in de zin van de Wet Personenvervoer 2000 'niet-herleidbare indirecten' genoemd, per 11 december 2005 van rechtswege overgaan naar Arriva Nederland. Nu wij reeds eerder hebben moeten concluderen dat wij u geen passende functie binnen Connexxion kunnen aanbieden, zijn wij voornemens u als één van de niet-herleidbare indirecten te beschouwen.
Het voorgaande betekent concreet dat u in de periode vanaf 5 september 2005 tot 11 december 2005 in dienst bent en blijft van Connexxion, terwijl u niet verplicht bent tot het verrichten van werkzaamheden.
(…)
Vanaf 11 december 2005 gaat uw dienstbetrekking alsdan vanwege de verlening van de concessie Waterland aan Arriva Nederland van rechtswege over naar Arriva Nederland.´
2.6. In verband met de overgang van de concessies Waterland en NOOD zijn Arriva en Connexxion met elkaar in gesprek gegaan. Tijdens deze besprekingen is overeenstemming bereikt over de overgang van alle werknemers van de concessie NOOD en over de directe en herleidbare indirecte werknemers die op het vestigingenniveau van de concessie Waterland werkzaam zijn. Partijen hebben afgesproken om voor zover mogelijk de overgang van dit personeel 'met gesloten beurzen' te laten plaatsvinden. Dit bracht mee dat na 'verrekening' er op grond van de WPV 2000 nog 20,17 fte indirect personeel diende over te gaan van Connexxion naar Arriva. Connexxion heeft in dat verband een lijst van werknemers opgesteld die in haar visie voor overgang in aanmerking kwamen. Deze lijst bestond ten dele uit werknemers die ten tijde van de concessiewisselingen in 2005 reeds in dienst van Connexxion waren en ten dele uit werknemers die bij de concessiewisselingen van IJsselmond en Q-liner 315 van Arriva naar Connexxion waren overgegaan, waaronder [eiser]
2.7. Bij brief van 27 oktober 2005 heeft Connexxion Arriva in kennis gesteld van de over te dragen werknemers. Arriva heeft vervolgens de juistheid van de door Connexxion toegepaste selectie betwist, omdat het anciënniteitsbeginsel niet juist zou zijn toegepast.
Om die reden is als deskundige het bureau BDO Camp Obers ingeschakeld, teneinde de door Connexxion opgestelde personeelslijst te toetsen. BDO heeft in het door haar opgestelde rapport geconcludeerd dat het anciënniteitsbeginsel ten aanzien van [eiser] niet juist is toegepast omdat hij in dat verband ten onrechte niet was ingedeeld bij de hoofdkantoororganisatie van Connexxion.
2.8. [eiser] c.s. heeft vanaf zijn overgang naar Connexxion tot op heden geen werkzaamheden voor Connexxion verricht. Omdat [eiser] als standplaats Heerenveen heeft, en Connexxion daar geen werkzaamheden voor hem heeft, is hij door Connexxion boventallig verklaard. Connexxion heeft het loon van [eiser] tot en met de maand april 2006 betaald.