Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 24a van de Wet wordt de motorrijtuigenbelasting op verzoek geheven naar het verlaagde bestelautotarief indien de bestelauto is ingericht en wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine en voor het gelijktijdige vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel ten behoeve van die persoon.
4.2 Onder een niet-opvouwbare rolstoel wordt, ingevolge artikel 4a van de Uitvoeringsregeling motorrijtuigenbelasting 1994, voor de toepassing van artikel 24a van de Wet mede verstaan een ander in verband met de handicap noodzakelijk hulpmiddel van een dusdanige omvang of een dusdanig gewicht, dat de gehandicapte, rekening houdend met zijn specifieke handicap, voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een bestelauto.
4.3 In het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 1 juni 2005, nr. CPP2005/1200M, is aangegeven dat er ook hulpmiddelen zijn waarvoor, om ze te kunnen vervoeren in opgevouwen of gedemonteerde toestand, in feite geen bestelauto nodig is. Iemand met een specifieke handicap kan voor zijn vervoer dan toch zijn aangewezen op een bestelauto. Bijvoorbeeld als hij niet in staat is het hulpmiddel op te vouwen of in de auto te tillen, terwijl het wel mogelijk is het hulpmiddel via oprijplaten of een lift in de laadruimte van een bestelauto te plaatsen. Als de gehandicapte om een dergelijke reden voor zijn vervoer is aangewezen op een bestelauto, dan dient dit bij de aanvraag voor toepassing van de gehandicaptenregeling duidelijk te worden aangegeven en aannemelijk te worden gemaakt.
4.4 In de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 13 januari 2005, nr. WV 2005-5, aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is aangegeven dat de nieuwe regeling voor het grijs kenteken naar haar geest ruimhartig zal worden toegepast. Dat wil zeggen dat een gehandicapte die voor vervoer om technische redenen is aangewezen op een bestelauto, zonder verhoging van fiscale lasten grijs kan blijven rijden.
4.5 Naar het oordeel van de rechtbank rust op eiser - tegenover de betwisting door verweerder - de last aannemelijk te maken dat hij ter zake van de bestelauto voldoet aan onder meer de hiervoor onder de punten 4.1 tot en met 4.3 vermelde voorwaarden voor toepassing van het in artikel 24a van de Wet bedoelde tarief.
4.6 Vaststaat dat eiser volledig is aangewezen op zijn rollator en dat hij niet in staat is om zijn rollator op te vouwen en over de drempel van een kofferbak te tillen. Verder slaagt hij er evenmin in om de klep van een kofferbak open en dicht te doen. Gelet op deze vaststaande feiten gaat de rechtbank er vanuit dat - hetgeen verweerder niet heeft betwist - niet iedere auto geschikt is voor het vervoer van eiser en het gelijktijdige vervoer van zijn in verband met zijn handicap noodzakelijk hulpmiddel, zijnde de rollator. In zijn verweerschrift alsmede ter zitting heeft verweerder gesteld dat er personenauto's bestaan, die voor het vervoer van de rollator - in uitgevouwen toestand - dezelfde faciliteiten bieden als eisers bestelauto. Daarbij heeft verweerder onder meer gewezen op de personenauto van het merk Renault Kangoo. Tegenover deze stelling heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zijn rollator van een dusdanige omvang of een dusdanig gewicht is dat hij, rekening houdend met zijn specifieke handicap, voor zijn vervoer (enkel) is aangewezen op het gebruik van een bestelauto. Dat eiser deze bestelauto op advies van het Centraal Bureau Rijvaardigheid alsmede op advies van verschillende autoverkopers heeft aangeschaft, maakt dit oordeel niet anders. Evenmin doet aan dit oordeel af dat de bestelauto (zie punt 2.3) qua inrichting is aangepast aan eisers invaliditeit, omdat dit - naar verweerder ter zitting onbestreden heeft verklaard - bij personenauto's evenzeer mogelijk is.
4.7 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er - met inachtneming van het onder punt 4.4 overwogene - in casu geen ruimte bestaat om eisers verzoek om toepassing van het verlaagde bestelautotarief te honoreren. Verweerder heeft dit verzoek derhalve terecht afgewezen. Dit brengt mee dat eisers beroep geen doel treft.