Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1 Eiseres, geboren op [geboortedatum], is gehuwd met [C], geboren op 12 juni 1962.
2.1 Eiseres genoot in het jaar 2003 van het Uitvoeringsinstituut Werknemers-verzekeringen (: UWV) een uitkering (Cadans/GAK/GUO-WW) van € 12.524,--, waarop een bedrag van € 2.800,-- aan loonheffing is ingehouden, alsmede een uitkering (GAK-ZW) van € 3.647,--, waarop een bedrag van € 579,-- aan loonheffing is ingehouden. Tevens genoot eiseres in het jaar 2003 van [D] B.V. een loon van € 660,--, waarop een bedrag van € 228,-- aan loonheffing is ingehouden en van [E] B.V. een loon van € 213,--, waarop geen loonheffing ingehouden.
2.3 In haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2003 heeft eiseres enkel de van het UWV genoten uitkeringen van in totaal € 16.171,-- vermeld als inkomsten uit dienstbetrekking.
2.4 De echtgenoot van eiseres genoot in het jaar 2003 een loon van € 37.287,--, waarop een bedrag van € 10.942,-- aan loonheffing is ingehouden. Deze bedragen heeft eiseres' echtgenoot in zijn aangifte vermeld. Daarnaast heeft hij de inkomsten uit de eigen woning van € 7.014,-- negatief aan hem toegerekend, zodat hij zijn belastbaar inkomen uit werk en woning heeft berekend op een bedrag van € 30.273,--.
2.5 De aangiften IB/PVV voor het jaar 2002 van eiseres en haar echtgenoot zijn op 5 juli 2004 door hun gemachtigde ingediend bij de belastingdienst te Heerlen. De verschillende bladzijden van deze aangiftebiljetten zijn - conform voorschrift - losbladig (ongeniet) ingediend.
2.1 Met dagtekening 3 september 2004 heeft verweerder aan eiseres een voorlopige aanslag IB/PVV opgelegd voor het jaar 2003 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.273,--. Volgens deze aanslag was zij een bedrag van € 8.003,-- aan IB/PVV verschuldigd. Na verrekening van een bedrag van € 10.942,-- aan loonheffing leidde deze aanslag tot een terug te ontvangen bedrag aan IB/PVV van € 2.939,--.
2.7 Aan eiseres' echtgenoot heeft verweerder met dagtekening 15 januari 2003 een voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2003 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.920,--. Deze aanslag leidde tot een teruggaaf van € 5.318,--. Met dagtekening 3 september 2004 heeft verweerder aan de echtgenoot van eiseres een nadere voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2003 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.171,--. Deze aanslag leidde - in verband met de eerste voorlopige aanslag - tot een terug te betalen bedrag van € 4.642,--.
2.8 Bij brief van 8 oktober 2004 heeft de gemachtigde van eiseres verweerder verzocht om de aan eiseres opgelegde(negatieve) voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2003 te verrekenen met de aan de echtgenoot van eiseres opgelegde (positieve) nadere voorlopige aanslag voor het jaar 2003.
2.1 Met dagtekening 18 februari 2005 heeft verweerder aan eiseres een (definitieve) aanslag IB/PVV opgelegd voor het jaar 2003. Deze aanslag heeft verweerder - conform de voorlopige aanslag - bepaald naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 30.273,--. Aldus was zij een bedrag van € 8.003,-- aan IB/PVV verschuldigd. Deze aanslag leidde - na verrekening van een bedrag aan loonheffing van € 10.942,-- en de opgelegde voorlopige aanslag van (negatief) € 2.939,-- - tot een bedrag van nihil.
2.1 Bij brief van 25 mei 2005 heeft verweerder aan de echtgenoot van eiseres meegedeeld dat bij de behandeling van de aangifte is gebleken dat de aangiftegegevens van hem en eiseres zijn verwisseld. Vervolgens heeft verweerder met dagtekening 9 juni 2005 aan de echtgenoot van eiseres een (definitieve) aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 30.273,--. Dit leidde tot een teruggaaf aan IB/PVV van € 2.156,--.
2.11 Bij separate brief van 25 mei 2005 heeft verweerder aan eiseres aangekondigd dat aan haar een navorderingsaanslag zal worden opgelegd wegens de verwisseling van de aangiftegegevens van haar en haar echtgenoot. Met dagtekening 9 juni 2005 heeft verweerder deze navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.171,--. Volgens deze navorderingsaanslag, waarin enkel de door eiseres van het UWV genoten uitkeringen zijn begrepen, is eiseres een bedrag van € 3.363,-- aan IB/PVV verschuldigd. Deze navorderingsaanslag resulteerde - na verrekening van de op de hiervoor onder punt 2.2 bedoelde uitkeringen ingehouden loonheffing ad € 3.379,-- en de voorlopige aanslag van (negatief) € 2.939,-- - in een terug te betalen bedrag aan IB/PVV van € 2.923,--.