ECLI:NL:RBLEE:2006:AY0094
Rechtbank Leeuwarden
- Raadkamer
- M.H. Severein
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-onderzoek bij veroordeelden
In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 29 juni 2006 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. Het bezwaarschrift was op 2 juni 2006 ingekomen en de behandeling vond plaats op 21 juni 2006. De klager, die in 2005 was veroordeeld voor belaging, stelde dat de wetgever de verplichting om DNA-materiaal af te staan gefaseerd zou invoeren, en dat hij geen recht had op het afstaan van DNA omdat zijn misdrijf niet onder de zwaarste categorieën viel. De rechtbank oordeelde echter dat de klager was veroordeeld voor een misdrijf dat onder de reikwijdte van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden valt. De rechtbank benadrukte dat het aan de wetgever is om de omvang en wijze van invoering van de wet te bepalen, en dat de klager geen rechten kan ontlenen aan een algemeen geformuleerde folder van het ministerie van Justitie.
Daarnaast voerde de klager aan dat de verplichting om DNA af te staan een onevenredige inbreuk op zijn integriteit oplevert. De rechtbank stelde vast dat er voldoende waarborgen zijn gecreëerd om misbruik van DNA-profielen te voorkomen, zoals het feit dat de DNA-databank geen namen bevat, maar alleen nummers van identiteitszegels. De rechtbank oordeelde dat de verplichting om DNA af te staan bij wet is voorzien en dat dit een legitiem doel dient, zoals beschreven in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift ongegrond was en dat er geen sprake was van schending van het recht op privé-leven van de klager. De beslissing werd genomen door mr. M.H. Severein, met J. de Jong als griffier.