ECLI:NL:RBLEE:2006:AY5222

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/880010-06 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een reeks inbraken in Friesland met betrekking tot bewijsvoering en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 27 juli 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een reeks inbraken in Friesland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere inbraken, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank baseerde haar oordeel op het bewijs dat onder andere bestond uit een schoenspoor dat op de plaats delict was aangetroffen, dat overeenkwam met een schoen die in beslag was genomen van de verdachte. De verdachte heeft geen redelijke verklaring kunnen geven voor het aantreffen van dit schoenspoor, wat de rechtbank als bewijs voor zijn betrokkenheid beschouwde.

De rechtbank heeft ook de bruikbaarheid van verklaringen van medeverdachten beoordeeld. Het gebruik van deze verklaringen was niet in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, omdat de verdediging de gelegenheid had gehad om deze verklaringen te toetsen. De rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachte betrouwbaar, omdat deze gedetailleerd waren en ondersteund werden door andere bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft de vorderingen van verschillende benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen goederen aan de benadeelde partijen gelast. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de schade die de slachtoffers hebben geleden door de inbraken.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 27 juli 2006
Parketnummer: 17/880010-06
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Zwolle, Huub van Doornestraat 15.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 13 juli 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem (onder 1., als derde) telastegelegde inbraak bij de sportaccommodatie te Leeuwarden op 3 januari 2006, omdat de rechtbank dit feit niet bewezen acht.
NADERE BEWIJSOVERWEGINGEN
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van de aan hem (onder 2., als tweede) telastegelegde inbraak bij de sporthal aan het Kalverdijkje te Leeuwarden op 20 december 2005 dient te worden vrijgesproken, omdat het schoenspoor dat op de plaats van het delict is aangetroffen ook op een andere dag dan 20 december 2005 of door iemand anders met gelijksoortige schoenen kan zijn veroorzaakt, zodat dit feit niet bewijsbaar is.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit het proces-verbaal van de Technische Recherche, nr. 2005 12 2251, d.d. 30 januari 2006, blijkt dat het schoenspoor dat op 20 december 2005 in de kluisruimte van de sporthal aan het Kalverdijkje te Leeuwarden is aangetroffen, volgens de technisch rechercheur is veroorzaakt door de linkerschoen van het merk "FUBU", die onder verdachte is inbeslaggenomen.
De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid, gezien de plaats waar het schoenspoor is aangetroffen en de stelligheid van de constatering ("is veroorzaakt" geeft de grootst mogelijke zekerheid van een conclusie aan) op zichzelf en in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend is voor het bewijs van het feit dat verdachte bij de voornoemde inbraak betrokken is geweest.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte ten aanzien van dit feit en het aantreffen van dit schoenspoor geen enkele verklaring heeft afgelegd en dat hij derhalve geen redelijke verklaring heeft willen of kunnen geven, die aannemelijk maakt dat dit schoenspoor op een andere wijze dan door zijn betrokkenheid bij het feit op deze plaats terecht is gekomen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak in de sporthal aan het Kalverdijkje te Leeuwarden op 20 december 2005.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte bij alle telastegelegde feiten, met uitzondering van de inbraak te Beetsterzwaag op 20 januari 2006 en de inbraken bij de sportaccommodatie / sporthal te Leeuwarden op 3 januari 2006 en 20 december 2005, uitsluitend blijkt uit de verklaringen die de medeverdachte [medeverdachte 1] ten overstaan van de politie heeft afgelegd. Nu [medeverdachte 1] zich ter terechtzitting heeft beroepen op zijn verschoningsrecht, heeft de verdediging op geen moment de mogelijkheid gehad hem te ondervragen, teneinde de betrouwbaarheid van zijn verklaringen te kunnen toetsen, aldus de raadsman. Nu er geen ander bewijs voorhanden is dat een directe bevestiging inhoudt van de betrokkenheid van verdachte bij de genoemde feiten, is de raadsman van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] - gelet op de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens - niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de bruikbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs het volgende.
Het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal betreffende een ten overstaan van de politie afgelegde verklaring is niet zonder meer in strijd met artikel 6, eerste en derde lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het gebruik voor het bewijs van een dergelijk proces-verbaal is in ieder geval niet in strijd met artikel 6, eerste en derde lid EVRM, wanneer de verdediging in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad de in het proces-verbaal neergelegde verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. De enkele omstandigheid dat die persoon, na als getuige te zijn opgeroepen en verschenen, zich met succes beroept op een verschoningsrecht en derhalve geen verklaring aflegt, brengt niet mee dat een inbreuk wordt gemaakt op het door artikel 6, derde lid, aanhef en onder d EVRM neergelegde recht (vgl. HR 6 juni 2006, NJ 2006, 332).
In de onderhavige zaak is [medeverdachte 1] als getuige opgeroepen en verschenen ter terechtzitting van de rechtbank. De verdediging heeft de gelegenheid gehad over hem, zijn eerder afgelegde verklaringen en hetgeen hij ter terechtzitting heeft verklaard naar voren te brengen wat zij noodzakelijk oordeelde.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door [medeverdachte 1] ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen het volgende.
De rechtbank acht de door [medeverdachte 1] ten overstaan van de politie afgelegde en voor verdachte belastende verklaringen betrouwbaar, omdat:
1. [medeverdachte 1] zichzelf door het afleggen van deze verklaringen eveneens heeft belast; hij is inmiddels veroordeeld voor zijn aandeel in de feiten;
2. de verklaringen die [medeverdachte 1] heeft afgelegd over het algemeen gedetailleerd zijn en steun vinden in de verklaringen van de aangevers; [medeverdachte 1] verklaart bijvoorbeeld met betrekking tot de inbraak in de periode omvattende 28 en 29 september 2005 te Gorredijk (telastegelegd onder 4., als vijfde) dat hij verdachte op een gegeven moment hoorde zeggen "Kut, we zijn de cartridges vergeten", terwijl de aangever van het desbetreffende feit heeft verklaard dat hij na de inbraak achter de toonbank van zijn zaak een heleboel cartridges in een plastic kist heeft aangetroffen, welke uit de stellingen waren gehaald doch niet waren meegenomen;
3. de verklaring die [medeverdachte 1] heeft afgelegd met betrekking tot de inbraak op 20 januari 2006 te Beetsterzwaag (telastegelegd onder 1., als eerste) overeenstemt met hetgeen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] (uiteindelijk) daarover hebben verklaard;
4. de verklaring die [medeverdachte 1] heeft afgelegd met betrekking tot de inbraak op 2 november 2005 te Workum (telastegelegd onder 3., als derde) wordt ondersteund door het feit dat hijzelf, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] later die nacht op relatief geringe afstand van de pleegplaats zijn gecontroleerd door de politie en met zijn drieën zijn aangetroffen in de auto van [medeverdachte 1];
5. de verklaring die [medeverdachte 1] heeft afgelegd met betrekking tot de inbraak in de periode omvattende 28 en 29 september 2005 te Gorredijk (telastegelegd onder 4., als vijfde) wordt ondersteund door het feit dat de bij die inbraak weggenomen laptop, overeenkomstig hetgeen [medeverdachte 1] daarover heeft verklaard, is aangetroffen in de woning van verdachte en deze daarvoor geen (aannemelijke) verklaring heeft gegeven, terwijl dit feit wel vraagt om een dergelijke verklaring;
6. verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] geen verklaringen hebben afgelegd die een lezing van de gang van zaken, die afwijkt van hetgeen [medeverdachte 1] daaromtrent heeft verklaard, aannemelijk maken.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de maand januari 2006 in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
te Beetsterzwaag, in de gemeente Opsterland, op 20 januari 2006 uit een tankshop gevestigd aan de Hoofdstraat heeft weggenomen een (afstort)kluis, inhoudende geld en meerdere sloffen sigaretten, toebehorende aan [benadeelde partij 1] en
te Beetsterzwaag, in de gemeente Opsterland, op 13 januari 2006 uit een tankshop gevestigd aan de Hoofdstraat heeft weggenomen een (afstort)kluis, inhoudende geld en meerdere sloffen sigaretten en meerdere telefoonkaarten en een hoeveelheid spaarzegels, toebehorende aan [benadeelde partij 1],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij in de maand december 2005 in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
te Leeuwarden in de dagen 6 december 2005 en 7 december 2005 uit een opslag- gereedschapcontainer heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap, toebehorende aan de [benadeelde partij 2] en
te Leeuwarden op 20 december 2005 uit een sporthal heeft weggenomen een kluis, inhoudende geld, toebehorende aan [slachtoffer A] en
te Oentsjerk op 23 december 2005 uit een winkelpand heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde partij 3],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en/of inklimming;
3.
hij in de maanden oktober 2005 en november 2005 in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
te Workum in de dagen 13 oktober 2005 en 14 oktober 2005 uit een bedrijfspand heeft weggenomen een boormachine en een schroefmachine, toebehorende aan [benadeelde partij 4] en
te Makkum in de dagen 19 oktober 2005 en 20 oktober 2005, in de gemeente Wunseradiel, uit een bedrijfspand heeft weggenomen een hoeveelheid geld en meerdere sloffen sigaretten, toebehorende aan [benadeelde partij 5] en
te Workum op 2 november 2005 uit een bedrijfspand heeft weggenomen een
computer, toebehorende aan [benadeelde partij 6] en
te Leeuwarden in de dagen 3 november 2005 en 4 november 2005 uit een bedrijfspand heeft weggenomen een zaagmachine, toebehorende aan [benadeelde partij 7],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en/of inklimming;
4.
hij in de maand september 2005 in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
te Goutum op 13 september 2005 uit een gereedschapcontainer heeft weggenomen twee zaagmachines, toebehorende aan [benadeelde partij 8] en
te Warten in de dagen 12 september 2005 en 13 september 2005 uit een container heeft weggenomen meerdere cv-ketels en meerdere expansievaten en een hoeveelheid gereedschap, toebehorende aan [benadeelde partij 9] en
te Wergea in de dagen 15 september 2005 en 16 september 2005 uit een bedrijfspand heeft weggenomen twee computers en een beeldscherm en een kopieermachine en twee printers en een boormachine en een kluis met inhoud, toebehorende aan [benadeelde partij 10] en
te Oentsjerk op 21 september 2005 uit een winkelpand heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde partij 3] en
te Gorredijk in of omstreeks de dagen 28 september 2005 en 29 september 2005 uit een winkelpand heeft weggenomen een kentekenbewijs en een creditcard en een computer en een kluis met inhoud en een hoeveelheid boekenbonnen en een afroombox, inhoudende geld, toebehorende aan [slachtoffer B],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en/of inklimming;
5.
hij in de maanden juli 2005 en augustus 2005 in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
te Dokkum in de dagen 27 juli 2005 en 28 juli 2005 uit een bedrijfspand heeft weggenomen twee geldkistjes, inhoudende geld, toebehorende aan [benadeelde partij 11] en
in de gemeente Leeuwarden in de dagen 23 augustus 2005 en 24 augustus 2005 uit een container heeft weggenomen plakband en trekbandjes en leidselband en koord en een föhn, toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 12],
waarbij verdachte en zijn mededaders zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en/of inklimming.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven::
1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
2. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd,
en
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
3. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd,
en
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
4. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd,
en
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en de voorlichtingsrapporten;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1., 2., 3., 4. en 5. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien maanden met aftrek van voorarrest;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een grote reeks inbraken die plaatsvonden door heel Friesland.
Gesproken kan worden van een stelselmatig en bijna professioneel optreden, waardoor veel mensen aanzienlijke schade hebben geleden.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest. Verder is over verdachte weinig bekend nu hij niet alleen zwijgt over vrijwel alle bewezen verklaarde feiten, maar ook over zijn persoonlijke omstandigheden. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat verdachte geschrokken is van het gebeurde of dat hij tot inkeer is gekomen. Evenmin is gebleken dat hij gewetensvol is over zijn aandeel in het plegen van de delicten of dat hij het verwerpelijke daarvan inziet. Behoudens het feit dat verdachte geen strafblad heeft, zijn er dan ook nauwelijks strafverminderende omstandigheden gebleken waarmee de rechtbank rekening kan houden. Met de door de raadsman genoemde omstandigheid dat verdachte bij het (veel) langer voorduren van de detentie zijn baan zal verliezen, kan de rechtbank slechts in zeer beperkte mate rekening houden. Naar het oordeel van de rechtbank doet een straf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis in het geheel geen recht aan de hoeveelheid en de ernst van de gepleegde feiten.
Alles afwegend, mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, komt de rechtbank tot de oplegging van de hierna te noemen straf.
BENADEELDE PARTIJEN
[benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door zijn geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van twee voorgeschreven formulieren bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 2. en 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de beide vorderingen, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman zijn weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade, na aanpassing en aanvulling van de vordering bij brief d.d. 11 juli 2006, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 8] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voor een bedrag ? 1.050,00 betrekking hebbende op de twee kettingzagen, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het overige deel van de vordering, dat wordt betwist, niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
[benadeelde partij 9] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 10] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 11] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[benadeelde partij 12] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen pakjes sigaretten (29 stuks, merk Marlboro, type gewoon, light en light 100's) en telefoonkaarten (13 stuks, merk T-mobile) dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde [benadeelde partij 1]. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat [benadeelde partij 1] de rechthebbende op deze goederen is, omdat:
- [benadeelde partij 1] namens [benadeelde partij 1] aangifte heeft gedaan van de diefstal van onder meer 15 sloffen sigaretten van het merk Marlboro (type gewoon, light en light 100's) en 30 telefoonkaarten van het merk T-Mobile, gepleegd op 13 januari 2006;
- de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte (samen met anderen) de voornoemde diefstal heeft gepleegd;
- de pakjes sigaretten en telefoonkaarten op 26 januari 2006 onder verdachte zijn inbeslaggenomen;
- het een dermate groot aantal pakjes sigaretten en telefoonkaarten betreft, dat de rechtbank het onaannemelijk acht dat verdachte deze goederen anders dan door diefstal heeft verkregen;
- verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij een dergelijk groot aantal pakjes sigaretten en telefoonkaarten in zijn bezit had, terwijl dit feit wel vraagt om een dergelijke verklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven schoenen (twee paar), schroevendraaier, zwarte jas met capuchon en mobiele telefoon, merk Nokia, type 2600, dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a(oud), 14b(oud), 14c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan [benadeelde partij 1], gevestigd te [adres 1], van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven pakjes sigaretten en telefoonkaarten.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven schoenen (twee paar), schroevendraaier, zwarte jas met capuchon en mobiele telefoon, merk Nokia, type 2600.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
1. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres 1], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 4.979,00 (zegge: vierduizend negenhonderd negenenzeventig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van ? 4.979,00 (zegge: vierduizend negenhonderd negenenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 4.979,00 ten behoeve van [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
2. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], [adres 2], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 2.303,95 (zegge: twee duizend driehonderd en drie euro en vijfennegentig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij 2], betalen een som geld ten bedrage van ? 2.303,95 (zegge: twee duizend driehonderd en drie euro en vijfennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 2.303,95 ten behoeve van [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
3. Wijst de beide vorderingen van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [adres 3], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een totaalbedrag van ? 2.304,00 (zegge: tweeduizend driehonderd en vier euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], betalen een som geld ten bedrage van ? 2.304,00 (zegge: tweeduizend driehonderd en vier euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 2.304,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
4. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4], [adres 4], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 2.434,50 (zegge: vierentwintighonderd en vierendertig euro en vijftig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij 4], te betalen een som geld ten bedrage van ? 2.434,50 (zegge: vierentwintighonderd en vierendertig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 2.434,50 ten behoeve van [benadeelde partij 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
5. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5], [adres 5], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 8.871,07 (zegge: achtentachtighonderd en eenenzeventig euro en zeven eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij 5], te betalen een som geld ten bedrage van ? 8.871,07 (zegge: achtentachtighonderd en eenenzeventig euro en zeven eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 67 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 8.871,07 ten behoeve van [benadeelde partij 5], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
6. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6], [adres 6], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 488,00 (zegge: vierhonderd en achtentachtig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij 6], te betalen een som geld ten bedrage van ? 488,00 (zegge: vierhonderd en achtentachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 488,00 ten behoeve van [benadeelde partij 6], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
7. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7], [adres 7], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 887,75 (zegge: achthonderd en zevenentachtig euro en vijfenzeventig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [benadeelde partij 7], te betalen een som geld ten bedrage van ? 887,75 (zegge: achthonderd en zevenentachtig euro en vijfenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 887,75 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
8. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8], wonende [adres 8], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 1.050,00 (zegge: duizend en vijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8], te betalen een som geld ten bedrage van ? 1.050,00 (zegge: duizend en vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 1.050,00 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
9. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9], [adres 9], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 5.083,98 (zegge: vijfduizend en drieëntachtig euro en achtennegentig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij 9], te betalen een som geld ten bedrage van ? 5.083,98 (zegge: vijfduizend en drieëntachtig euro en achtennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 38 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 5.083,98 ten behoeve van [benadeelde partij 9], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
10. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10], [adres 10], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 7.421,50 (zegge: zevenduizend vierhonderd en eenentwintig euro en vijftig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het, [benadeelde partij 10], te betalen een som geld ten bedrage van ? 7.421,50 (zegge: zevenduizend vierhonderd en eenentwintig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 56 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 7.421,50 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
11. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 11], [adres 11], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 5.450,80 (zegge: vijfduizend vierhonderd en vijftig euro en tachtig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [benadeelde partij 11], te betalen een som geld ten bedrage van ? 5.450,80 (zegge: vijfduizend vierhonderd en vijftig euro en tachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 41 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 5.450,80 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
12. Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 12], [adres 12], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 7.008,24 (zegge: zevenduizend en acht euro en vierentwintig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [benadeelde partij 12], te betalen een som geld ten bedrage van ? 7.008,24 (zegge: zevenduizend en acht euro en vierentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 53 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 7.008,24 ten behoeve van [benadeelde partij 12], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. G.A.M. van Dijk, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2006. Mr. Van Dijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.