RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
zaak-/rolnummer: 188917 CV EXPL 06-956
vonnis van de kantonrechter d.d. 15 augustus 2006
de besloten vennootschap Nuon Retail B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
de naamloze vennootschap N.V. Continuon Netbeheer,
gevestigd te Arnhem,
hierna enkelvoudig te noemen: Nuon,
eiseressen,
gemachtigde: Kroes & Partners,
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr R.A. Schütz.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft Nuon gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.063,54 met nevenvorderingen en met rente en kosten.
[gedaagde] heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek tevens houdende akte wijziging van eis, en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door partijen zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
Vaststaande feiten
2.1. Tussen partijen kan, als door Nuon gesteld en door [gedaagde] erkend dan wel niet of onvoldoende betwist, van het navolgende worden uitgegaan.
Nuon heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] nutsvoorzieningen geleverd.
Op 15 juni 2005 is [gedaagde] afgesloten van de levering van elektriciteit. Voor de afsluiting was [gedaagde] door Nuon bij brief van 17 mei 2005 gewaarschuwd.
2.2. Nuon baseert haar vordering op de stelling, dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van de door haar aan [gedaagde] ter zake van geleverde nutsvoorzieningen in rekening gebrachte bedragen tot een bedrag ad € 889,94.
Naast de bedragen van de openstaande facturen vordert Nuon vergoeding van rente, tot aan de dag van dagvaarding berekend op € 23,60, en van buitengerechtelijke kosten ad € 150,-. Tevens vordert Nuon ontbinding van de overeenkomsten ter zake van nutsvoorzieningen en netbeheer in de ruimste zin des woords, met enkele nevenvorderingen. Nuon stelt zich op het standpunt, dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn.
Bij repliek heeft Nuon haar vordering verminderd met een bedrag ad € 414,55 met betrekking tot heraansluitkosten en met de gevorderde voorschotbedragen vanaf 7 december 2005. Nuon corrigeert de dagvaarding op het punt van beweerdelijk geleden schade in die zin, dat de betreffende zinsnede (in punt 13 onder b, kantonrechter) als niet geschreven dient te worden beschouwd.
Reagerend op het verweer van [gedaagde] heeft Nuon (zo kort mogelijk samengevat) gesteld, dat zij in de dagvaarding abusievelijk heeft verzuimd het door [gedaagde] gevoerde verweer te vermelden, maar dat dit geen grond oplevert voor nietigheid van de dagvaarding, dan wel tot niet-ontvankelijkheid, nu het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) daarop geen sanctie stelt. Zij betwist dat in deze zaak sprake is van een situatie identiek aan die zoals genoemd in het vonnis van de kantonrechter te Deventer. Nuon kan het door haar gedane algemene bewijsaanbod gedurende de procedure herstellen.
Nuon betwist, dat zij haar vordering niet zou hebben gespecificeerd, nu zij een specificatie bij de dagvaarding heeft gevoegd. Nuon geeft uitleg over de totstandkoming van haar algemene voorwaarden. [gedaagde] is door middel van het inhuisbericht en bij de jaarlijkse afrekeningen erop gewezen dat de voorwaarden van toepassing zijn. Nuon erkent dat het bedrag van € 370,58 in de brief van 17 mei 2005 niet was gespecificeerd en zij geeft bij repliek alsnog een specificatie van dat bedrag. [gedaagde] heeft nimmer gereageerd op door haar verzonden herinneringen en aanmaningen. Ook heeft [gedaagde] niet gereageerd op de brief van 17 mei 2005. Nuon was op grond van artikel 9 van haar voorwaarden gerechtigd om bij niet-betaling tot afsluiting over te gaan. Bij brief van 17 juni 2005 heeft Nuon op verzoek van [gedaagde] een overzicht verstrekt van de onbetaald gebleven facturen. Van [gedaagde] ontvangen betalingen zijn door Nuon op (door haar nader aangegeven) openstaande facturen afgeboekt. [gedaagde] heeft wel degelijk gereageerd op de brieven van Jurofoon. Ook heeft Nuon [gedaagde] verwezen naar de Nuon Klantenman. Voorts heeft Nuon wel degelijk gereageerd op de brief van de burgemeester. In haar brief van 14 november 2005, waarvan de eerste pagina door [gedaagde] is overgelegd, heeft Nuon – op de tweede pagina daarvan – aangegeven waarop de hoofdsom betrekking had. De incassogemachtigde van Nuon heeft geen brieven van [gedaagde] ontvangen, zodat zij ook niet kon reageren op brieven van [gedaagde].
Nuon volhardt bij haar vorderingen tot ontbinding van de overeenkomsten en tot binnentreden van de woning van [gedaagde]. Tenslotte geeft Nuon een opsomming van de door haar en haar incassogemachtigde verrichte werkzaamheden.
2.3. [gedaagde] heeft zich tegen de vordering verweerd. Zij stelt daartoe primair, dat sprake is van een nietige dagvaarding, dan wel dat Nuon in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu Nuon heeft verzuimd in de dagvaarding het door [gedaagde] gevoerde verweer te vermelden alsook de reactie van Nuon daarop, en dat Nuon daarmee niet heeft voldaan aan haar substantiëringsplicht. [gedaagde] vermeldt in haar conclusie van antwoord het voorafgaand aan deze procedure door haar gevoerde verweer. Zij stelt daarbij (onder meer) dat zij ondanks herhaaldelijk verzoek geen specificatie van de vordering heeft ontvangen, dat Nuon niet op brieven van de Jurofoon heeft gereageerd, dat Nuon ook op brieven van haar huidige gemachtigde niet heeft gereageerd, dat Nuon op een brief van de burgemeester van de woongemeente van [gedaagde] niet heeft gereageerd, dat zij achtereenvolgens van Nuon en van Nuon's incassogemachtigde sommatiebrieven ontvangt met steeds verschillende bedragen en zij Nuon had meegedeeld dat de termijnnota van juni 2005 in verband met de onterechte afsluiting niet zou worden betaald. Tenslotte stelt [gedaagde] nog, dat Nuon in de dagvaarding slechts een algemeen bewijsaanbod heeft gedaan zonder aan te geven over welke bewijsmiddelen zij beschikt, terwijl zij ook geen relevante bewijsstukken heeft overgelegd. Nuon verwijst naar Kantonrechter Deventer, Prg. 2005, 175, waarin de kantonrechter om deze reden een vordering afwees.
Subsidiair betwist [gedaagde] dat er een achterstand in de betaling was, althans een zodanige achterstand dat dit tot het afsluiten van de energievoorziening mocht leiden. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vordering als niet onderbouwd moet worden afgewezen. [gedaagde] betwist de toepasselijkheid van algemene voorwaarden, evenals haar verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten. Nuon is nimmer gerechtigd geweest tot het afsluiten van de energievoorziening. Enige grond tot het vorderen van ontbinding van de overeenkomst is er voor Nuon niet. [gedaagde] ziet niet in waarom Nuon in haar woning moet zijn om daar verder zaken af te sluiten, omdat zij geen gebruik maakt van de energie die Nuon levert, nu zij door Nuon is afgesloten. Tenslotte stelt Nuon schade te lijden zonder deze nader te onderbouwen.
Zelfs als mocht blijken dat Nuon daadwerkelijk iets van [gedaagde] te vorderen zou hebben, dan nog dient zij in de visie van [gedaagde] in de kosten van het geding worden veroordeeld, nu Nuon geen pogingen heeft gedaan in der minne tot een oplossing te komen.
3.1. De kantonrechter beoordeelt dit geschil als volgt.
3.2. Het primaire verweer van [gedaagde], waarbij wordt geconcludeerd tot nietigheid van de dagvaarding dan wel tot niet-ontvankelijkverklaring van Nuon in haar vordering, wordt door de kantonrechter verworpen.
3.2.1. Blijkens de wetsgeschiedenis is (onder meer) (de tekst van) het derde lid van artikel 111 Rv ingegeven vanuit de gedachte de doorlooptijden van civiele procedures te verkorten, zoals dit bij de zogenaamde "versneld-regimezaken" in de handelssectoren van de rechtbanken ook is toegepast.
3.2.2. Mèt Nuon is de kantonrechter van oordeel, dat aan het niet voldoen aan het bepaalde in art. 111, derde lid, Rv, niet in directe zin gevolgen worden verbonden, en zeker geen nietigheid van de dagvaarding. In dit verband haalt de kantonrechter uit de Memorie van Toelichting op 26 855 (nr. 3, pagina 99, betrekking hebbend op het huidige artikel 111 Rv) aan:
"De sanctie kan hier niet zijn nietigheid: de rechter zal echter aan het tekort schieten van de eiser de gevolgen kunnen verbinden die hij geraden acht. Zo nodig kan hij op de voet van artikel 2.3.9 (het huidige artikel 120, kantonrechter) aan eiser bevel geven om de ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken. Overigens heeft de eiser er ook in verband met de mogelijkheid dat geen gelegenheid voor een conclusie van repliek zal bestaan, alle belang bij om zoveel mogelijk te anticiperen op de verweren van gedaagde."
Overigens ontslaat dit een eisende partij (zoals hier Nuon) niet van haar verplichting om haar dagvaarding dusdanig te substantiëren dat het zowel voor haar tegenpartij (zoals hier [gedaagde]) als voor de rechter duidelijk moet zijn wat het eigenlijke geschil tussen partijen inhoudt.
In deze procedure heeft Nuon's onzorgvuldigheid – zoals door Nuon zelf toegegeven, want door haar is aangegeven dat zij "abusievelijk" het verweer van [gedaagde] niet in de dagvaarding heeft vermeld – evenwel geen nadelige gevolgen opgeleverd voor de procesvoering, nu partijen in de gelegenheid zijn gesteld te repliceren en te dupliceren, waarmee zij hun onderscheiden standpunten nader hebben kunnen toelichten, zoals zij dat ook (uitgebreid) hebben gedaan.
Ook niet-ontvankelijkheid van Nuon in haar vordering is daarom niet aan de orde.
3.2.3. De door [gedaagde] aangehaalde uitspraak van de kantonrechter te Deventer (die overigens niet door [gedaagde], maar door Nuon als productie is overgelegd) maakt dit oordeel niet anders. Mèt Nuon is de kantonrechter van oordeel, dat de in die uitspraak bedoelde situatie niet identiek is aan die in de onderwerpelijke procedure.
3.2.4. Voorts kan, naar het oordeel van de kantonrechter, niet worden gezegd, dat onnodig vertraging in de afdoening van deze procedure is ontstaan.
3.2.5. Wat er daarom ook zij van het primaire verweer van [gedaagde], het kan, gelet op het bovenstaande, niet slagen. De kantonrechter zal daarom niet meer op elk detail van dit primaire verweer ingaan.
3.3. Ten aanzien van het subsidiaire verweer – waarbij de kantonrechter er van uitgaat dat het geldelijk belang in deze procedure na de vermindering van eis door Nuon bij repliek nog € 648,99 beloopt – wordt als volgt overwogen.
3.3.1. [gedaagde] heeft enerzijds betwist dat er een achterstand in de betaling bestond, althans een zodanige achterstand dat daarmee afsluiting van de energievoorziening gerechtvaardigd was (waarop de kantonrechter hierna terugkomt), en anderzijds dat Nuon haar vordering niet heeft onderbouwd.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. Nuon heeft haar vordering bij dagvaarding voldoende onderbouwd met behulp van de daarbij overgelegde specificatie. De in die specificatie genoemde bedragen leveren samen de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom van € 889,94 op. Hiermee wordt de opbouw van de vordering voldoende duidelijk.
Het had op de weg van [gedaagde] als meest gerede partij gelegen om haar verweer dat geen, althans een geringere achterstand bestond, met stukken – zoals betalingsbewijzen – te onderbouwen. Zij is tot tweemaal toe in de gelegenheid geweest deze stukken in het geding te brengen, maar desondanks heeft zij dat niet gedaan. De kantonrechter acht geen termen aanwezig om [gedaagde] hiertoe nogmaals in de gelegenheid te stellen.
3.3.2. [gedaagde] heeft voorts de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Nuon betwist en daarmee tevens de verschuldigdheid van incassokosten, de grond voor het afsluiten van [gedaagde] van de levering van nutsvoorzieningen en de ontbinding van de overeenkomsten.
Nuon heeft vervolgens bij repliek de totstandkoming van haar algemene voorwaarden uiteengezet, waarbij zij tevens heeft gesteld, dat [gedaagde] door middel van het inhuisbericht en de jaarlijkse afrekeningen attent is gemaakt op het feit dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn.
Nuon heeft bij repliek een exemplaar van haar algemene voorwaarden overgelegd. Daaruit blijkt dat deze in werking zijn getreden op 1 oktober 2001. Dit is door [gedaagde] niet betwist.
Op zich is het verweer van [gedaagde] dat slechts verwijzing naar de algemene voorwaarden onvoldoende is om de toepasselijkheid daarvan als vaststaand te beschouwen, in beginsel wel als juist te beschouwen, maar niet is gebleken dat [gedaagde] na ontvangst van inhuisbericht of jaarafrekeningen op enigerlei wijze kenbaar heeft gemaakt dat zij bezwaren had tegen de toepasselijkheid van algemene voorwaarden op de door haar met Nuon gesloten overeenkomsten. Integendeel, [gedaagde] heeft door het (grotendeels) voldoen aan haar verplichtingen uit de overeenkomst kennelijk stilzwijgend aanvaard, dat daarop de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Daarbij komt, dat [gedaagde] niet heeft betwist de stelling van Nuon, dat de bepalingen uit haar algemene voorwaarden die betrekking hadden op rechten en plichten als bedoeld in de Elektriciteitswet, de Gaswet 1998 en de wet van 1 juli 2004 die betrekking heeft op de wijziging van deze wetten, voor het overleg (de kantonrechter begrijpt: tussen EnergieNed en de Consumentenbond) als gegeven werden beschouwd. Nu kennelijk een substantieel deel van de inhoud van de algemene voorwaarden van Nuon voortvloeit uit de genoemde wetten, kan [gedaagde] zich in deze procedure niet met succes beroepen op de niet-toepasselijkheid van die voorwaarden.
In deze procedure geldt dan ook als uitgangspunt dat de algemene voorwaarden van Nuon op de overeenkomsten van toepassing zijn.
3.3.3. Nuon baseert de door haar toegepaste afsluiting van [gedaagde] van de levering van nutsvoorzieningen op haar algemene voorwaarden. Nu daaromtrent in de algemene voorwaarden expliciet bepalingen zijn opgenomen, kan niet worden gezegd dat de afsluiting van [gedaagde] van de levering op onterechte gronden heeft plaatsgehad. Er bestond immers een betalingsachterstand, die, blijkens de (onvoldoende gemotiveerd betwiste) specificatie, die Nuon bij repliek heeft verstrekt met betrekking tot het in de brief van 17 mei 2005 genoemde bedrag, bestond uit in elk geval drie maandtermijnen.
Deze betalingsachterstand, in samenhang met de omstandigheid dat die is blijven bestaan en zelfs hoger is geworden, rechtvaardigt tevens de vordering van Nuon tot ontbinding van de tussen partijen bestaande overeenkomsten. De met die ontbinding verband houdende nevenvorderingen kunnen eveneens worden toegewezen, nu de rechtvaardiging daarvoor mede uit de door Nuon bedoelde bepalingen uit de algemene voorwaarden kan worden afgeleid. Daarbij is niet van belang, of [gedaagde] nu al dan niet het nut van toewijzing van die vorderingen inziet.
3.4. Dit houdt in, dat het ter zake van hoofdsom gevorderde bedrag, zijnde € 889,94 verminderd met het bedrag van de vermindering van eis bij repliek, € 414,55, ofwel € 475,39 aan Nuon kan worden toegewezen. Voorts kunnen de gevorderde ontbinding van de overeenkomsten en de daarmee verband houdende nevenvorderingen worden toegewezen. Daarbij zal vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de door Nuon bij repliek bedoelde correcties.
3.5. Tegen de vordering tot vergoeding van rente is door [gedaagde] niet op zelfstandige gronden verweer gevoerd, zodat ook deze kan worden toegewezen.
3.6. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van incassokosten betwist. Zij heeft deze betwisting mede gebaseerd op de stelling, dat er geen buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die op grond van het rapport VoorWerk II voor vergoeding in aanmerking komen. Kennelijk heeft [gedaagde] daarmee bedoeld te stellen, dat voor de wèl verrichte werkzaamheden de artikelen 237 e.v. Rv een vergoeding kennen.
Beoordeeld moet daarom worden of het vorderen van een bedrag aan buitengerechtelijke kosten gerechtvaardigd, althans redelijk is.
Voor deze beoordeling hanteert de kantonrechter het uitgangspunt dat er door de incassogemachtigde méér werkzaamheden moeten zijn verricht dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Nuon heeft bij repliek een opsomming gegeven van de door haar gemachtigde verrichte incassowerkzaamheden. Daaruit blijkt niet, dat andere werkzaamheden zijn verricht dan die ter voorbereiding van de gedingstukken of ter instructie van de zaak. De kosten van deze werkzaamheden moeten worden bestreden uit de in de artikelen 237 e.v. Rv bedoelde vergoeding.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
3.7. Als de voor het merendeel in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande overeenkomsten met betrekking tot nutsvoorzieningen en netbeheer in de ruimste zin des woords, met ingang van heden;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Nuon van een bedrag groot € 498,99 (zegge: vierhonderdachtennegentig euro en negenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 475,39 vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 30 januari 2006, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om op werkdagen tussen 8.00 en 20.00 uur aan Continuon Netbeheer althans aan door haar aangewezen personen toegang te verlenen tot het onderhavige verbruiksperceel om aldaar de in de dagvaarding omschreven werkzaamheden uit te voeren, met machtiging aan Continuon Netbeheer om zich uitsluitend voor dat doel zelf toegang tot de woning te verschaffen, zo nodig met hulp van de sterke arm van politie en justitie, indien [gedaagde] niet tijdig aan haar verplichtingen uit dit vonnis heeft voldaan;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nuon begroot op € 200,- aan salaris gemachtigde en op € 223,08 aan verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.