ECLI:NL:RBLEE:2006:AZ5027

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
205820 \ CV EXPL 06-1348
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging detacheringsovereenkomst en de rol van de inlener als goed werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 10 november 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Gemeente Skarsterlân. [Eiser] heeft de Gemeente gedagvaard naar aanleiding van de beëindiging van zijn detacheringsovereenkomst, die hij gedurende 17 à 18 jaar had, voornamelijk in de groenvoorziening. De Gemeente had de detacheringsovereenkomst met AB Fryslân, de werkgever van [eiser], beëindigd en dit leidde tot een geschil over de rechtmatigheid van deze beëindiging en de gevolgen daarvan voor [eiser].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de detacheringsovereenkomst vergelijkbaar is met een uitzendovereenkomst, waarbij de inlener, in dit geval de Gemeente, zich als goed werkgever moet gedragen jegens de gedetacheerde. De Gemeente heeft in haar verdediging aangevoerd dat er geen arbeidsovereenkomst tussen haar en [eiser] bestaat en dat zij niet verplicht was om de redenen voor de beëindiging van de detachering te onderbouwen. De rechter oordeelde echter dat de Gemeente zich niet als een goed werkgever heeft gedragen, omdat zij geen bewijs heeft geleverd voor de kritiek op het functioneren van [eiser].

De rechter heeft de Gemeente veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis schriftelijk aan AB Fryslân te berichten dat de brief van 13 februari 2006, waarin de beëindiging van de detachering werd bevestigd, is ingetrokken. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 500,00 per dag voor het geval de Gemeente in gebreke blijft. De Gemeente is ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van de inlener in een detacheringsovereenkomst en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de belangen van de gedetacheerde werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Sneek
zaak-/rolnummer: 205820 \ CV EXPL 06-1348
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 10 november 2006
inzake
[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. B. van Dijk,
tegen
de Gemeente Skarsterlân
hierna te noemen: de Gemeente,
wonende te Joure,
gedaagde,
gemachtigde: Mr.drs. M.P. Korevaar.
Procesverloop
1. [eiser] heeft de Gemeente gedagvaard voor de zitting van 2 november 2006 en op de bij exploot vermelde gronden gevorderd bij wijze van voorlopige voorziening uitvoerbaar bij voorraad de Gemeente te veroordelen om/tot:
a. de brief van 23 (lees 13, ktr.) februari 2006 aan AB Fryslân in te trekken en te rectificeren, en daarvan de gemachtigde van [eiser] schriftelijk op de hoogte te stellen, binnen 5 dagen, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat de Gemeente na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
b. op eerste verzoek daartoe [eiser], binnen 5 dagen na dat verzoek, in staat te (laten) stellen zijn (eigen) werk in de groenvoorziening te verrichten bij de Gemeente, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat de Gemeente daarmee in gebreke blijft;
c. betaling van een voorschot op een schadevergoeding ad € 5.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
d. de kosten van het geding.
De mondelinge behandeling is met instemming van partijen gehouden te Leeuwarden op 2 november 2006. Partijen zijn verschenen. Door beide gemachtigden is een pleitnota overgelegd. Door beide partijen zijn producties in het geding gebracht. Van het verhandelde zijn aantekeningen gemaakt.
Vervolgens is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten
Voor de beoordeling van het geschil wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.1. [eiser] heeft gedurende ongeveer 17 à 18 jaar op detacheringsbasis werkzaamheden voor de gemeente verricht, met name in de groenvoorziening. Aanvankelijk werd [eiser] bij de Gemeente gedetacheerd door Oranjewoud B.V. en vanaf 1 april 2004 is hij door AB Fryslân bij de gemeente tewerkgesteld.
2.2. Burgemeester en wethouders van de gemeente Skarsterlân hebben in een brief van 13 februari 2006, gericht aan AB Service, onder meer het volgende over [eiser] geschreven:
Naar aanleiding van diverse problemen in het wijkteam van wijk V, het wijkteam van wijkbeheerder [a], hebben wij besloten met ingang van 1 januari 2006 geen gebruik meer te maken van de diensten van [eiser].
Helaas hebben wij vanaf januari 2005 problemen in het team van wijk V. Na een aantal gesprekken van de bedrijfsleider en het afdelingshoofd samen met het team en afzonderlijk met de medewerkers, kwamen wij tot de conclusie dat de oorzaak van de problemen (veel geklets achter de rug om, uitspraken doen over collega's en over de wijkbeheerder, onwaarheden en pesten enzovoort) wel eens bij [eiser] vandaan konden komen. Na het bedrijfsongeval in april, waarna [eiser] voor een langere periode uitgeschakeld werd, zagen wij dat de sfeer in de ploeg zienderogen vooruitging. Hierbij bevestigde dit ons gevoel, dat [eiser] wel eens de veroorzaker kon zijn van een slechte sfeer.
Toen wij begin november werden gebeld door [b] met het verzoek om [eiser] weer te plaatsen in het wijkteam, is na overleg met de overige wijkbeheerders besloten dit niet weer te gaan doen. De overige wijkbeheerders waren ook niet enthousiast om [eiser] in hun team op te gaan nemen. Om [eiser] weer in wijk V te gaan opnemen, was voor ons geen optie.
In een gesprek met [voornaam] [eiser] op 9 november 2005, heeft onze bedrijfsleider aan hem meegedeeld dat gezien de omstandigheden het voor de gemeente beter lijkt, dat [eiser] niet weer terug keert bij wijkbeheer. De verstandhouding is dermate verslechterd dat je kunt spreken van een verstoorde werkhouding. Voor [eiser] is het natuurlijk vervelend dat hij de afgelopen zomer na het bedrijfsongeval thuis is komen te zitten. Maar in maart 2005 is min of meer al een besluit genomen dat de sfeer/samenwerking in het wijkteam niet meer beheersbaar was onder deze omstandigheden en actie moest worden ondernomen.
Helaas voor [eiser] hebben de omstandigheden ertoe geleid dat hij op een andere wijze uit de groep raakte.
Het standpunt van [eiser]
3. [eiser] heeft gewezen op de verschillende procedures tussen hem en AB Fryslân over het al dan niet voortduren van de arbeidsovereenkomst tussen hem en AB Fryslân en in het verlengde daarvan het recht op doorbetaling van loon en wedertewerkstelling. Volgens [eiser] is daarbij de opstelling van De Gemeente van belang, nu AB Fryslân, zo begrijpt de kantonrechter, zich op het standpunt stelt dat zij geen werk meer voor [eiser] heeft omdat de Gemeente de detacheringsovereenkomst met AB Fryslân met betrekking tot [eiser] met ingang van 1 januari 2006 heeft beëindigd.
[eiser] stelt dat de Gemeente jegens hem onrechtmatig handelt door de detacheringsovereenkomst zonder goede redenen te beëindigen, temeer nu hij gedurende ongeveer 18 jaar voor de Gemeente heeft gewerkt. [eiser] heeft de Gemeente verzocht de brief van 13 februari 2006 nader te onderbouwen dan wel in te trekken. Nu de gemeente het één noch het ander heeft gedaan, vordert [eiser] in deze procedure intrekking dan wel rectificatie van genoemde brief. Voorts vordert [eiser] een voorschot op een nog vast te stellen schadevergoeding wegens het onrechtmatig handelen van de gemeente. Tenslotte vordert [eiser] wedertewerkstelling bij c.q. door de Gemeente.
Het standpunt van de gemeente
4. De Gemeente heeft aangevoerd dat er geen arbeidsovereenkomst tussen haar en [eiser] bestaat en dat de kantonrechter niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
Voor het geval de kantonrechter wel bevoegd is heeft de Gemeente onder meer aangevoerd dat zij over de inhoud van het werk van [eiser] nooit ontevreden is geweest, maar dat hij regelmatig in de groep een maatje zocht waarmee hij over anderen kletste. In de laatste ploeg van voorman [a] is dit tot een uitbarsting gekomen, waarna er met de gehele ploeg in maart 2005 diverse gesprekken zijn gevoerd. Hieruit werd afgeleid dat [eiser] in de groep met een collega zeer negatief sprak over vooral de heer [a] en dat [eiser] de belangrijkste veroorzaker was van de slechte sfeer in de ploeg. Voordat er maatregelen genomen konden worden kreeg [eiser] een bedrijfsongeval waardoor hij lange tijd niet heeft kunnen werken. In die tijd is de sfeer in de groep sterk verbeterd, hetgeen bevestigt dat [eiser] de belangrijkste veroorzaker is geweest van de slechte sfeer. In een gesprek op 9 november 2005 is dit aan [eiser] meegedeeld en aan AB Fryslân is doorgegeven dat de Gemeente niet langer gebruik wilde maken van de diensten van ten Hoeve. Desgevraagd is dit bij brief van 13 februari 2006 bevestigd.
De Gemeente stelt dat zij zonder meer de detacheringsovereenkomst mocht beëindigen en dat zij daarbij niet gehouden was om de redenen daarvoor aan te geven. De Gemeente acht het zorgvuldig dat dit wel is gebeurd. De inhoud van de brief van 13 februari 2006 acht de Gemeente op geen enkele wijze onrechtmatig jegens [eiser]. De vordering tot tewerkstelling kan volgens de gemeente niet worden toegewezen nu [eiser] al eerder heeft verzocht AB Fryslân daartoe te veroordelen, welke vordering is afgewezen. Ook de vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding kan niet worden toegewezen volgens de Gemeente omdat niet duidelijk is waarop die vordering is gebaseerd, terwijl niet is gebleken dat [eiser] schade heeft geleden.
De beoordeling van het geschil
5. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag het bestaan van een arbeidsovereenkomst met AB Fryslân en een daarvan afgeleide detacheringsovereenkomst waarbij hij door AB Fryslân ter beschikking is gesteld van de Gemeente. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat de vorderingen van [eiser] zozeer betrekkelijk zijn tot een arbeidsovereenkomst dat zij vallen onder de competentie van de kantonrechter.
6. Het spoedeisend belang van [eiser] bij het gevorderde staat voldoende vast.
7. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens de Gemeente bevestigd dat [eiser] zijn werkzaamheden bij de gemeente heeft verricht onder toezicht en leiding van de Gemeente. In zoverre is de detacheringsovereenkomst goed vergelijkbaar met een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 7:690 BW, waarbij toezicht en leiding worden uitgeoefend door de inlener en het werkgeversgezag voor het overige bij de werkgever (AB Fryslân) blijft. In deze situatie gaat van het bepaalde in Boek 7, Titel 10 BW in zoverre enige reflexwerking uit dat van de inlener verwacht mag worden dat hij bij de uitoefening van zijn toezichthoudende en leidinggevende taken zich overeenkomstig een goed werkgever als bedoeld in artikel 7:611 BW gedraagt. Dit houdt onder meer in dat de inlener bij de beoordeling van het functioneren van de werknemer de vereiste zorgvuldigheid in acht dient te nemen.
8. In haar brief van 13 februari 2006 heeft de Gemeente zich in negatieve zin uitgelaten over het functioneren van [eiser]. [eiser] is in die brief neergezet als de veroorzaker van een slechte sfeer in het team van wijk V en er wordt gesproken over een verstoorde werkhouding en een niet meer beheersbare sfeer/samenwerking in het wijkteam.
Eén en ander is voor de Gemeente aanleiding geweest te besluiten om met ingang van 1 januari 2006 geen gebruik meer te maken van de diensten van [eiser].
De gemeente heeft haar beweringen met betrekking tot het functioneren van [eiser] niet met stukken onderbouwd. Zo zijn er door de jaren heen geen functioneringsgesprekken met [eiser] gevoerd en zijn er geen verslagen (overgelegd) van de met het team en de afzonderlijke werknemers in maart 2005 gevoerde gesprekken. Evenmin is het op 9 november 2005 met [eiser] gevoerde gesprek, waarin hem is meegedeeld dat het de Gemeente beter leek dat hij niet in het team zou terugkeren, in een verslag vastgelegd. Voorts is gesteld noch gebleken dat [eiser] de gelegenheid is geboden om zijn functioneren, al dan niet onder begeleiding, te verbeteren. Ook anderszins heeft de Gemeente niet aannemelijk gemaakt dat haar verwijten aan het adres van [eiser], zoals weergegeven in haar brief van 13 februari 2006, terecht zijn, dan wel enige grond vinden in de uitkomsten van een door haar gehouden onderzoek. Door die verwijten toch naar buiten en onder de aandacht van AB Fryslân te brengen, eerst mondeling en vervolgens ook schriftelijk, heeft de Gemeente zich, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, jegens [eiser] niet gedragen zoals van een goedwerkgever verwacht mag worden, hetgeen die gedraging, nu de Gemeente in formele zin niet als werkgever is te beschouwen, jegens [eiser] onrechtmatig maakt. Immers, de inhoud van de brief van 13 februari 2006 is zonder meer diffamerend voor [eiser] en voorts heeft de gemeente moeten begrijpen dat een dergelijke brief zeer wel arbeidsrechtelijke consequenties voor [eiser] zou kunnen hebben. Eén en ander klemt temeer nu [eiser] gedurende zeer lange tijd voor de Gemeente heeft gewerkt, terwijl de Gemeente, naar zij stelt, over de inhoud van het werk van [eiser] nooit ontevreden is geweest.
9. De door [eiser] in het petitum van de dagvaarding gevorderde veroordeling tot intrekking en rectificatie is te onbepaald geformuleerd. Er is echter wel aanleiding voor een bevel als hierna bepaald. De te verbeuren dwangsommen zullen als na te melden worden gemaximeerd.
10. De vordering tot wedertewerkstelling bij de Gemeente kan niet worden toegewezen omdat dit ook de positie van AB Fryslân als werkgever in formele zin van [eiser] raakt, terwijl AB Fryslân geen partij is in deze procedure.
11. De vordering tot betaling van een voorschot is nauwelijks, althans onvoldoende toegelicht en onderbouwd en kan om die reden niet worden toegewezen.
12. De Gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Beslissing
De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
beveelt de Gemeente om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk aan AB Fryslân te berichten dat de brief van 13 februari 2006 is ingetrokken en om per gelijke post een afschrift van die brief aan de gemachtigde van [eiser] te sturen;
veroordeelt de Gemeente tot verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de Gemeente in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan het hiervoor omschreven bevel te voldoen;
bepaalt het maximum van de te verbeuren dwangsommen op € 30.000,00;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 500,00 wegens salaris en € 280,87 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 73