ECLI:NL:RBLEE:2007:BA1372

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
77296 / HA ZA 06-559
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verkoper voor gebreken aan quads in koopovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 21 maart 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hojo Machinery & Equipment B.V. (eiseres) en Eurocore Trading & Consultancy B.V. (gedaagde) over de aansprakelijkheid voor gebreken aan quads die door Eurocore aan Hojo zijn verkocht. De partijen sloten op 21 juli 2005 een koopovereenkomst voor de levering van 50 quads voor een bedrag van $ 61.345. De overeenkomst bevatte geen specifieke garantiebepaling, maar wel bepalingen over het risico van de goederen en de staat waarin deze zouden worden overgedragen.

Na de levering van de quads in oktober 2005, ontstonden er klachten over gebreken aan de geleverde goederen. Hojo vorderde in de procedure dat de rechtbank de overeenkomst gedeeltelijk zou ontbinden en Eurocore zou veroordelen tot betaling van een schadevergoeding. Eurocore verweerde zich door te stellen dat zij haar aansprakelijkheid had uitgesloten in de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de bepalingen van de koopovereenkomst, met name artikel 7, een uitsluiting van aansprakelijkheid voor gebreken inhielden.

De rechtbank overwoog dat de uitleg van de overeenkomst niet alleen op de taalkundige betekenis van de woorden gebaseerd kan worden, maar ook op de redelijke verwachtingen van partijen. De rechtbank concludeerde dat Eurocore niet aansprakelijk was voor de gebreken aan de quads, omdat het risico van gebreken bij Hojo lag op het moment van levering. De vorderingen van Hojo werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 77296 / HA ZA 06-559
Vonnis van 21 maart 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOJO MACHINERY & EQUIPMENT B.V.,
gevestigd te Ureterp,
eiseres,
procureur mr. S.L. Elzinga,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROCORE TRADING & CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Donkerbroek,
gedaagde,
procureur mr. R. Glas.
Partijen zullen hierna Hojo en Eurocore genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie d.d. 28 november 2006.
1.2. Vervolgens hebben partijen bij akte aangegeven voort te procederen. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Hojo (koper) en Eurocore (verkoper) sluiten een overeenkomst d.d. 21 juli 2005 met betrekking tot de koop en verkoop van 50 quads van verschillende types voor een bedrag van $ 61.345,--. Eurocore betrekt de door haar te verkopen goederen uit China. Hojo en Eurocore hebben in de maand juli 2005 al twee keer eerder zaken met elkaar gedaan. Toen betrof het andersoortige handelswaar. Anders dan in de twee voorgaande overeenkomsten bevat de overeenkomst van 21 juli 2005 (hierna: de overeenkomst) geen specifieke garantiebepaling. Wel bevat de overeenkomst de volgende bepalingen:
"Artikel 6
De quads is voor risico van verkoper in de periode tussen het sluiten van deze overeenkomst en de eerder genoemde datum waarop de quads overgedragen wordt aan koper. Ingeval de quads tenietgaat vóór de eerder genoemde datum van overdracht, verplicht verkoper zich om koper onder dezelfde voorwaarden een soortgelijk de quads aan te bieden. Koper is echter niet gehouden om van dit aanbod gebruik te maken.
Artikel 7
de quads wordt overgedragen in de staat waarin deze zich op eerder genoemde, dan wel door partijen nader afgesproken datum van overdracht bevindt."
2.2. Eind oktober 2005 worden de quads geleverd. Omdat de diverse leveringen niet overeenstemmen met de bestellingen (aantallen en types zijn afwijkend) zetten partijen alles op een rijtje tijdens een bespreking ten kantore van Hojo in Ureterp op 27 november 2005. Vervolgens stellen partijen een eindafrekening op. Op grond van deze afrekening krijgt Hojo een bedrag van EUR 2.775,-- terug betaald. De begeleidende verklaring van 2 december 2005 luidt als volgt:
"Betreft: Afrekening wederzijdse openstaande posten met betrekking tot orders:
• Garage Equipement (juli 2005)
• Hakselaars en Boomklovers (juli 2005)
• Quads. (juli 2005)
(...)
Met de betaling van deze som zijn alle openstaande posten en verplichtingen met betrekking tot bovenstaande orders aan weerszijden afgedaan en afgehandeld."
2.3. Op het moment van afrekening is Hojo reeds geconfronteerd met klachten van haar klanten met betrekking tot de quads. Deze klachten zijn ook aan de orde geweest tijdens de bespreking van 27 november 2005. Omdat Hojo ten aanzien van een aantal (types) quads twijfelt over de juistheid van de constructie, laat ze één type (TL 750) beoordelen door [derde] van [derde] Scooters & Motoren. Deze onderzoekt een quad en maakt daarvan rapport op bij brief van 30 januari 2006. [derde] concludeert dat de quad zoveel mankementen vertoont dat het onverantwoord is deze (door) te verkopen in Nederland.
2.4. Reeds in een mail van 20 december 2005 (overgelegd als productie 6 bij dagvaarding) geeft de heer [directeur Hojo], directeur van Hojo aan de heer [medewerker Eurocore] van Eurocore een overzicht van de types quads die gebreken vertonen en noemt hij een voorlopig schadebedrag.
Eurocore wijst per fax d.d. 23 december 2005 iedere aansprakelijkheid voor schade van de hand onder verwijzing naar de brief van 2 december 2005.
3. Het geschil
3.1. Hojo vordert -samengevat - dat de rechtbank de overeenkomst van 21 juli 2005 partieel ontbindt en Eurocore veroordeelt tot betaling van een bedrag van $ 30.870,-- vermeerderd met de wettelijke handelsrente en onder de verplichting tot afgifte door Hojo van de quads aan Eurocore.
Subsidiair vordert Hojo veroordeling van Eurocore tot betaling van $ 30.870,-- vermeerderd met de wettelijke handelsrente aan vervangende schadevergoeding. Daarnaast vordert Hojo dat Eurocore wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van $ 11.211,-- aan aanvullende schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke handelsrente en dat Eurocore wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2. Hojo legt aan haar vordering ten grondslag dat de door Eurocore geleverde quads niet de eigenschappen bevatten die Hojo op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De tekortkomingen blijken uit de rapportage van [derde]. Eurocore schiet derhalve tekort in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de koopovereenkomst d.d. 21 juli 2005, aldus Hojo.
3.3. Eurocore heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal de rechtbank hierna - voor zover van belang - in gaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank overweegt dat Eurocore een aantal quads van verschillende types heeft verkocht aan Hojo en dat partijen hiertoe een koopovereenkomst hebben gesloten. De bepalingen van de eerste titel van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn derhalve van toepassing. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 7:17 Burgerlijk Wetboek in beginsel geldt dat verkochte en afgeleverde zaken moeten voldoen aan de overeenkomst, wat inhoudt dat zij geschikt moeten zijn voor normaal gebruik. Voornoemd artikel is alleen voor de consumentenkoop van dwingendrechtelijke aard. Partijen zijn in het algemeen vrij omtrent hun aansprakelijkheid wegens wanprestatie een afwijkende regeling te treffen. Eurocore heeft ten verwere aangevoerd dat zij haar aansprakelijkheid wegens wanprestatie heeft uitgesloten in het hiervoor in r.ov. 2.1 aangehaalde artikel 7 van de koopovereenkomst. Hojo heeft deze lezing van artikel 7 van de hand gewezen. Zij is van oordeel dat artikel 7 slechts een constatering inhoudt dat de quads worden overgedragen in de staat waarin deze zich op de datum van overdracht bevinden.
4.2. Voorop staat dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen niet alleen kan worden beantwoord op grond van de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst. Het komt immers steeds aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.3. Omtrent de uitleg van artikel 7 van de koopovereenkomst heeft Eurocore aangevoerd dat het in het onderhavige geval om een proefzending ging, dat de prijzen erg laag waren en dat zij verantwoordelijk was voor het logistieke gedeelte en Hojo voor het technische gedeelte, redenen waarom zij niet aansprakelijk wilde zijn voor eventuele gebreken aan de te leveren producten. Tijdens een bespreking met de directeuren [directeur Hojo] en [directeur 2 Hojo] van Hojo hebben [medewerker Eurocore] en [medewerker 2 Eurocore] dit expliciet zo besproken, aldus Eurocore. Vervolgens is in het onderhavige contract - anders dan in de twee voorgaande overeenkomsten tussen partijen- geen garantiebepaling opgenomen maar wel de bepaling als opgenomen in artikel 7. Ter zitting heeft Hojo betwist dat partijen gesproken hebben over de uitsluiting van aansprakelijkheid wegens wanprestatie dan wel afwijkingen ten opzichte van eerdere overeenkomsten tussen partijen.
4.4. Vooralsnog staat niet vast dat partijen met elkaar gesproken hebben over artikel 7 van de koopovereenkomst zoals betoogd door Eurocore. Echter ook uitgaande van de stelling van Hojo dat artikel 7 van de koopovereenkomst en de strekking daarvan geen onderwerp van gesprek zijn geweest, komt de rechtbank tot de slotsom dat artikel 7 van de koopovereenkomst gelezen moet worden als een uitsluiting van aansprakelijkheid wegens gebreken aan de te leveren producten. De rechtbank baseert zich daarbij op de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de overeenkomst, de opbouw van de overeenkomst en de omstandigheden zoals deze zijn aangevoerd door Eurocore en niet zijn betwist door Hojo. In dat verband wijst de rechtbank op artikel 6 van de overeenkomst zoals aangehaald in r.ov. 2.1.. In dat artikel wordt de aansprakelijkheid voor (het ontstaan van) gebreken tot het moment van levering gelegd bij Hojo. De rechtbank leidt hieruit af dat partijen zijn overeengekomen dat met het afleveren en derhalve het accepteren van de goederen het risico van gebreken van Hojo overgaat op Eurocore. Voorts noemt de rechtbank de - niet door Hojo weersproken - omstandigheden dat Eurocore niet de producent was van de quads maar meer heeft gefungeerd als tussenkanaal, dat Eurocore geen technische kennis in huis heeft en dat de prijzen van de quads laag waren.
4.5. De rechtbank overweegt nog dat artikel 7 van de koopovereenkomst in de betekenis die Eurocore aan dit artikel geeft, in de gegeven omstandigheden niet in strijd is met de wet of goede zeden en een beroep daarop haar niet onbetamelijk voorkomt. De rechtbank zal de vorderingen van Hojo afwijzen.
4.6. Hojo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eurocore worden vastgesteld op:
- vast recht 735,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punt × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.893,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Hojo in de proceskosten, aan de zijde van Eurocore tot op heden vastgesteld op EUR 1.893,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.?