ECLI:NL:RBLEE:2007:BA9214

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80907 / HA ZA 07-113
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van fractieassistentievergoeding door statenlid Provinciale Staten Fryslân

In deze zaak heeft de Provincie Fryslân een statenlid, dat namens de Socialistische Partij in de provinciale staten heeft gezeten, aangeklaagd voor de terugbetaling van een vergoeding die was verstrekt voor fractieassistentie. De gedaagde heeft erkend dat zij een deel van deze vergoeding, ter hoogte van EUR 40.340,-, voor privédoeleinden heeft aangewend. De Provincie heeft deze vergoeding verstrekt op basis van de 'Regelingen vergoedingen statenfracties provincie Fryslân (2001)'.

De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een stelbrief van de procureur van de gedaagde, die zich later onttrok aan de zaak. De gedaagde heeft niet gereageerd op de dagvaarding en is in verstek gegaan. De Provincie vorderde een veroordeling van de gedaagde tot terugbetaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks een eerder overeengekomen betalingsregeling, geen enkele betaling heeft verricht.

De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de Provincie niet onrechtmatig of ongegrond waren en heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door rechter M. Jansen op 11 juli 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80907 / HA ZA 07-113
Vonnis van 11 juli 2007
in de zaak van
de PROVINCIE FRYSLÂN,
zetelende te Leeuwarden,
eiseres,
procureur: mr. J.V. van Ophem,
tegen
[gedaagde],
wonende te Ferwert,
gedaagde,
die niet heeft geantwoord.
Partijen zullen hierna "de Provincie" en "[gedaagde]" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de stelbrief van mr. Redeker namens [gedaagde] ter rolzitting van 14 februari 2007
- de brief van mr. Redeker ter rolzitting van 9 mei 2007, waarbij hij meedeelt zich in deze zaak als procureur van [gedaagde] te onttrekken
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2. [gedaagde] heeft vervolgens niet geantwoord.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De vordering
2.1. De vordering van de Provincie strekt er toe om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan de Provincie te betalen:
I. een bedrag van EUR 40.340,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 mei 2006, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan die der algehele voldoening;
II. de buitengerechtelijke kosten, zijnde een bedrag van EUR 1.788,-;
III. de kosten van het geding;
IV. een bedrag van EUR 131,- aan nasalaris in geval van niet-betekening van het vonnis en
EUR 205,00 aan nasalaris in geval van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten, indien niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.
3. De feiten
3.1. [gedaagde] is van maart 2003 tot mei 2005 statenlid geweest namens de Socialistische Partij in provinciale staten van Fryslân. In de periode van 20 maart 2003 tot en met 31 december 2003 heeft de Provincie op grond van de "Regelingen vergoedingen statenfracties provincie Fryslân (2001)" aan [gedaagde] in haar hoedanigheid van fractievoorzitter een vergoeding ten behoeve van fractieassistentie ter beschikking gesteld ten bedrage van in totaal EUR 51.426,-. Dit bedrag is door de Provincie bij wijze van voorschot betaald ten name van "[gedaagde], SP Statenfractie".
3.2. Uit onderzoek van Ernst & Young Accountants d.d. 18 maart 2005 is gebleken dat een deel van het voorschot, te weten EUR 40.340,-, niet is besteed aan het doel waarvoor het aan [gedaagde] ter beschikking was gesteld, maar dat [gedaagde] dat bedrag had aangewend voor privé-doeleinden. Naar aanleiding van deze constatering hebben partijen op 12 december 2005 overleg gevoerd, waarbij [gedaagde] -zonder voorbehoud- heeft erkend dat zij het bedrag van EUR 40.340,- aan de Provincie diende terug te betalen. Omdat [gedaagde] aangaf niet in staat te zijn het volledige bedrag ineens terug te betalen, is de Provincie met haar bij onderhandse akte een betalingsregeling aangegaan, welke akte medio april 2006 door partijen is ondertekend.
3.3. De betalingsregeling hield -kort samengevat- in dat [gedaagde] het verschuldigde bedrag van EUR 40.340,- met ingang van 1 april 2006 aan de Provincie diende terug te betalen in maandelijkse termijnen van (tenminste) EUR 500,-. Betaling van iedere verschuldigde termijn diende te geschieden vóór het verstrijken van de kalendermaand. Krachtens artikel 1 van de betalingsregeling was [gedaagde] over het te betalen bedrag geen rente en/of kosten verschuldigd, zolang zij de betalingsregeling stipt nakwam.
3.4. [gedaagde] heeft ondanks haar instemming met de betalingsregeling geen enkele betaling aan de Provincie verricht. Op de aanmaning d.d. 4 juli 2006, afkomstig van de Commissaris van de Koningin van Friesland, heeft zij niet gereageerd. Evenmin heeft [gedaagde] gereageerd op een aanmaning van de raadsman van de Provincie d.d. 23 november 2006.
4. De beoordeling
4.1. De vorderingen van de Provincie komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen dan ook worden toegewezen.
4.2. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Provincie worden vastgesteld op:
- dagvaarding EUR 84,31
- vast recht 930,00
- salaris procureur 894,00 (1,0 punt × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 1.908,31
4.3. De gevorderde veroordeling in nakosten moet worden afgewezen, nu in artikel 237 lid 4 Rv voor het verhaal van deze kosten een bijzondere procedure is voorgeschreven. De door de Provincie gevorderde wettelijke rente over de uit te spreken proceskostenveroor-deling is toewijsbaar zoals gevorderd te weten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis.
5. De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] om aan de Provincie te betalen een bedrag van EUR 40.340,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 mei 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan de Provincie te betalen de buitengerechtelijke kosten, zijnde een bedrag van EUR 1.788,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Provincie vastgesteld op EUR 1.908,31, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6: 119 BW vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Jansen en bij vervroeging in het openbaar door de rolrechter uitgesproken ter terechtzitting van 11 juli 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.?