ECLI:NL:RBLEE:2007:BB5175
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P. Schulting
- Rechtspraak.nl
Huurovereenkomst en de gevolgen van een boetebeding in het huurrecht
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 3 oktober 2007, gaat het om een geschil tussen [X], de verhuurders, en [Y], de huurster, met betrekking tot een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. [X] vorderde betaling van achterstallige huur, een borgsom en een boete wegens verzuim in de betaling door [Y]. De huurovereenkomst, die onderhevig is aan de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte, bevatte bepalingen over de huurprijs, borgsom en boetebeding. De huurprijs was vastgesteld op € 1.547,00 per maand, terwijl [Y] betwistte dat er een schriftelijk huurcontract bestond en stelde dat de huurprijs lager was.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [X] tot betaling van de borgsom werd afgewezen, omdat de huurovereenkomst en de algemene bepalingen geen grondslag voor een dergelijke vordering boden. De kantonrechter wees ook de vordering tot betaling van de boete af, op grond van artikel 6:92 BW, dat stelt dat geen nakoming kan worden gevorderd van zowel het boetebeding als de verbintenis waaraan het beding is verbonden, tenzij de boete betrekking heeft op schade die de verhuurder lijdt door de vertraging in betaling. De kantonrechter overwoog dat er geen bewijs was geleverd van dergelijke schade.
Wel werd de wettelijke rente over de te laat betaalde huurtermijnen toegewezen, aangezien [Y] de huurachterstand pas tijdens de procedure had aangezuiverd. [Y] werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die door [X] waren gemaakt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om duidelijke afspraken te maken in huurovereenkomsten en de beperkingen van boetebedingen in het huurrecht.