ECLI:NL:RBLEE:2007:BB9893

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/2752
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Faunafonds inzake schadevergoeding door muizenplaag

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. H.A.M. Lamers, beroep ingesteld tegen een besluit van het Faunafonds, dat hen een schadevergoeding had toegekend voor herstelkosten door een muizenplaag. De rechtbank Leeuwarden heeft op 11 december 2007 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. De eisers, die lid zijn van de vereniging Ganzengedooggebied 'Súdwesthoeke', hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 december 2005, waarin hen een tegemoetkoming van € 4.888 werd toegekend voor schade aan hun grasland door veldmuizen. Het Faunafonds had in zijn besluit het bezwaar van eisers ongegrond verklaard, wat leidde tot deze rechtszaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Faunafonds op basis van de Flora- en Faunawet (Ffw) en de bijbehorende Regeling beleidsregels heeft vastgesteld voor schadevergoeding. De rechtbank overwoog dat het Faunafonds discretionaire bevoegdheid heeft bij het toekennen van schadevergoedingen en dat het niet verplicht is om volledige schadevergoeding te verlenen. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder het beroep op het gelijkheidsbeginsel en de onredelijkheid van de schadevergoeding, verworpen. De rechtbank concludeerde dat het Faunafonds in redelijkheid had kunnen besluiten om alleen herstelkosten te vergoeden en de vergoeding voor opbrengstderving af te wijzen, omdat de eisers al een vergoeding op basis van de Overeenkomst hadden ontvangen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door mr. P.G. Wijtsma, in aanwezigheid van griffier mr. E.H. Pot. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, waarbij partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift kunnen indienen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 06/2752
uitspraak van 11 december 2007 van de enkelvoudige kamer op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
1. [naam],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [naam],
wonende te [woonplaats],
tezamen te noemen eisers,
gemachtigde: mr. H.A.M. Lamers, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Amsterdam,
en
het bestuur van het Faunafonds (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, LNV),
verweerder,
gemachtigden: mr. E.M. Reijnders, werkzaam bij de Dienst regelingen van het Ministerie van LNV, en A. Klaver, werkzaam bij het Faunafonds.
Procesverloop
Bij brief van 6 november 2006 heeft verweerder eisers mededeling gedaan van een besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds van 14 maart 2002, laatstelijk gewijzigd op 1 december 2005 (hierna: de Regeling).
Tegen dit besluit hebben eisers beroep aangetekend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 9 juli 2007. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.
Op grond van art. 8:68 van de Awb heeft de griffier bij brief van 17 juli 2007 aan partijen kenbaar gemaakt dat de rechtbank heeft besloten tot heropening van het onderzoek teneinde bij verweerder nadere inlichtingen in te winnen.
Bij brief van 25 juli 2007 heeft verweerder vragen van de rechtbank beantwoord. Op die brief hebben eisers bij brief van 17 oktober 2007 gereageerd.
De zaak is ten tweede male behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 26 november 2007. Eisers zijn - daartoe opgeroepen - wederom verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is eveneens opgeroepen en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Motivering
Bij besluit van 9 december 2005 heeft verweerder eisers op hun verzoek op grond van de Regeling een tegemoetkoming toegekend van € 4.888,= in verband met herstelkosten van schade door veldmuizen aan percelen grasland van eisers. Verweerder heeft bij het thans bestreden besluit het bezwaar van eisers tegen het besluit van 9 december 2005 ongegrond verklaard.
Verweerder stelt zich - onder meer en samengevat - op het standpunt dat de grote schade die in 2004 door een explosie in de veldmuizenpopulatie is ontstaan niet geheel voor rekening mocht komen van de grondgebruiker. Derhalve heeft hij in januari 2005 besloten om een bijzondere, eenmalige tegemoetkoming van 95% van de getaxeerde schade te verstrekken voor die schade. De opbrengstderving en de herstelkosten kunnen worden vergoed. In het geval van eisers echter heeft verweerder alleen herstelkosten vergoed. Eisers zijn namelijk lid van een vereniging, genaamd Ganzengedooggebied "Súdwesthoeke" (hierna: de Vereniging), die op 8 december 2004 met verweerder een overeenkomst heeft gesloten voor de opvang van overwinterende ganzen (hierna: de Overeenkomst). Blijkens art. 9 lid 1 van die Overeenkomst geldt de vergoeding voor alle schade, welke gedurende de overwinteringsperiode door ganzen en eventuele andere beschermde diersoorten - in het onderhavige geval dus de veldmuizen - aan (voor zover hier van belang) graslanden is of wordt aangericht.
Voorts heeft verweerder gesteld dat in de vergoeding die eisers op grond van de Overeenkomst kunnen krijgen, al een tegemoetkoming voor opbrengstderving, ook voor schade door muizen, en voor herstelkosten is opgenomen. Verder heeft hij aangevoerd dat muizen, net als ganzen en dergelijke, bovengronds vraatschade aan grasland aanrichten, hetgeen opbrengstderving met zich brengt. Een wezenlijk verschil tussen bovengrondse ganzenschade en muizenschade is er niet. Het grote verschil ligt echter in de ondergrondse schade die muizen aan grasland aanrichten, hetgeen structurele schade aan de graszode tot gevolg heeft. Muizenschade aan grasland is volgens verweerder dus een uitzondering op de regel dat grondgebruikers doorgaans alleen schade in de vorm van opbrengstderving lijden. Ten slotte wijst verweerder het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel af, omdat de desbetreffende grondgebruiker, net als eisers, deelnam aan de Overeenkomst en hem dus ten onrechte een tegemoetkoming in de opbrengstderving is verleend.
In beroep hebben eisers - onder meer en samengevat - aangevoerd dat het van een onevenredige hardheid is om met een beroep op art. 9 van de Overeenkomst een vergoeding wegens opbrengstderving te weigeren. Er was sprake van een onverwachte, massale schade. Waar er bij ganzen nog wel enige opbrengst overblijft, was er ten gevolge van de muizenplaag helemaal geen opbrengst meer. Via de Overeenkomst hebben zij slechts de normale vergoeding ontvangen. Voorts geven zij de naam door van degene die ondanks zijn beheersvergoeding voor de opvang van ganzen toch een vergoeding van opbrengstderving van verweerder heeft gekregen. Ten slotte hebben zij erop gewezen dat verweerders taxateur aan opbrengstderving een hoger bedrag heeft vastgesteld.
De rechtbank overweegt als volgt. Wanneer het gaat om een discretionaire bevoegdheid dient de bestuursrechter zich te beperken tot de vraag of kan worden gezegd dat het bestuursorgaan bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
In art. 83 lid 1 aanhef en onder b van de Flora- en Faunawet (Ffw) is bepaald dat er een Faunafonds is, dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten. In art. 84 lid 1 van de Ffw is verder bepaald dat een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts wordt verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Door middel van de Regeling heeft het Faunafonds beleidsregels bekendgemaakt omtrent de wijze van indiening van het verzoek voor een tegemoetkoming als bovenbedoeld. Volgens art. 2 van de Regeling kan het Faunafonds de grondgebruiker op zijn verzoek een tegemoetkoming verlenen in door beschermde inheemse diersoorten aan de landbouw aangerichte schade.
Uit art. 4 van de Overeenkomst blijkt dat het Faunafonds aan de Vereniging de vergoeding voor het opvangen van ganzen, zoals deze is berekend op de bij deze overeenkomst gevoegde bijlage, welke deel uitmaakt van deze overeenkomst, zal betalen. In art. 9 lid 1 van de Overeenkomst is bepaald dat de vergoeding geldt als tegemoetkoming voor alle schade welke gedurende de overwinteringsperiode tussen 1 september en 1 juni door ganzen en door eventueel andere beschermde inheemse diersoorten aan grasland, graszaad, granen of groenbemester is/wordt toegebracht.
Uit de in art. 4 van de Overeenkomst genoemde bijlage - waarvan eerst ter zitting een copie aan de rechtbank is overgelegd - maakt de rechtbank op, dat de vergoeding (onder meer) bestaat uit opbrengstderving en kosten herinzaai. Op deze zitting heeft verweerder onweersproken verklaard dat de vergoeding die eisers op grond van de Overeenkomst hebben ontvangen ook een component vergoeding voor herinzaai bevat.
Gelet op de beleidsvrijheid die verweerder bij de toepassing van de Ffw en de Regeling toekomt, kan niet worden gezegd dat hij niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen om eisers, naast de vergoeding voor herstelkosten en opbrengstderving die zij al op basis van de Overeenkomst hebben ontvangen, slechts een tegemoetkoming in de herstelkosten toe te kennen en een tegemoetkoming in de opbrengstderving af te wijzen. Gelet op de toepasselijke bepalingen staat voorop, dat hij geen volledige schadevergoeding hoeft te verlenen, maar mag volstaan met een tegemoetkoming. Het feit dat het hier om een uitzonderlijke situatie gaat, namelijk een onverwacht grote muizenpopulatie die tot uitzonderlijke herstelkosten heeft geleid, betekent daarom nog niet dat verweerder naast die herstelkosten ook (extra) opbrengstderving moet vergoeden; te meer, daar - zoals hij ter zitting heeft gesteld - voor wat de opbrengstderving betreft ganzenschade en muizenschade geen aparte, te splitsen schades zijn: de opbrengstderving zou dubbel vergoed worden als de ganzenschade en de muizenschade zonder meer bij elkaar opgeteld worden. Daarbij komt, dat hij in deze uitzonderingssituatie de vraag of eisers zelf maatregelen hebben getroffen om schade te voorkomen en te beperken, zoals in art. 7 lid 1 van de Regeling voorgeschreven, buiten beschouwing heeft gelaten. Van bijzondere omstandigheden die verweerder in redelijkheid tot een andere beslissing hadden moeten brengen, is de rechtbank niet gebleken.
Ten aanzien van het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel is de rechtbank voorts van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat hij in het door eisers aangehaalde geval een fout heeft gemaakt. Verweerder is niet gehouden om deze fout in het geval van eisers te herhalen.
Aan een bespreking van de argumenten van eisers met betrekking tot de taxaties komt de rechtbank, gelet op het bovenstaande, niet toe. Wel overweegt zij nog, dat eisers aan die taxaties niet de gerechtvaardigde verwachting hebben mogen ontlenen dat zij de gewenste vergoeding zouden krijgen, nu het hun duidelijk moet zijn geweest dat de uiteindelijke beslissing bij verweerder lag.
Het bestreden besluit kan de rechterlijke toets doorstaan. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 11 december 2007, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Pot als griffier.
w.g. E.H. Pot
w.g. P.G. Wijtsma
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.