ECLI:NL:RBLEE:2008:BC9738

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80780 / HA ZA 07-85
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een boerderij met gebreken aan de fundering

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 16 april 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser [x] en gedaagden [y] en [z] c.s. over de non-conformiteit van een onroerende zaak, in dit geval een boerderij. Eiser vorderde herstel van gebreken aan de fundering van de ligboxenstal en mestkelders, die volgens hem niet voldeden aan de eisen voor normaal gebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onroerende zaak aan koper in eigendom werd overgedragen in de staat waarin deze zich bevond, met alle zichtbare en onzichtbare gebreken. Eiser stelde dat de verkopers tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst door een non-conforme onroerende zaak te leveren. De rechtbank heeft de deskundige J.W. Jansen benoemd om de gebreken te onderzoeken. Het deskundigenrapport concludeerde dat de fundering van de ligboxenstal gebrekkig was, wat de mogelijkheid voor normaal gebruik op afzienbare termijn wezenlijk aantastte. De rechtbank oordeelde dat de verkopers verantwoordelijk waren voor deze gebreken en dat er sprake was van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW. De rechtbank heeft de vordering van eiser tot herstel van de fundering toegewezen, met een termijn van drie maanden voor de uitvoering van de werkzaamheden. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagden in gebreke bleven.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80780 / HA ZA 07-85
Vonnis van 16 april 2008
in de zaak van
[x],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. P.R. van den Elst,
advocaat mr. E.D. de Jong te Roden,
tegen
1. [y],
wonende te [woonplaats],
2. [z],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. P. Sipma.
Partijen zullen hierna [x] en [y] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 20 juli 2000 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de boerderij gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de boerderij), tegen een koopsom van f 4.675.000,– kosten koper. De door beide partijen op 25 juli 2000 ondertekende Koopakte Agrarisch Onroerend Goed naar NVM-model bevat onder meer de volgende bepalingen:
5.1. De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan, woning leeg en ontruimd. […]
5.3. De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn. […] Voor andere eigenschappen dan die voor normaal gebruik nodig zijn, noch voor gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan koper kenbaar zijn op het moment van tekenen van deze overeenkomst, staat verkoper niet in.
2.2. Op 7 augustus 2000 is de notariële akte van levering van de boerderij gepasseerd. In deze akte is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 6
1. Het is verkoper niet bekend dat de verkochte grond verontreinigd is. […]
3. Het risico dat buiten de wetenschap of het redelijkerwijs moeten hebben kunnen vermoeden van de verkoper dat de overgedragen grond is verontreinigd komt voor rekening van de koper.
2.3. Op 8 mei 2006 heeft de door de rechtbank benoemde ing. J.W. Jansen van bureau Jansen Wesselink een deskundigenrapport uitgebracht met betrekking tot de door [x] gestelde gebreken aan de boerderij, nadat [x] de rechtbank om een voorlopig deskundigenonderzoek had verzocht. Het rapport bevat onder meer de volgende passages:
Deskundige merkt de thans aanwezige erfverharding aan als gebrekkig.
[…]
De fundering van het woonhuis wordt niet als gebrekkig aangemerkt.
[…]
Geconcludeerd kan worden dat de fundering van de ligboxenstal gebrekkig is en wel specifiek onder de zuidgevelbalk en de aansluitende mestkelder.
De oorzaak is duidelijk gelegen in het feit dat:
a. de palen niet zijn uitgevoerd als betonnen paal […] of als houten paal met voldoende lange betonopzetter.
b. er een grondwaterstandverlaging heeft plaatsgevonden. […]
[…]
De grondwaterverlaging heeft zonder meer een extra bijdrage geleverd aan het zettingsproces van deze stallen. De primitief gefundeerde stallen hebben geen capaciteit om zettingen op te nemen. De enige verantwoorde oplossing voor herstel is om de stallen geheel opnieuw te funderen, waarbij dan waarschijnlijk ook de bovenbouw vernieuwd kan worden.
3. De vordering
3.1. [x] vordert dat de rechtbank [y] c.s. hoofdelijk veroordeelt om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot het primair voor hun rekening deugdelijk (doen) vervangen, subsidiair deugdelijk (doen) herstellen, van de ligboxenstal en de mestkelders, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,– voor elke dag dat [y] c.s. daartoe nalatig zijn.
3.2. [x] vordert daarnaast dat de rechtbank [y] c.s. hoofdelijk veroordeelt om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis:
a. over te gaan tot het voor hun rekening (doen) treffen van de in het rapport van Jansen Wesselink BV genoemde maatregelen aangaande de stallen (de bijgebouwen),
b. over te gaan tot het voor hun rekening (doen) treffen van deugdelijke maatregelen aangaande de fundering van het woonhuis en de boerderij,
c. over te gaan tot het voor hun rekening (doen) treffen van deugdelijke maatregelen aangaande de erfverharding, waaronder in ieder geval dient te worden verstaan het aanbrengen van bewapend beton en het ophogen van de erfverharding en de bijkomende werkzaamheden, zoals het aan- en afvoeren van grond,
d. over te gaan tot het op hun kosten doen saneren van de vervuilde ondergrond dan wel de vervuiling te doen verwijderen,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,– per dag dat [y] c.s. hiertoe nalatig zijn.
3.3. [x] vordert voorts dat de rechtbank verklaart voor recht dat [y] c.s. jegens [x] toerekenbaar zijn tekortgeschoten dan wel jegens [x] onrechtmatig hebben gehandeld, doordat zij aan [x] een non-conforme onroerende zaak hebben geleverd en uit dien hoofde hoofdelijk gehouden zijn om aan [x] schadevergoeding te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Daarbij vordert [x] dat de rechtbank [y] c.s. veroordeelt om aan [x] een voorschot op de schadevergoeding te betalen ad € 75.000,–.
3.4. [x] vordert tevens dat de rechtbank [y] c.s. hoofdelijk veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis een deugdelijke bankgarantie te verstrekken voor een bedrag ad € 300.000,–, althans voor een bedrag dat de rechtbank in goede justitie bepaalt.
3.5. Een en ander bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, en met veroordeling van [y] c.s. in de kosten van de procedure en in de kosten van het gelegde conservatoir beslag.
4. De beoordeling
4.1. [x] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de boerderij na aankoop een aantal gebreken bleek te hebben, hetgeen op grond van artikel 7:17 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) non-conformiteit oplevert, zodat [y] c.s. toerekenbaar zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst, dan wel onrechtmatig hebben gehandeld jegens [x]. [x] vordert herstel van de gebreken op grond van artikel 7:21 BW.
4.2. [y] c.s. voeren als verweer onder meer aan dat niet alle door [x] gestelde gebreken ook in het voorlopig deskundigenrapport van Jansen (hierna: het deskundigen¬rapport) als gebrek worden aangemerkt. Daarnaast was de verzakking van de erfverharding voorafgaand aan de verkoop al zichtbaar voor [x] en hetzelfde geldt voor de staat van de bijgebouwen, zodat deze gebreken niet als verborgen gebreken aan te merken zijn, aldus [y] c.s.. Met betrekking tot de vervuiling van de grond wijzen [y] c.s. aansprakelijkheid af op grond van artikel 6 onder 3 van de akte van levering.
deskundigenrapport
4.3. De deskundige is in het kader van het door [x] aangevraagde voorlopig deskundigenbericht benoemd om op grond van zijn kennis en ervaring een mening te geven omtrent de aan hem gestelde vragen. De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van het voorlopig deskundigenbericht over en maakt die tot de hare.
Hieronder zal de rechtbank de verschillende onderdelen van de vordering punt voor punt bespreken.
de ligboxenstal en de mestkelders
4.4. [x] stelt dat de fundering van de ligboxenstal en die van de mestkelders gebrekkig is. Hij onderbouwt dit door te verwijzen naar het rapport van deskundige Jansen. Volgens [x] waren [y] c.s. op de hoogte van een aanzienlijke verlaging van het grondwaterpeil, die verzakking van de ligboxenstal en mestkelders ten gevolge heeft gehad.
4.5. [y] c.s. voeren aan dat het gebrek dat de deskundige heeft geconstateerd slechts problemen oplevert door de combinatie van de fundering met de grondwaterstandverlaging. [y] c.s. zijn van mening dat de grondwaterstandverlaging niet aan hen kan worden toegerekend. Zij waren niet op de hoogte van de verlaagde grondwaterstand en hebben nooit geweten van een gebrekkige fundering van de ligboxenstal voorafgaand aan de verkoop van de boerderij.
4.6. De rechtbank overweegt dat [x] er op grond van artikel 7:17 lid 1 BW, gelezen in combinatie met artikel 5.3 van de koopovereenkomst, van mocht uitgaan dat de boerderij de eigenschappen bezat die nodig zijn voor normaal gebruik. Daaronder dient te worden verstaan dat geen sprake is van gebreken die het gebruik wezenlijk aantasten. Daarbij gaat het niet enkel om gebreken die het gebruik direct en onmiddellijk in de weg staan, maar ook om gebreken die op afzienbare termijn moeten worden verholpen om ook in de toekomst gebruik te kunnen blijven maken van (in dit geval) de ligboxenstal en de mestkelders.
4.7. Indien de hiervoor omschreven gebreken aanwezig zijn, is daarom sprake van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW. Artikel 5.1 van de koopovereenkomst kan hieraan niet afdoen, nu aan die bepaling niet de strekking kan worden toegekend dat deze geldt als een algemene exoneratie voor de garantie die artikel 5.3 in samenhang met artikel 7:17 lid 1 BW inhoudt.
4.8. De rechtbank overweegt dat deskundige Jansen de fundering van de ligboxenstal ongeclausuleerd als gebrekkig heeft aangemerkt. Hij spreekt in dit verband van 'duidelijk een groot gebrek.' Dit gebrek dient, naar het oordeel van de rechtbank, te worden aangemerkt als een wezenlijke aantasting van de mogelijkheid voor normaal gebruik op afzienbare termijn van dit gebouw. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat op dit punt sprake is van een gebrek dat non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW oplevert. De rechtbank is van oordeel dat deze tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst krachtens in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [y] c.s. dient te komen. Door [y] c.s. zijn ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan hun een beroep op overmacht zou toekomen. Uit hetgeen hierboven onder 4.6 en 4.7 is overwogen, vloeit voort dat de enkele stelling van [y] c.s. dat zij niet bekend waren met het gebrek, ter zake onvoldoende is. De rechtbank overweegt dat in het midden kan blijven of [y] c.s. wisten van de grondwaterstandverlaging. Nu het waterpeil feitelijk lager is komen te liggen dan de bovenkant van de houten palen, wordt [x] immers geconfronteerd met de gevolgen van de - blijkens het deskundigenrapport - voor deze fundering ongeschikte geheel houten palen, waar palen met betonopzet of geheel betonnen palen geïndiceerd waren.
4.9. De rechtbank stelt voorop dat in het deskundigenbericht niet wordt gesproken van een noodzaak om de ligboxenstal af te breken en opnieuw op te bouwen, zodat de primaire vordering van [x] niet toewijsbaar is. De rechtbank kan [x] niet volgen in zijn stelling dat deskundige Jansen in zijn rapport geen oplossing zou hebben geformuleerd voor de problemen met betrekking tot de fundering van de mestkelder. In de beantwoording van de vragen over de fundering van de ligboxenstal noemt Jansen daarbij immers ook expliciet de fundering van de mestkelder. Ook in de geformuleerde oplossing voor de funderings¬problemen wordt de fundering van de mestkelder (met stalen buispalen) expliciet genoemd. Uit het rapport van Jansen leidt de rechtbank af dat de kosten voor herstel van de fundering van zowel ligboxenstal als mestkelder globaal worden geraamd op € 71.400,–, waarbij Jansen heeft aangetekend dat in nader overleg met een ter zake kundige aannemer een alternatief plan gemaakt kan worden, voor wellicht geringere kosten. De rechtbank zal de vordering tot het (doen) herstellen dan ook toewijzen, in dier voege dat de wijze van herstel en de bijbehorende kostenindicatie die deskundige Jansen in zijn rapport heeft genoemd uitgangspunt zullen dienen te zijn bij het herstellen van de fundering van ligboxenstal en mestkelders.
4.10. De rechtbank zal, in afwijking van de gevorderde termijn van tien dagen, waarbinnen volgens de vordering [y] c.s. zouden moeten overgaan tot herstel, een termijn stellen van drie maanden na betekening van dit vonnis. De rechtbank acht het, gezien de complexiteit van de werkzaamheden die moeten worden verricht en de tijd die nodig is voor het aanvragen van offertes en het vervaardigen van ontwerptekeningen, redelijk een termijn van drie maanden op te leggen, waarna de werkzaamheden moeten zijn aangevangen of - indien dit gezien de orderportefeuille van de beoogde aannemer niet mogelijk is - de aanvangsdatum van de werkzaamheden moet zijn bepaald. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot € 2.500,– per dag, tot een maximum van € 80.000,–, gezien het financiële belang dat met de vordering is gemoeid.
fundering van het woonhuis
4.11. [x] stelt dat de fundering van het woonhuis gebrekkig is. Volgens [x] bestaat het gebrek aan de fundering hierin dat deze zettingsgevoelig is, nu er sprake is van twee verschillende funderingswijzen. [x] is het niet eens met het oordeel van deskundige Jansen dat de fundering van het woonhuis niet gebrekkig is.
4.12. [y] c.s. voeren aan dat uit het deskundigenrapport blijkt dat de fundering van het huis niet als gebrekkig wordt aangemerkt, en dat daarom het nemen van de gevraagde maatregelen niet aan de orde is.
4.13. De rechtbank overweegt dat [x] niet aangeeft waarom de deskundigheid van Jansen op dit punt in twijfel zou moeten worden getrokken. De rechtbank stelt daarnaast vast dat [x] ter ondersteuning van zijn afwijkende mening ten opzichte van het deskundigenrapport geen tegenrapportage in het geding heeft gebracht van andere gezaghebbende deskundigen. In het – overigens door [y] c.s. betwiste – rapport van Espebe d.d. 9 juni 2004 wordt in elk geval over een eventueel gebrekkige fundering van de woning niets specifieks opgemerkt; er wordt slechts melding gemaakt van een reparabele scheur in een muur. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van deskundige Jansen op dit punt. Nu de fundering niet als gebrekkig kan worden aangemerkt, is de vordering op dit punt niet toewijsbaar.
de stallen (de bijgebouwen)
4.14. [x] verzoekt de rechtbank om [y] c.s. te veroordelen tot het treffen van de in het deskundigenrapport genoemde maatregelen met betrekking tot deze gebouwen.
4.15. [y] c.s. voeren aan dat deskundige Jansen in zijn rapport geen specifieke maatregelen noemt die met betrekking tot de stallen/bijgebouwen zouden moeten worden getroffen.
4.16. De rechtbank is met [y] c.s. van oordeel dat uit hetgeen Jansen in het deskundigenrapport schrijft over de stallen/bijgebouwen (zie hiervoor onder 2.3.) niet zonder meer blijkt welke concrete maatregelen zouden moeten worden genomen met betrekking tot deze gebouwen: gesproken wordt immers over een geheel nieuwe fundering, en 'waarschijnlijk' vernieuwen van de bovenbouw. [x] heeft nergens toegelicht wat hij op dit punt voor specifieke actie van [y] c.s. zou verwachten: welke soort fundering er zou moeten worden aangebracht bij welk bijgebouw, of en zo ja hoe de bovenbouw van welk bijgebouw vernieuwd zou moeten worden en welke betekenis in dit verband aan het woord 'waarschijnlijk' moet worden toegedicht. De rechtbank merkt dit onderdeel van de vordering dan ook aan als onvoldoende gespecificeerd, en zal het daarom afwijzen.
erfverharding
4.17. [x] stelt dat het erf is verzakt, hetgeen hij aanmerkt als een verborgen gebrek aan deze onroerende zaak.
4.18. [y] c.s. voeren aan dat ten tijde van de verkoop al zichtbaar was dat het erf verzakkingen vertoonde, zodat van een verborgen gebrek geen sprake is, volgens [y] c.s..
4.19. De rechtbank overweegt dat [x] niet heeft betwist dat de foto's die [y] c.s. als productie 2 bij conclusie van antwoord in het geding hebben gebracht dateren van voor de verkoop. Op de bovenste foto is te zien dat de erfverharding oneffenheden vertoont, en dat bij de ingang van de schuur een betonnen plaat ligt die duidelijk hoger gelegen is dan de rest van het erf. Dit is ook zichtbaar op de bovenste foto van productie 4 bij conclusie van antwoord. Op de onderste foto van productie 2 is te zien dat de klinkerbestrating schuin oploopt tegen het gebouw aan de rechterzijde. Op de onderste foto van productie 4 zijn als bestrating van het in hoogte aflopende erf deels afgebrokkelde betonplaten zichtbaar. Daarnaast was de kwaliteit van de erfverharding in de verkoopbrochure als 'redelijk' aangemerkt. Hoewel [x] heeft gesteld dat hij tijdens de bezichtiging geen verzakkingen heeft geconstateerd, overweegt de rechtbank dat hij daarvoor wel op zijn hoede had moeten zijn, gezien de aanwijzingen hiervoor die blijkens de foto's ook ten tijde van de verkoop al bestonden. In elk geval had de toestand van het erf voorafgaand aan de verkoop vragen bij [x] als koper kunnen of moeten oproepen.
4.20. Hieraan doet niet af dat deskundige Jansen op een vraag van de rechtbank heeft geantwoord dat de verzakkingen van het erf voorafgaand aan de verkoop niet zonder graafwerk en/of destructief onderzoek zichtbaar waren. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit een verschrijving van de deskundige zijn, nu het genoemde antwoord niet alleen betrekking heeft op de erfverharding maar ook op verschillende gebreken aan funderingen. Jansen overweegt met betrekking tot het erf immers expliciet nog het volgende: "Aangenomen mag worden dat - indien een erf significant verzakt is aan één zijde van de ligboxenstal - dit partijen zal zijn opgevallen." Naar het oordeel van de rechtbank is er, gegeven het beeld dat uit de foto's van het erf naar voren komt in combinatie met deze bemerking van de deskundige, geen sprake van een verborgen gebrek, zodat de rechtbank hier veeleer een onderzoeksplicht van [x] aanwezig acht dan een mededelingsplicht van [y] c.s.. De omstandigheid dat [x] het blijkbaar niet noodzakelijk heeft geacht om voorafgaand aan de aankoop naar de toestand van het erf nader onderzoek te verrichten, komt voor rekening en risico van [x] en staat in de weg aan het toewijzen van de vordering op dit punt.
verontreiniging van de grond
4.21. [x] stelt dat in de grond verontreinigingen zijn aangetroffen, waarvan [y] c.s. weet moeten hebben gehad, en die door hen moeten worden verwijderd.
4.22. [y] c.s. voeren aan dat zij op grond van artikel 6 van de akte van levering niet verantwoordelijk zijn voor vervuiling in de grond.
4.23. De rechtbank honoreert het verweer van [y] c.s.. Op grond van artikel 6.1 van de akte van levering moet er van worden uitgegaan dat [y] c.s. niet op de hoogte waren van de aanwezigheid van verontreinigingen in de grond. De blote stellingen van [x] dat [y] c.s. hiervan wel degelijk op de hoogte waren, zijn na gemotiveerde betwisting niet nader onderbouwd, en worden dan ook gepasseerd. Voor het leveren van tegenbewijs tegen het dwingende bewijs dat de notariële akte oplevert, is onder die omstandigheden geen plaats. In artikel 6.3 van de akte van levering wordt voorts het risico voor verontreinigingen bij de koper gelegd. Het reinigen van de vervuilde grond komt daarom voor rekening en risico van [x], zodat de vordering tot het (doen) reinigen van de grond door [y] c.s. niet toewijsbaar is.
schade
4.24. De rechtbank overweegt dat [y] c.s. in beginsel aansprakelijk zijn voor schade die [x] lijdt ten gevolge van de levering door [y] c.s. van een deels non-conforme onroerende zaak, nu hierboven is geoordeeld dat de geconstateerde gebreken aan de fundering aan [y] c.s. toe te rekenen zijn. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de schadestaatprocedure toewijzen, omdat [x] aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade lijdt ten gevolge van deze non-conformiteit van de onroerende zaak, in elk geval bestaande uit maatregelen die tijdens de werkzaamheden aan ligboxenstal en mestkelder ten behoeve van het vee zullen moeten worden getroffen.
4.25. [x] vordert een voorschot van € 75.000,– op de vergoeding van de schade die hij heeft geleden en zal lijden.
4.26. [y] c.s. betwisten gemotiveerd alle schadeposten die [x] naar voren brengt.
4.27. De rechtbank is van oordeel dat een inhoudelijke beoordeling van de verschillende gestelde schadeposten in deze procedure achterwege kan blijven, nu de daadwerkelijk geleden schade in de schadestaatprocedure kan worden vastgesteld. Om tot het toekennen van een voorschot te komen, moet de rechtbank beschikken over een indicatie van de hoogte van de uiteindelijk toe te kennen schadevergoeding. De rechtbank stelt echter vast dat de stellingen van [x] met betrekking tot de verschillende schadeposten slechts zien op het bestaan van deze posten, niet op de eventuele hoogte van de schadevergoeding. Het gevorderde bedrag van € 75.000,– wordt aldus op geen enkele wijze onderbouwd. Onder die omstandigheden is het gevorderde voorschot, naar het oordeel van de rechtbank, niet toewijsbaar.
4.28. De rechtbank zal ook de vordering tot het verstrekken van een bankgarantie van € 300.000,– afwijzen. Nu [x] beslag heeft gelegd op onroerende zaken van [y] c.s. om zijn vordering tot schadevergoeding zeker te stellen, en nu de hoogte van de uiteindelijke schadevergoeding pas zal komen vast te staan in de schadestaatprocedure, is de rechtbank van oordeel dat [x] niet voldoende heeft onderbouwd waarom een aanvullende zekerheidsstelling tot dit bedrag noodzakelijk zou zijn.
4.29. [x] vordert [y] c.s. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De rechtbank overweegt dat [x] drie beslagrekesten heeft overgelegd, waarvan de eerste twee blijkbaar niet tijdig zijn gevolgd door een dagvaarding in de hoofdzaak, zodat de kosten daarvoor niet aan [y] c.s. kunnen worden berekend. Bij het laatste beslagrekest is een factuur van de deurwaarder gevoegd voor de kosten van de dagvaarding in deze procedure. Een factuur voor het beslagexploot ontbreekt echter, zodat de rechtbank de verschotten - als onvoldoende onderbouwd - op nihil zal stellen. [x] heeft beslag gelegd voor een vordering die is begroot op € 815.000,–. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat de prestatie waartoe [y] c.s. zal worden veroordeeld te waarderen is op een bedrag van omstreeks EUR 71.400,–, is er deels ten onrechte beslag gelegd. Het toepasselijke liquidatietarief voor het procureurssalaris zal dienovereenkomstig worden aangepast. De beslagkosten worden aldus vastgesteld op EUR 0,00 voor verschotten en EUR 894,00 voor salaris procureur (1 rekest x EUR 894,00).
4.30. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
4.31. Gezien de aard van de toe te wijzen vorderingen zal de rechtbank het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. gebiedt [y] c.s. om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis aan te vangen met herstel van de fundering van de ligboxenstal en de mestkelders, dan wel - indien dit gezien de orderportefeuille van de beoogde aannemer niet binnen drie maanden mogelijk is - de aanvangsdatum van de werkzaamheden te hebben bepaald, waarbij de rechtbank bepaalt dat de wijze van herstel en de bijbehorende kostenindicatie van maximaal EUR 71.400,– die deskundige Jansen in zijn rapport heeft genoemd uitgangspunt zullen dienen te zijn bij het herstellen van de fundering van ligboxenstal en mestkelders,
5.2. bepaalt dat [y] c.s. voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder 5.1 bepaalde, aan [x] een dwangsom verbeurt van EUR 2.500,–, tot een maximum van EUR 80.000,–,
5.3. verklaart voor recht dat [y] c.s. jegens [x] toerekenbaar zijn tekortgeschoten doordat zij aan [x] een non-conforme onroerende zaak hebben geleverd en uit dien hoofde hoofdelijk gehouden zijn om aan [x] schadevergoeding te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.4. veroordeelt [y] c.s. in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 894,00,
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.E. Geerlings en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.?