ECLI:NL:RBLEE:2008:BD3235

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
88098 / KG ZA 08-68
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschillen rondom toegang en hinder van een schoolgebouw

In deze zaak, die voor de Rechtbank Leeuwarden is behandeld, betreft het een kort geding tussen de Stichting Roobol, het bevoegd gezag van de openbare basisschool W.H. van Heemstra, en de buren, aangeduid als [a] c.s. De Stichting Roobol vordert onder andere toegang tot de grond aan de westzijde van het schoolgebouw en het terugplaatsen van een eerder verwijderd hekwerk. De buren hebben de hoofdonderwijzerswoning van de school gekocht en stellen dat zij een gebruiksrecht hebben op de grond. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eigendomsgrens duidelijk is vastgelegd in een notariële akte en dat Roobol als eigenaar het recht heeft om haar grond vrijelijk te betreden. De vorderingen van Roobol worden grotendeels toegewezen, inclusief een dwangsom voor het niet naleven van de veroordelingen. De buren worden veroordeeld om materialen van het hekwerk terug te geven en om roerende zaken die op het perceel van Roobol zijn geplaatst te verwijderen. De voorzieningenrechter legt ook dwangsommen op voor het wegnemen van licht van de school door de buren. De vordering van [a] c.s. in reconventie wordt afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelt dat de huidige situatie al jaren bestaat en dat er geen sprake is van een onrechtmatige hinder. De proceskosten worden toegewezen aan Roobol.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 88098 / KG ZA 08-68
Vonnis in kort geding van 4 juni 2008
in de zaak van
de stichting
STICHTING ROOBOL,
gevestigd te Buitenpost,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.B. Dijkema,
advocaat mr. S.A. Geerdink te Woerden,
tegen
1. [a],
wonende te [woonplaats],
2. [b],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. I. van der Meer te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Roobol en [a] c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling d.d. 24 april 2008;
- de pleitnota van Roobol;
- de pleitnota van [a] c.s.;
- de eis in reconventie;
- de brief d.d. 21 mei 2008 van mr. Geerdink.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Roobol vormt het bevoegd gezag van onder meer de openbare basisschool W.H. van Heemstra aan de [adres] [nr] te [woonplaats]. Deze school is gelegen naast de woning van [a] c.s. aan de [adres] [nr] te [woonplaats].
2.2. [a] c.s. hebben de woning, de voormalig bij de school behorende hoofdonderwijzerswoning, op 17 juni 1999 gekocht van de toenmalige eigenaar, de gemeente Kollumerland en Nieuw Kruisland. Deze gemeente was op dat moment nog het bevoegd gezag en eigenaar van de Van Heemstraschool. De percelen van Roobol en [a] c.s. vormden tot de verkoop aan [a] c.s. van de hoofdonderwijzerswoning één terrein dat is gesplitst.
2.3. In artikel 8 van de koopakte van de hoofdonderwijzerswoning d.d. 17 juni 1999 is onder de kop "Grenzen en afscheidingen" het volgende bepaald:
'De eigendomsgrens tussen het bij deze akte verkochte en het naastgelegen aan verkoper in eigendom verblijvende gedeelte van gemeld kadasternummer 2813, waarop het schoolgebouw is gesitueerd, komt exact in het midden van de aldaar gelegen steeg te liggen.'
2.4. Bij de bestuursoverdracht in juli 2004 van de school door de gemeente aan Roobol is in de betreffende akte onder de kop "erfdienstbaarheden en overige verplichtingen" verwezen naar artikel 8 van de koopakte d.d. 17 juni 1999 en is de letterlijke tekst daarvan in de akte overgenomen.
2.5. Aan de westzijde van de school, daar waar het perceel van de school aan het perceel van [a] c.s. grenst, is een klaslokaal gevestigd met daarin drie lagen ramen. Ook bevinden zich elders aan de westzijde ramen in het schoolgebouw welke zicht bieden op de tuin van [a] c.s.. Al deze ramen bevinden zich binnen 2 meter vanaf de erfgrens.
2.6. Roobol heeft in januari 2008 een erfafscheiding geplaatst op twee meter afstand van het schoolgebouw. [a] c.s. hebben deze erfafscheiding verwijderd en de betreffende materialen in hun bezit gehouden.
3. Het geschil in conventie
3.1. Roobol vordert, na vermeerdering van eis - samengevat - [a] c.s. uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
I. om Roobol en haar personeelsleden of door haar ingehuurde derden te allen tijde de toegang tot de grond aan de westkant van het schoolgebouw te verschaffen dan wel die toegang mogelijk te maken middels gebruikmaking van de door [a] c.s. in de achterschutting geplaatste deur, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat [a] c.s. in strijd daarmee handelen;
II. binnen vijf dagen na heden het hekwerk zoals geplaatst in januari 2008 terug te plaatsen en in die staat te laten staan op de scheidslijn van 1.70 meter afstand gerekend vanaf het schoolgebouw dan wel de materialen van het hekwerk aan Roobol ter hand te stellen;
III. binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de door Roobol geleden schade ten bedrage van € 1.625,- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente;
IV. binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis alle roerende zaken die tegen de gevel van het schoolgebouw en in de grond van Roobol zijn geplaatst, te verwijderen;
V. na te laten op enigerlei wijze onrechtmatig hinder te doen veroorzaken in de vorm van overlast, waaronder het onthouden van licht, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat [a] c.s. in strijd met II. tot en met V. handelen.
VI. tot betaling van de kosten van de procedure, zulks met de bepaling dat daarover wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na dit vonnis.
3.2. Daarnaast heeft Roobol een verklaring voor recht gevorderd dat zij conform de
tekening behorende bij de akte van bestuursoverdracht en het kadaster eigenaar is van de
strook grond aan de westzijde van het schoolgebouw aan de [adres] [nr] te [woonplaats] en dat
op die grond geen gebruiksrecht van [a] c.s. rust. Zij is in deze vordering ter
terechtzitting echter aanstonds niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat een verklaring
voor recht niet kan worden gevorderd in een kort gedingprocedure. De voorzieningenrechter
laat deze vordering daarom verder buiten beschouwing.
3.3. [a] c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [a] c.s. vorderen samengevat - Roobol te veroordelen:
a. tot het beplakken en beplakt houden met lichtdoorlatend, ondoorzichtig plakplastic van de onderste twee ramenrijen in de westgevel van het schoolgebouw;
b. tot het sluiten en gesloten houden van de onderste twee ramenrijen in de westgevel van het schoolgebouw;
c. tot het betalen van de door [a] c.s. geleden schade ten bedrage van
€ 977,80, te vermeerderen met wettelijke rente.
Dit alles binnen een week na de datum van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat niet wordt voldaan aan het vonnis.
4.2. Roobol voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Roobol heeft gevorderd te bepalen dat zij toegang krijgt tot haar perceel aan de westkant aan de school, zoals onder I. geformuleerd. Aan dit verzoek heeft zij ten grondslag gelegd dat de grond haar eigendom is. [a] c.s. stellen dat zij een gebruiksrecht op het betreffende stuk grond hebben, zodat het verzoek van Roobol dient te worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ter terechtzitting is gebleken dat tussen partijen geen geschil bestaat over de ligging van de erfgrens, deze volgt uit de notariële akte van 17 juni 1999. Hiermee is duidelijk welke grond aan de westzijde van de school in eigendom toebehoort aan de school. Anders dan [a] c.s. ingang willen doen vinden, hebben zij naar het oordeel van de rechtbank geen gebruiksrecht op deze grond. De rechtstoestand betreffende de erfgrens is immers geschapen met de notariële akte van 17 juni 1999. Dat voordien sprake mogelijk sprake was van gebruik van de grond door de rechtsvoorgangers van [a] c.s. doet hieraan niet af, temeer daar beide percelen in het verleden in handen van de gemeente waren. Nu sinds 1999 onvoldoende tijd is verstreken om tot verkrijgende verjaring te concluderen staat op grond van het vorenstaande vast dat de grond aan de westzijde van de school tot het midden van de steeg en in het verlengde daarvan aan Roobol toebehoort en geen sprake is van een gebruiksrecht van [a] c.s.. Roobol heeft derhalve als eigenaar het recht om haar eigen grond vrijelijk te betreden. Het onder I. gevorderde zal derhalve worden toegewezen.
5.2. Gezien de omstandigheden van het geval, zijnde de verslechterde onderlinge verhoudingen zoals bij partijen bekend, acht de voorzieningenrechter het geraden om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden, zodat daarmee de nakoming van de veroordeling wordt verzekerd.
5.3. Roobol heeft, zoals onder II. weergegeven, verzocht [a] c.s. te veroordelen tot het terugplaatsen van de door Roobol eerder geplaatste erfafscheiding op twee meter vanaf de school. De voorzieningenrechter zal dit verzoek afwijzen omdat niet is komen vast te staan dat de erfgrens, zoals is opgenomen in de akte van 17 juni 1999, exact op twee meter vanaf de school is gelegen.
5.4. Ten aanzien van het onder II. subsidiair door Roobol gevorderde overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Als gesteld en niet weersproken staat vast dat Roobol de erfafscheiding heeft geplaatst, althans heeft doen plaatsen. Ondanks herhaald verzoek van de zijde van Roobol hebben [a] c.s. geweigerd deze materialen terug te geven. De materialen van het hekwerk behoren in eigendom toe aan Roobol, zodat de vordering om deze terug te geven voor toewijzing gereed ligt. De voorzieningenrechter zal [a] c.s. veroordelen om de materialen van het door Roobol geplaatste hekwerk in nette staat terug te geven aan Roobol binnen vijf dagen na de dag van dit vonnis.
5.5. Ook ten aanzien van deze veroordeling ziet de voorzieningenrechter in de onderlinge verhoudingen aanleiding een dwangsom op te leggen van € 1.000,- voor iedere dag dat [a] c.s. in gebreke blijven met het leveren van de materialen van de erfafscheiding aan Roobol.
5.6. De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat het Roobol vervolgens vrijstaat om na uitmeting door het kadaster van de ligging van de erfgrens (conform de notariële akte van 17 juni 1999) de erfafscheiding opnieuw op de juiste grens terug te plaatsen.
5.7. Voor wat betreft de onder III. door Roobol verzochte schadevergoeding, welke door [a] c.s. wordt betwist, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Voor de vraag of toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding geïndiceerd is, moet de rechter volgens de Hoge Raad niet alleen onderzoeken of het bestaan van een vordering van Roobol op [a] c.s. voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden, welke meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en daarbij in de afweging van belangen van partijen mede betrekken de vraag naar het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling door Roobol van de toe te wijzen geldvordering. Voorts geldt dat van de eisende partij mag worden verlangd dat naar behoren feiten en omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden (zie Hof Leeuwarden, 19 oktober 2005, JAR 2006/32). Roobol heeft echter nagelaten om dergelijke feiten en omstandigheden te stellen, zodat de gevorderde betaling reeds om die reden dient te worden afgewezen.
5.8. Roobol stelt dat [a] c.s. roerende zaken tegen de gevel van het schoolgebouw en in de grond die in eigendom aan Roobol toebehoort hebben geplaatst en dat dit onrechtmatig is, zodat deze dienen te worden verwijderd. [a] c.s. hebben erkend dat sprake is van roerende goederen op en in de grond van Roobol.
5.9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het plaatsen van roerende zaken op en in de grond van Roobol onrechtmatig is, want in strijd met haar eigendomsrecht. De vordering van Roobol zal derhalve op dit punt worden toegewezen, inclusief de gevorderde dwangsom.
5.10. Het verzoek van Roobol om [a] c.s. te veroordelen na te laten op enigerlei wijze onrechtmatig hinder te (doen) veroorzaken, vloeit blijkens de dagvaarding voort uit eerdere gedragingen van de zijde van [a] c.s.. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent het volgende.
Als gesteld en niet betwist is komen vast te staan dat [a] c.s. de ramen van het klaslokaal zwart hebben geverfd en voor de ramen openhaardhout hebben opgestapeld om het zicht vanuit de school in hun tuin te belemmeren. In deze feiten en omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor toewijzing van het verzoek van Roobol voor wat betreft het onthouden van licht. De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding het verzoek voor wat betreft de overige vormen van hinder toe te wijzen, aangezien de eis op dit punt te onbepaald is.
5.11. Ook in dit verband acht de voorzieningenrechter het op basis van de omstandigheden van het geval, waaronder de eerdere gedragingen van [a] c.s. en de verslechterde onderlinge verhoudingen, geraden om een dwangsom op te leggen teneinde de naleving van het verbod tot hinder te verzekeren. De voorzieningen bepaalt hieromtrent het volgende. [a] c.s. verbeuren een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag, dat zij op enigerlei wijze licht wegnemen van de school door de ramen te bedekken, te beschilderen, door er op korte afstand (op de grond van Roobol) iets voor te plaatsen, of op welke andere wijze dan ook.
5.12. De voorzieningenrechter bepaalt dat de op te leggen dwangsommen samen niet boven een bedrag van in totaal € 25.000,- verbeurd zullen worden.
5.13. [a] c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Roobol worden begroot op:
- dagvaarding € 83,56
- vast recht 248,00
- salaris procureur 816,00
Totaal € 1.147,56
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar zoals gevorderd.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. [a] c.s. leggen aan hun vordering in reconventie - samengevat - ten grondslag dat sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 5:50 lid 1 BW omdat Roobol doorzichtige vensters heeft binnen twee meter van de erfgrens. Roobol stelt dat de huidige situatie al jaren bestaat en dat zij als rechtsopvolger ook al jaren een doorzichtig raam bezit met zicht op de tuin van [a] c.s..
6.2. De voorzieningenrechter begrijpt het verweer van Roobol als een beroep op extinctieve verjaring. Uit de schriftelijke verklaring van de rechtsvoorganger van [a] c.s., de heer [c], blijkt dat de huidige situatie rondom de school en de woning van [a] c.s. reeds sinds 1986 bestaat. Derhalve zijn meer dan 20 jaren verstreken waarin zicht vanuit de school op de tuin van [a] c.s. bestond zodat de vordering van [a] c.s. tot opheffing van de onrechtmatigheid is verjaard. [a] c.s. kunnen derhalve geen blindering van de ramen in de school vorderen. De vordering in reconventie zal op deze grond worden afgewezen.
6.3. De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat de in artikel 5:50 lid 1 BW genoemde uitzondering van verleende toestemming ook tot het oordeel leidt dat het vordering in reconventie van [a] c.s. dient te worden afgewezen. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende. De verbouwing aan de school ten gevolge waarvan het zicht op de tuin van [a] c.s. is ontstaan, heeft plaatsgevonden in 1986. Op dat moment waren de school en de hoofdonderwijzerswoning beide eigendom van de gemeente, zodat er geen enkel bezwaar bestond omtrent eventuele inkijk. Als eigenaar van beide percelen was voor de gemeente sprake van een vanzelfsprekende toestemming. Ook voor [a] c.s. moet dit duidelijk zijn geweest op het moment dat zij het afgesplitste perceel met de hoofdonderwijzerswoning kochten. Dat deze toestemming niet is ingeschreven in de daartoe bestemde registers leidt er in dit geval derhalve niet toe dat de toestemming geen werking heeft tegen de rechtsopvolgers, [a] c.s.. Bovendien hebben zij de huidige situatie geaccepteerd bij de aankoop van hun woning en kunnen zij daarop nu in redelijkheid niet terugkomen.
6.4. De voorzieningenrechter wijst de vordering van [a] c.s. om Roobol te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding af op de in rechtsoverweging 5.7. besproken gronden nu [a] c.s. geen feiten en omstandigheden hebben gesteld die meebrengen dat op dit punt een voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden.
6.5. [a] c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Roobol worden begroot op:
- salaris procureur € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
Totaal € 408,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar zoals gevorderd.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. veroordeelt [a] c.s. om Roobol en haar personeelsleden of door haar ingehuurde derden te allen tijde de toegang tot de bij de school behorende grond aan de westkant van het schoolgebouw te verschaffen, dan wel die toegang mogelijk te maken middels gebruikmaking van de door [a] c.s. in de achterschutting geplaatste deur;
7.2. bepaalt dat [a] c.s. voor iedere keer dat zij in strijd handelen met het onder 7.1. bepaalde, aan Roobol een dwangsom verbeuren van € 1.000,-;
7.3. veroordeelt [a] c.s. om de materialen van het door Roobol geplaatste hekwerk in nette staat terug te geven aan Roobol binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis;
7.4. bepaalt dat [a] c.s. voor iedere dag dat zij in strijd handelen met het
onder 7.3. bepaalde, aan Roobol een dwangsom verbeuren van € 1.000,-;
7.5. veroordeelt [a] c.s. om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis alle roerende zaken die tegen de gevel van het schoolgebouw en in de grond van Roobol zijn geplaatst, te verwijderen;
7.6. bepaalt dat [a] c.s. voor iedere dag dat zij in strijd handelen met het
onder 7.5. bepaalde, aan Roobol een dwangsom verbeuren van € 1.000,-;
7.6. verbiedt [a] c.s. om op enigerlei wijze licht weg te nemen van de school
door de ramen te bedekken, te beschilderen, door er op korte afstand iets voor te plaatsen, of
op welke andere wijze dan ook;
7.7. bepaalt dat [a] c.s. voor iedere dag dat zij in strijd handelen met het
onder 7.6. bepaalde, aan Roobol een dwangsom verbeuren van € 1.000,-;
7.8. bepaalt dat boven de som van € 25.000,- geen dwangsommen meer worden verbeurd;
7.9. veroordeelt [a] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Roobol tot op heden begroot op € 1.147,56, te vermeerderen met de wettelijke rente over beide bedragen ingaande veertien dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis;
7.10. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.11. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.12. wijst het gevorderde af;
7.13. veroordeelt [a] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Roobol tot op heden begroot op € 408,- te vermeerderen met de wettelijke rente over beide bedragen ingaande veertien dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis;
7.14. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.15. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. F. van der Meulen op 4 juni 2008.?