ECLI:NL:RBLEE:2008:BD3712

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
177340 \ CV EXPL 05-4316
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor huidaandoening van kapster door blootstelling aan PPD en mercapto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 5 maart 2008 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie. De eiseres, een kapster, heeft de gedaagde werkgever aansprakelijk gesteld voor een huidaandoening die zij heeft opgelopen door blootstelling aan de stoffen PPD en mercapto tijdens haar werkzaamheden. De kantonrechter heeft in zijn vonnis verwezen naar eerdere tussenvonnissen en een deskundigenrapport dat op 24 september 2007 is uitgebracht. Dit rapport bevestigde dat de eiseres tijdens haar dienstverband van 1 januari 1999 tot 4 maart 2002 aan deze schadelijke stoffen was blootgesteld, wat heeft geleid tot een allergie.

De deskundige heeft in zijn rapport de chemische eigenschappen van PPD en mercapto beschreven en de gezondheidseffecten die deze stoffen kunnen hebben op werknemers in de kappersbranche. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever, gedaagde, niet voldoende maatregelen heeft getroffen om de eiseres te beschermen tegen deze stoffen, ondanks dat de risico's bekend waren. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade die de eiseres heeft geleden als gevolg van deze blootstelling.

De eiseres heeft een voorschot van € 7.500,00 gevorderd op de door haar geleden en nog te lijden schade, wat door de kantonrechter is toegewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde de kosten van het geding en het deskundigenrapport moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van werkgevers om een veilige werkomgeving te waarborgen, vooral in sectoren waar werknemers worden blootgesteld aan schadelijke stoffen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 177340 \ CV EXPL 05-4316
vonnis van de kantonrechter d.d. 5 maart 2008
inzake
[eiseres],
hierna te noemen: [eiseres],
wonende te Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: mr. F.A.P. Laporte,
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te Grou,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Baggerman.
Procesverloop
1. De kantonrechter neemt hier over hetgeen in de tussenvonnissen van 16 juni 2006 en 9 februari 2007 is overwogen en beslist. Door de door de kantonrechter benoemde deskundige (dr. A.H. Verschoor, Expertise Centre Environmental Medicine, ECEM) is op 24 september 2007 een rapport uitgebracht. Partijen hebben vervolgens elk een conclusie na deskundigenbericht genomen, waarna vonnis is bepaald.
Motivering
De verdere beoordeling van het geschil
2. Het rapport van de deskundige is gebaseerd op twee gesprekken met mevrouw [eiseres] en op een afgelegd bezoek aan de kapsalon K&K te Leeuwarden waarbij is gesproken met de heer [gedaagde]. Ook is gebruik gemaakt van in het rapport genoemde literatuur en stukken, welke literatuur en stukken deels als bijlage aan het rapport zijn toegevoegd.
3. In het tussenvonnis van 16 juni 2006 is in rechtsoverweging 5 overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] tijdens haar werkzaamheden in dienst van [gedaagde] blootgesteld is aan PPD en mercapto en dat zij als gevolg daarvan een allergie voor deze stoffen heeft ontwikkeld. In het deskundigenrapport is ondermeer een beschrijving gegeven van de chemische eigenschappen van de stoffen PPD en mercapto en van de gezondheidseffecten die het gebruik van producten met deze stoffen voor werknemers in de kappersbranche kan hebben. Ook is in het rapport beschreven wat in de kappersbranche de toepassing is/was van de producten met PPD en mercapto en meer specifiek voor welke doeleinden en onder welke omstandigheden deze producten gedurende het dienstverband van [eiseres] bij [gedaagde] van 1 januari 1999 tot 4 maart 2002 werden gebruikt.
Deze beschrijvingen houden naar het oordeel van de kantonrechter een bevestiging in van bedoelde blootstelling van [eiseres] aan PPD en mercapto tijdens haar werkzaamheden bij [gedaagde] en de als gevolg daarvan bij [eiseres] ontwikkelde allergie voor deze stoffen.
4. Volgens de deskundige was voor 1999 in de wetenschappelijke literatuur bekend dat PPD dermatitis kan geven bij kapsters. In het rapport zijn wetenschappelijke publicaties genoemd uit 1984 en 1994 en is vermeld dat PPD sinds 1998 verboden is voor toepassing in haarverf in Finland. Ook hebben de deskundigen genoemd dat het Centrum voor Huid en Arbeid in 1994 een groot aantal (173) patiënten met allergie voor PPD heeft beschreven. Voorts is door de deskundigen gewezen op de 'Nulmeting Arboconvenant Kappers, onderdeel chemische belasting' uit 2001, waarin uitvoerig wordt ingegaan op de PPD-allergie bij kappers. Door de deskundige is ook gewezen op vijf door de Kappersbond FNV in de periode van 1987 tot en met 1999 uitgegeven folders over kapperseczeem, waarbij zij heeft vermeld dat sinds midden 1990 over dit onderwerp voorlichting is gegeven en dat de genoemde publicaties op diverse kappersopleidingen onder de aandacht zijn gebracht.
Met betrekking tot mercapto is door de deskundige opgemerkt dat voor 1999 bekend was dat latexhandschoenen een allergie kunnen geven, dat latexallergie iets anders is dan rubberallergie en dat in 1998 een folder is uitgegeven 'U bent allergisch voor rubber: Wat nu', waarin de mercapto-allergie staat beschreven. Voorts heeft de deskundige gewezen op het bestaan van meerdere publicaties over mercapto-allergie in de internationale literatuur, waaronder een informatieblad uit 1993. Tenslotte heeft de deskundige er op gewezen dat door de werkgevers- en werknemersorganisaties in de kappersbranche in 1999 een intentieverklaring is getekend om te komen tot een Arboconvenant Kappersbranche. Dit covenant is in 2001 tot stand gekomen en hield onder meer in dat afspraken zijn gemaakt gericht op het bereiken van een reductie met 40% van het optreden van handeczeem onder kappers.
De kantonrechter maakt al deze bevindingen van de deskundige tot de zijne en concludeert daaruit dat ten tijde van de blootstelling van [eiseres] aan de stoffen PPD en mercapto in eerder genoemde periode de gezondheidseffecten, althans de allergene belasting van (producten met) die stoffen voor de gebruikers ervan in de kappersbranche en derhalve ook bij [gedaagde] genoegzaam bekend is geweest, althans had behoren te zijn.
5. Volgens de deskundige zijn er nog geen alternatieve producten voor permanente haarkleuring ontwikkeld die geen PPD bevatten. Volgens de deskundige waren er in de betreffende periode handschoenen van andere materialen, maar was het niet duidelijk welke handschoenen volledig vrij waren van mercapto en in hoeverre de verschillende soorten handschoenen de allergenen, zoals PPD, lang genoeg konden tegenhouden.
Wel waren er volgens de deskundige in de betreffende periode werkmethoden en/of persoonlijke beschermingsmiddelen bekend om het contact met PPD te verminderen, te weten:
a. het gebruik van beschermende handcrèmes;
b. handen reinigen zonder zeep en goed afdrogen met een schone handdoek;
c. geen sieraden dragen tijdens het werk;
d. taakroulatie zodat per medewerker de natte handelingen worden verdeeld;
e. vermindering van contaminatie met PPD, afkomstig van de haarverf, door
aanpassingen van de inrichting en het interieur en door frequent grondig
schoonmaken van de salon;
f. het voorkomen van verontreiniging van de buitenkant van de tube haarverf;
g. het inrichten van een aparte chemiehoek in de kapsalon (sinds 2005 als verplichting
opgenomen in het arboconvenant).
Volgens de deskundige was het in de betreffende periode gangbaar om de haren eerst te kleuren en dan te knippen. Het knippen gebeurde dan zonder handschoenen. Door de deskundige is gewezen op de mogelijkheid om eerst te knippen en vervolgens de haren te kleuren. Ook hebben de deskundigen de mogelijkheid genoemd om de handschoenen frequent te vervangen.
6. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is [gedaagde] aansprakelijk voor de door [eiseres] als gevolg van blootstelling aan PPD en mercapto geleden schade, nu de schade is ontstaan in de uitoefening van de werkzaamheden van [eiseres] bij [gedaagde], met dien verstande dat [gedaagde] zich van die aansprakelijkheid kan bevrijden door te stelen en zonodig te bewijzen dat hij de maatregelen heeft getroffen die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat [eiseres] als gevolg van die blootstelling schade zou lijden. Dit houdt in dat [gedaagde] in ieder geval die veiligheidsmaatregelen diende te treffen welke vereist waren met het oog op de aan het werken met haarkleurproducten en handschoenen verbonden gevaren die hem bekend waren of behoorden te zijn. Tot deze maatregelen dienen in ieder geval gerekend te worden de hiervoor in rechtsoverweging 5 genoemde aan het rapport van de deskundige ontleende maatregelen. Deze maatregelen zijn, gegeven de bekendheid met de gezondheidseffecten van de blootstelling aan PPD en mercapto, ook zozeer voor de handliggend dat het treffen er van zonder meer tot de zorgplicht van [gedaagde] gerekend moet worden, ook wanneer één of meer van die maatregelen pas in een later stadium met zoveel woorden zijn beschreven c.q. voorgeschreven in bijvoorbeeld folders of het reeds genoemde Arboconvenant. Derhalve dient nog de vraag te worden beantwoord of [gedaagde] deze maatregelen ook daadwerkelijk en in voldoende mate heeft getroffen. De kantonrechter overweegt dienaangaande het volgende.
7. Door de deskundige is in het rapport een aantal bevindingen opgesomd met betrekking tot de hiervoor genoemde maatregelen. Het betreft onder meer de aanwezigheid van vaak vervuilde tubes met haarkleurproducten, de aanwezigheid van maar één handdoek voor alle medewerkers, het matig schoonmaken van de salon en de aanwezigheid van dunne, slecht passende en snel kapotte handschoenen. Niet blijkt uit het rapport hoe deze bevindingen door de deskundige zijn vastgesteld. Nu [gedaagde] heeft betwist deze en andere hiervoor genoemde maatregelen niet te hebben genomen, biedt het rapport in zoverre geen althans onvoldoende onderbouwing voor de conclusie dat [gedaagde] ten aanzien van deze maatregelen al dan niet in zijn zorgplicht is tekort geschoten. Wel is tussen partijen niet in geschil dat in de betreffende periode het in de kappersbranche gangbaar was om de haren eerst te kleuren en dan te knippen en dat de gang van zaken bij [gedaagde] geen andere was. Pas nadat [eiseres] in 2001 van de dermatoloog het advies had gekregen om bedoelde volgorde te veranderen, is zij daartoe in overleg met [gedaagde] overgegaan. De kantonrechter is van oordeel dat de op [gedaagde] rustende zorgplicht mede inhield dat hij er al veel eerder en in ieder geval al vanaf 1999 op toe had moeten zien dat de haren eerst werden geknipt om ze pas daarna te kleuren. Door dat na te laten is [gedaagde] zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 2 BW niet nagekomen. Dit maakt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade als gevolg aan blootstelling aan PPD. Hoewel destijds niet duidelijk was welke handschoenen volledig vrij waren van mercapto, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] ook aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade als gevolg van de blootstelling aan mercapto. [gedaagde] heeft door geen, althans onvoldoende maatregelen te treffen die blootstelling aan PPD konden voorkomen, de kans dat [eiseres] aan mercapto kon worden blootgesteld aanzienlijk vergroot. [eiseres] heeft de mercapto bevattende handschoenen die tot de allergie hebben geleid immers moeten dragen omdat [gedaagde] nagelaten had die maatregelen te treffen die blootstelling aan PPD konden voorkomen en als gevolg waarvan [eiseres] een allergie voor PPD heeft ontwikkeld. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal worden toegewezen.
8. [eiseres] heeft betaling gevorderd van € 7.500,00 als voorschot op de door haar geleden en nog te lijden schade. Ter onderbouwing van deze vordering heeft [eiseres] aangevoerd dat zij verlies aan arbeidsvermogen lijdt, welk verlies door haar is begroot op € 3.738,31 per jaar. Verder heeft zij aangevoerd dat haar economische kwestbaarheid is verhoogd, dat zij immateriële schade wegens gederfde levensvreugde lijdt, dat zij verlies aan zelfwerkzaamheid lijdt en dat zij buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken ter vaststelling van de schade en de daarvoor aansprakelijke personen. Door [gedaagde] is deze vordering betwist, waarbij is aangevoerd dat de vordering buiten proporties en niet nader onderbouwd is.
De kantonrechter acht het voorshands niet onaannemelijk dat in een schadestaatprocedure minimaal € 7.500,00 aan vergoeding voor materiële en/of immateriële schade aan [eiseres] ten laste van [gedaagde] zal worden toegewezen. De vordering tot betaling van een voorschot ter hoogte van dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
9. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten van het deskundigenrapport komen voor rekening van [gedaagde].
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden arbeidsver-mogensschade, alsmede de overige geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de (nader te bepalen) dag van opeisbaarheid;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 7.500,00, als voorschot op de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op €€ 900,00 wegens salaris en op € 174,93 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 73