ECLI:NL:RBLEE:2008:BD4784
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Erfdienstbaarheid en redelijk belang bij handhaving
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Leeuwarden, stond de vraag centraal of er nog een redelijk belang bestond voor het heersend erf bij de handhaving van een erfdienstbaarheid. De zaak betreft een geschil tussen buren, aangeduid als [a] c.s. en [c]. Tot 1 september 2007 voerde [c] rietverwerkingsactiviteiten uit en maakte hij gebruik van een erfdienstbaarheid om met gemotoriseerde voertuigen over het terrein van [a] c.s. naar zijn schuur te rijden. Na het beëindigen van deze activiteiten stelde [a] c.s. dat [c] geen redelijk belang meer had bij het gebruik van de erfdienstbaarheid, aangezien hij zijn schuur ook via zijn eigen terrein kon bereiken.
De rechtbank overwoog dat, volgens artikel 5:79 van het Burgerlijk Wetboek, een erfdienstbaarheid kan worden opgeheven als de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang meer heeft bij de uitoefening ervan. [c] voerde echter aan dat hij nog steeds gebruik maakte van de erfdienstbaarheid en dat zijn belang niet uitsluitend gerelateerd was aan de rietverwerkingsactiviteiten. De rechtbank concludeerde dat [c] nog steeds een redelijk belang had bij de handhaving van het recht van overpad, ongeacht de beëindiging van de rietverwerkingsactiviteiten.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van [a] c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten aan de zijde van [c]. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kosten onmiddellijk moesten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 juni 2008.