ECLI:NL:RBLEE:2008:BD4784

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
87006 / HA ZA 08-54
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en redelijk belang bij handhaving

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Leeuwarden, stond de vraag centraal of er nog een redelijk belang bestond voor het heersend erf bij de handhaving van een erfdienstbaarheid. De zaak betreft een geschil tussen buren, aangeduid als [a] c.s. en [c]. Tot 1 september 2007 voerde [c] rietverwerkingsactiviteiten uit en maakte hij gebruik van een erfdienstbaarheid om met gemotoriseerde voertuigen over het terrein van [a] c.s. naar zijn schuur te rijden. Na het beëindigen van deze activiteiten stelde [a] c.s. dat [c] geen redelijk belang meer had bij het gebruik van de erfdienstbaarheid, aangezien hij zijn schuur ook via zijn eigen terrein kon bereiken.

De rechtbank overwoog dat, volgens artikel 5:79 van het Burgerlijk Wetboek, een erfdienstbaarheid kan worden opgeheven als de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang meer heeft bij de uitoefening ervan. [c] voerde echter aan dat hij nog steeds gebruik maakte van de erfdienstbaarheid en dat zijn belang niet uitsluitend gerelateerd was aan de rietverwerkingsactiviteiten. De rechtbank concludeerde dat [c] nog steeds een redelijk belang had bij de handhaving van het recht van overpad, ongeacht de beëindiging van de rietverwerkingsactiviteiten.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van [a] c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten aan de zijde van [c]. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kosten onmiddellijk moesten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 juni 2008.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 87006 / HA ZA 08-54
Vonnis van 18 juni 2008
in de zaak van
1. [a],
wonende te [woonplaats],
2. [b],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. G. Machiels,
advocaat mr. E.H.M. Swaneveld-Bakelaar te Zoetermeer,
tegen
[c],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. T. Bruinsma.
Partijen zullen hierna [a] c.s. en [c] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens voorwaardelijke eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 28 mei 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [a] c.s. en [c] zijn buren.
2.2. Bij processen-verbaal van openbare verkoping d.d. 4 en 11 mei 1905 is een erfdienstbaarheid vastgelegd (hierna: de erfdienstbaarheid), die ook is opgenomen in de akte van levering van de woning met grond aan [a] c.s. d.d. 1 september 2004. De erfdienstbaarheid is in deze stukken als volgt omschreven:
"perceel een wordt ten behoeve van de daarbij behoorende bergplaats met grond bevoorrecht met weg over perceel twee welk perceel daarmede wordt belast."
Met perceel één is het perceel van (thans) [c] bedoeld, met perceel twee dat van (thans) [a] c.s..
2.3. Tot 1 september 2007 verrichte [c] in de schuur achter op zijn terrein rietverwerkingsactiviteiten. In verband met die activiteiten reed hij met gemotoriseerde voertuigen over het terrein van [a] c.s. naar de oostelijke toegangsdeur van zijn schuur achter op zijn erf. Deze deur is gelegen nabij de grens tussen de erven van beide partijen. Deze schuur heeft ook een westelijke toegangsdeur, bereikbaar vanaf het terrein van [c].
2.4. Ook vanaf 1 september 2007 is [c] gebruik blijven maken van de erfdienstbaarheid, om – al dan niet gemotoriseerd – zaken van en naar de schuur te vervoeren.
3. De vordering in conventie
3.1. [a] c.s. vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de erfdienstbaarheid opheft die is gevestigd ten behoeve van het perceel van [c], ten laste van het perceel van [a] c.s., met veroordeling van [c] in de kosten van de procedure.
3.2. [c] voert gemotiveerd verweer.
4. De vordering in voorwaardelijke reconventie
4.1. [c] vordert, in het geval dat de vordering in conventie wordt toegewezen, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [a] c.s. veroordeelt om aan [c] te betalen een bedrag van € 50.000,–, althans een bedrag in goede justitie door de rechtbank te bepalen, met veroordeling van [a] c.s. in de kosten van de procedure.
4.2. [a] c.s. voeren gemotiveerd verweer.
5. De beoordeling
in conventie
5.1. [a] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat [c] na het beëindigen van de rietverwerkingsactiviteiten geen redelijk belang meer heeft bij het uitoefenen van de erfdienstbaarheid, nu [c] de mogelijkheid heeft om zijn schuur via zijn eigen terrein te bereiken, en dat het niet aannemelijk is dat het redelijk belang zal terugkeren. Op grond van artikel 5:79 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de erfdienstbaarheid in een dergelijk geval worden opgeheven.
5.2. [c] voert als verweer aan dat de erfdienstbaarheid niet was gebonden aan de rietverwerkingsactiviteiten. Ook nu nog maakt hij gebruik van de erfdienstbaarheid om met gemotoriseerde voertuigen bij de oostelijke ingang van zijn schuur te komen, aldus [c]. Daarnaast voert hij aan dat het wellicht mogelijk zal zijn om in de toekomst de rietverwerkingsactiviteiten in de schuur te hervatten, na wijziging van het geldende bestemmingsplan of na vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Volgens [c] heeft hij, kortom, nog steeds een redelijk belang bij handhaving van de erfdienstbaarheid.
5.3. De rechtbank overweegt dat artikel 5:79 BW als volgt luidt:
De rechter kan op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid opheffen, indien de uitoefening daarvan onmogelijk is geworden of de eigenaar van het heersende erf geen redelijk belang bij de uitoefening meer heeft, en het niet aannemelijk is dat de mogelijkheid van uitoefening of het redelijk belang daarbij zal terugkeren.
5.4. In deze procedure zou, om tot toewijzing van de vordering in conventie te komen, moeten komen vast te staan dat [c] geen redelijk belang meer heeft bij uitoefening van de erfdienstbaarheid, en dit ook in de toekomst niet meer zal krijgen. De rechtbank overweegt dat hetgeen [a] c.s. met betrekking tot het ontbreken van een actueel redelijk belang hebben gesteld onvoldoende is om de argumenten te weerleggen die [c] aanvoert om zijn belang te onderbouwen. Met [c] is de rechtbank van oordeel dat het belang van [c] bij het recht van overpad niet louter gerelateerd is aan de rietverwerkingsactiviteiten. Noch de tekst van de erfdienstbaarheid, noch het actuele gebruik dat [c] ervan maakt wijst immers in die richting. [a] c.s. hebben niet betwist dat [c], ook nu hij geen riet meer verwerkt in de schuur bij zijn woning, nog steeds gebruik maakt van het pad over het terrein van [a] c.s. om de ingang van zijn schuur te bereiken. Dat er ook een andere ingang van de schuur is doet niet af aan het belang dat [c] heeft bij handhaving van het recht van overpad, nu niet is gesteld, noch anderszins is gebleken, dat er in het verleden geen tweede toegangsdeur is geweest. De aanvankelijke stelling van [a] c.s. dat ook de westelijke toegangsdeur voor gemotoriseerd verkeer bereikbaar is, is na gemotiveerde betwisting door [c] niet nader onderbouwd, zodat deze zal worden gepasseerd Door het bestaan van het recht van overpad had en heeft [c] de keuze tussen de twee toegangsdeuren, waarbij één deur wel en de andere niet via een verharde weg bereikbaar is.
5.5. Gezien het hierboven gegeven oordeel dat [c] nog steeds een redelijk belang heeft bij handhaving van het recht van overpad, kan in het midden blijven of het al dan niet waarschijnlijk is dat het [c] in de toekomst zal worden toegestaan om zijn rietverwerkings¬activiteiten te hervatten.
5.6. De rechtbank zal de vordering afwijzen.
5.7. [a] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [c] worden vastgesteld op:
- betaald vast recht EUR 251,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1155,00
in voorwaardelijke reconventie
5.8. De vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank de vordering in conventie tot opheffing van het recht van overpad zou toewijzen. Nu aan deze voorwaarde niet is voldaan komt de rechtbank aan beoordeling van de vordering in voorwaardelijke reconventie niet toe.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt [a] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [c] tot op heden vastgesteld op EUR 1155,00,
6.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4 verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.E. Geerlings en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2008.?