Beoordeling van het besluit van 23 maart 2009: de verplaatsing van de vrijdagmarkt
4.1 Uit artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet, zoals dit luidt vanaf 2 november 2005, blijkt dat het college bevoegd is jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen.
4.2 In artikel 2, eerste lid, van de Marktverordening is geregeld waar markten plaatsvinden. Onder meer blijkt uit die bepaling dat op vrijdag in Leeuwarden op het Wilhelminaplein (en het Ruiterskwartier) de algemene warenmarkt wordt gehouden. Op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, van de Marktverordening kan het college op grond van dringende redenen, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat de markt tijdelijk op een andere plaats zal plaatsvinden. Artikel 2, tweede lid, van de Marktverordening bevat een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de wijze waarop het college van deze bevoegdheid gebruik maakt terughoudend moet toetsen.
4.3 Ter zitting is gebleken dat partijen niet van mening verschillen over het feit dat dringende redenen een verplaatsing van de vrijdagmarkt noodzakelijk maken. Ook de voorzieningenrechter gaat van dat gegeven uit. Op het Wilhelminaplein wordt immers op dit moment gestart met grote bouwprojecten. Voor de vrijdagmarkt zal dan op die plek geen plaats meer zijn, naar verwachting gedurende drie jaar.
4.4 Ter zitting heeft de voorzieningenrechter de vraag aan de orde gesteld welke rol in de besluitvorming van het college de Rapportage heeft gespeeld. De Vereniging heeft zich er namelijk op beroepen dat in dit stuk beleid is neergelegd dat erop neerkomt - kort gezegd - dat de vrijdagmarkt slechts drie keer per jaar zal worden verplaatst in verband met de kermis en bepaalde andere evenementen en dat het Oldehoofsterkerkhof en de Schrans de beste locaties zijn om de vrijdagmarkt te plaatsen; volgens haar had het college niet van dat beleid mogen afwijken, dan wel is het op onvoldoende gronden daarvan afgeweken.
4.5 Het is de voorzieningenrechter opgevallen dat uit de Rapportage zelf niet duidelijk wordt welke status dit stuk heeft. Enerzijds blijkt uit de gedingstukken dat de raad de Rapportage op 14 april 2003 op voorstel van het college als "beleidsplan" heeft vastgesteld. Anderzijds doet de aanduiding "Rapportage" op voorhand niet vermoeden dat het hier om beleidsregels in de zin van de Awb gaat. Wel beoogt het stuk kennelijk een nieuw "marktbeleid" te beschrijven, dat samen met de CVAH en diverse sectoren binnen de gemeente Leeuwarden is ontwikkeld. Daarnaast bevat het onder meer overzichten van financiële aspecten en van marktstandplaatsen en een beschrijving van mogelijke andere locaties voor de vrijdagmarkt. Het rapport eindigt met een aantal "aanbevelingen", waaronder de aanbeveling om de vrijdagmarkt maximaal drie keer per jaar op een alternatieve locatie te houden. Ter zitting heeft het college betoogd dat de Rapportage geen beleidsregels bevat en bovendien niet door het college, maar door de raad is vastgesteld, zodat het college daaraan niet gebonden is.
4.6 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bevat deze Rapportage inderdaad geen beleidsregels in de zin van de Awb die het college bij de toepassing van de Marktverordening kunnen binden. Daartoe is het te beschrijvend van aard en kunnen de daarin opgenomen aanbevelingen bezwaarlijk als beleidsregels worden beschouwd. Ook als de Rapportage wél als beleidsregels als bovenbedoeld zouden kunnen worden aangemerkt, dan geldt dat het college bij de invulling van zijn bevoegdheid op grond van de Marktverordening niet kan worden gebonden door regels die door een ander orgaan, in dit geval de raad, zijn vastgesteld. Terecht heeft het college in dit verband verwezen naar onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 oktober 2006, LJN: AZ0345.
4.7 De voorzieningenrechter moet vervolgens de vragen beantwoorden of het college met gebruikmaking van de hem op grond van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, van de Marktverordening toekomende bevoegdheid in redelijkheid het besluit heeft kunnen nemen om ingaande 3 april 2009 de vrijdagmarkt te verplaatsen naar de Nieuwestad en de Wirdumerdijk en of hij daarbij in voldoende mate de daarbij betrokken belangen heeft afgewogen. Daarbij benadrukt de voorzieningenrechter dat hij zal moeten beoordelen of de uitdrukkelijke keuze die het college in het onderhavige geval voor de Nieuwestad en De Wirdumerdijk heeft gemaakt, deze terughoudende toets kan doorstaan en dat in het kader van die beoordeling niet op voorhand doorslaggevend is of andere locaties geschikter zouden zijn.
4.8 De voorzieningenrechter beantwoordt deze vragen bevestigend. Er is sprake van dringende redenen. Niets staat eraan in de weg om onder "tijdelijk" te verstaan een periode van - in dit geval - drie jaar. Het college was bevoegd om het verplaatsingsbesluit te nemen. Het college heeft voorts in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik gemaakt. Het heeft daarbij in voldoende mate de belangen van de Vereniging meegewogen. Deze heeft aangevoerd dat haar leden omzetverlies zullen lijden, maar hebben dat standpunt niet met concrete gegevens onderbouwd. In redelijkheid heeft het college kunnen verwijzen naar de conclusies in het rapport "Markten: overal thuis? Effectstudie naar langdurige marktverplaatsing" uit 2007, opgesteld door het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Uit dit rapport blijkt - kort gezegd - dat marktkooplieden en winkeliers over en weer van elkaars aanwezigheid kunnen profiteren en dat een marktverplaatsing eerder voor de marktkooplieden tot omzetverlies lijdt dan voor de winkeliers. Weliswaar betreft dit rapport een algemene studie die niet is toegespitst op de situatie in Leeuwarden, maar bij gebreke van onderbouwing van enig omzetverlies door de Vereniging ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de conclusies van het rapport ook voor Leeuwarden kunnen gelden.
4.9 Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan te nemen dat, zoals de Vereniging bepleit, andere locaties de voorkeur zouden verdienen boven de Nieuwestad en de Wirdumerdijk. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het college erop heeft gewezen dat er voor diverse vrijdagen in 2009 al evenementen op het Oldehoofsterkerkhof staan gepland (Straatfestival, Sportdag City Beach Tour, de opbouw voor het Vechtsportgala en voor Dance Tour, Leeuwarden Culinair, het Winterfeest), hetgeen ook opgaat voor 2010, en dat het slecht zou zijn voor de vrijdagmarkt als die telkens op die dagen niet zou kunnen doorgaan. Ook heeft het college voldoende gemotiveerd dat de Schrans na de herinrichting niet langer geschikt is voor de vrijdagmarkt.
4.10 Voor wat betreft de veiligheid van de vrijdagmarkt na de verplaatsing is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college zich in redelijkheid heeft kunnen baseren op het standpunt van de Leeuwarder brandweer. Deze kent de Leeuwarder situatie en heeft, toen de vrijdagmarkt eerder al eens op de Nieuwestad en de Wirdumerdijk stond, een aantal malen gecontroleerd en de veiligheidssituatie in orde bevonden. Zij heeft blijkens haar memo van 21 oktober 2008 een zevental voorwaarden gesteld om de doorrijdbaarheid en bereikbaarheid voldoende te waarborgen. Weliswaar heeft Safe Building blijkens haar rapport van 30 oktober 2008 een inspectie op de Nieuwestad en de Wirdumerdijk uitgevoerd, maar niet tijdens de aanwezigheid van de markt op die plek. Voorts gaat Safe Building uit van modellen en aannames, terwijl de brandweer blijkens haar reactie op het rapport van 30 oktober 2008, neergelegd in de brief van het college van 16 december 2008, put uit haar eigen praktijkervaring en kennis van de situatie ter plaatse. Zo blijken er volgens de brandweer meer of andere aanrijdroutes te zijn dan Safe Building aanneemt en wordt in het rapport van 30 oktober 2008 weliswaar de uitruktijd gesteld op 1,5 minuut, maar is in Leeuwarden de eerste brandweerauto al binnen één minuut vertrokken. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan te nemen dat deze feiten onjuist zijn. Hij gaat er verder van uit dat de brandweer, zoals het college ter zitting heeft betoogd, vanaf de eerste dag de doorrijdbaarheid zal controleren en minimaal een keer per maand zal inspecteren. In het rapport van 30 oktober 2008 heeft Safe Building verder betoogd dat met name tijdens de opbouwfase van de vrijdagmarkt in verband met een enorme menigte of een blokkade problemen kunnen ontstaan, maar het college heeft ter zitting voldoende gemotiveerd dat van een onveilige situatie geen sprake kan zijn, omdat dan de winkels nog niet geopend zijn. De voorzieningenrechter acht dan ook aannemelijk dat met de voorwaarden en met het toezicht die de brandweer voorstaat, de veiligheid van de vrijdagmarkt op de Nieuwestad en de Wirdumerdijk voldoende zal zijn gewaarborgd.
4.11 Nu niet gebleken is van andere omstandigheden op grond waarvan het college niet in redelijkheid tot zijn standpunt heeft kunnen komen, concludeert de voorzieningenrechter dat het besluit van 23 maart 2009 de rechterlijke toets kan doorstaan.