Ontvankelijkheid van het bezwaar: tijdigheid
3.3.1 Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 3:41 van de Awb, voor zover hier van belang, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 3:42 van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht , door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws of huis-aan-huisblad, dan wel op een ander geschikte wijze.
3.3.1.1 Bij besluit van 2 april 2008 is aan de NAM ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onder a van de Wegenverordening provincie Fryslân. Nu het een op aanvraag genomen en tot de aanvrager gericht besluit betreft, dient dit op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb te worden bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Het hiervoor genoemde besluit is op 4 april 2008 aan de aanvrager toegezonden. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb ving de bezwaartermijn derhalve aan op 5 apri1 2008. Dat betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift sloot op 16 mei 2008. Verzoekers hebben hun bezwaarschrift eerst op 23 december 2008 ingediend, derhalve buiten de bezwaartermijn.
3.3.1.2 Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat de geconstateerde termijnoverschrijding in redelijkheid niet aan hen kan worden tegengeworpen, daar zij niet eerder op de hoogte waren en konden zijn van de verleende ontheffing. Daarbij wijzen zij erop dat de aanvraag niet in een nieuwsblad of huis-aan-huisblad is gepubliceerd.
Dit betoog treft geen doel. Voor zover al geoordeeld moet worden dat verzoekers wegens bijzondere omstandigheden niet binnen de bezwaartermijn bezwaar hebben kunnen maken, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gebleken dat verzoekers zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs van hen kon worden verlangd, bezwaar hebben gemaakt. Ter zitting hebben het college en de NAM onweersproken gesteld dat in de periode van april tot september 2008 de gasleiding is aangelegd en dat die aanleg duidelijk zichtbaar was in het veld. Uit een brief van 14 november 2008 van de gemachtigde van verzoekers, gericht aan het wetterskip Fryslân blijkt, hetgeen ter zitting is bevestigd, dat verzoekers (in elk geval) in de zomer van 2008 van de aanleg van de gasleiding op de hoogte waren; zij waren toen al in gesprek met de NAM en het wetterskip Fryslân over de aanleg van de onderhavige gasleiding. Overigens mag er naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook vanuit worden gegaan dat verzoekers, die stellen dat zij dan wel hun werknemers, klanten of leden regelmatig gebruik maken van de N361, in de loop van de zomer van 2008 van de aanleg van de gasleiding op de hoogte zijn geraakt. Hoewel wetenschap met de fysieke aanleg van de gasleiding niet vanzelf betekent dat men ook op de hoogte is van de vereiste publiekrechtelijke toestemmingen, zoals de onderhavige ontheffing, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop tussen het bekend worden met de aanleg van de gasleiding en het indienen van een bezwaarschrift, zijnde minstens 3 maanden, verzoekers niet zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs van hen gevergd kon worden, bezwaar hebben gemaakt tegen de ontheffing. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat naar vaste jurisprudentie verzoekers in beginsel binnen twee weken bezwaar hadden moeten maken nadat zij alsnog op de hoogte waren gekomen van de ontheffing en in dit geval er in redelijkheid vanuit mag worden gegaan dat bij tijdig informeren bij de relevante overheidsinstanties verzoekers ruim voor 9 december 2008 op de hoogte hadden kunnen zijn van de ontheffing. Zulks te meer nu verzoekers werden bijgestaan door een professionele gemachtigde, die bovendien bekend was met de onderhavige materie. Hij is immers als gemachtigde van in elk geval twee verzoekers opgetreden in de onder rechtsoverweging 1.1. genoemde beroepsprocedure tegen het rijksprojectbesluit "Gaswinning onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen” en enkele daarbij behorende uitvoeringsbesluiten.