Beoordeling
2.1 Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), zoals dat gold ten tijde hier in geding en voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2 Voor het recht op een planschadevergoeding is een vereiste dat een belanghebbende op het tijdstip van inwerkingtreding van het gewijzigde planologische regime rechthebbende van de onroerende zaak is. Zoals hiervoor is aangegeven, is het bestemmingsplan "Nieuwebrug" in werking getreden in september 1982, dus bijna 13 jaar voordat eiseressen eigenaar van het zuidelijke deel van het perceel zijn geworden. De rechtbank is daarom met de raad van oordeel dat een planologische vergelijking ten aanzien van het zuidelijke deel van het perceel niet gemaakt hoeft te worden.
2.3 Met betrekking tot het noordelijke deel van het perceel staat vast dat eiseressen door het bestemmingsplan "Buitengebied", vergeleken met het voorheen ter plaatse geldende planologische regime, in een nadeliger planologische positie zijn geraakt en dat zij dientengevolge schade hebben geleden. De raad heeft het verzoek, voor zover betrekking hebbend op het noordelijke deel, echter afgewezen op de grond dat -samengevat weergegeven- het voor eiseressen voorzienbaar was dat de bouwmogelijkheden op hun perceel zouden komen te vervallen en dat zij desondanks geen poging hebben ondernomen om deze bouwmogelijkheden te benutten. De raad heeft dit standpunt bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2.4 Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van aanvaarding door eiseressen van het risico dat de bouwmogelijkheden op het perceel zouden vervallen, is van belang of de voortekenen van de voor hen nadelige planwijziging reeds enige tijd zichtbaar waren. Om risicoaanvaarding te mogen aannemen, is het voldoende dat er, bezien vanuit de positie van een redelijk denkende en handelende eigenaar, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie op het perceel in een voor hem negatieve zin zou gaan veranderen (vgl. LJN: BH2569).
2.5 Het voorontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied" is op 19 maart 1998 ter inzage gelegd. Vanaf dat moment kon het eiseressen duidelijk zijn dat op termijn de bouwmogelijkheden ten einde zouden lopen. Aangezien een voorontwerp nog geen voorbereidingsbescherming biedt, zouden bouwaanvragen van eiseressen, passend binnen de toen nog geldende bestemming "klasse J, industriële bebouwing", hebben kunnen leiden tot het verlenen van bouwvergunningen. Deze periode heeft zich uitgestrekt tot 26 mei 2000. Op die datum is het ontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied" ter inzage gelegd. Duidelijk is dat eiseressen in de periode van 19 maart 1998 tot 26 mei 2000 geen concrete bouwplannen hebben ingediend. Door deze handelwijze hebben eiseressen het risico van de voor hen nadelige bestemmingswijziging aanvaard. Daarom behoort de schade die zij hierdoor lijden voor hun rekening te blijven.
2.6 Uit het voorgaande volgt dat de raad het verzoek van eiseressen om vergoeding van planschade terecht en op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.