Beoordeling van het geschil
3.1 In het verweerschrift, toegelicht ter zitting, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat eiser voor wat betreft de beplanting op perceel 3521 niet als belanghebbende aangemerkt kan worden, omdat hij mede vanwege de afstand tussen zijn woning en deze beplanting hierop geen zicht heeft. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Weliswaar grenst eisers woonperceel niet aan het perceel 3521, maar uit het beschikbare fotomateriaal (luchtfoto's) en de beschikbare situatieschetsen blijkt dat de afstand tussen de in geding zijnde beplanting en eisers woning enkele tientallen meters bedraagt. Gelet hierop is aannemelijk dat eiser vanaf zijn perceel in ieder geval enig zicht op de beplanting heeft, zodat er geen beletsel bestaat hem als belanghebbende aan te merken.
3.2 Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
3.3 Artikel 5:21 van de Awb bepaalt dat onder bestuursdwang wordt verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Het toepassen van bestuursdwang strekt er derhalve toe dat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht met de rechtens behorende situatie.
3.4 Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Een last onder dwangsom strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen, zodat de feitelijke situatie in overeenstemming wordt gebracht of in overeenstemming blijft met de rechtens behorende situatie.
3.5 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3.6 Uit de gedingstukken blijkt dat de laurier en de beukenhaag (perceel 3521) staan op gronden die blijkens de plankaart van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2004" de bestemming "Woondoeleinden" hebben. Ingevolge artikel 8 van het bestemmingsplan is deze beplanting, op die specifieke locatie, toegestaan. Dit geldt ook voor mogelijke andere beplanting op deze locatie.
3.7 Het geschil concentreert zich vervolgens op de overige beplanting op beide percelen, op de gronden die ingevolge het bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch gebied in een open landschap" hebben. Het bestemmingsplan verbiedt beplanting op deze gronden in beginsel niet, maar hier geldt dat het open karakter van het landschap gewaarborgd moet blijven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college aannemelijk gemaakt dat de familie [X] de beplanting, die als te rooien is aangeduid op de bij het besluit van 29 maart 2007 behorende kaarten, heeft geruimd. Derhalve resteert de vraag hoe de overige, ten tijde in geding aanwezige beplanting op beide percelen zich verhoudt tot het bestemmingsplan en de hierin verwoorde waarborg van het behoud van het open karakter van het landschap.
3.8 Anders dan het college meent, is voor de beoordeling of het open karakter van het landschap gehandhaafd wordt, niet relevant of sprake is van feitelijke aanplant, in dit geval door of namens de familie [X], of dat sprake is van natuurlijke aanwas. In het kader van het gebruik van deze percelen, voor zover daarop de bestemming "Agrarisch gebied in een open landschap" rust, dient het college er op toe te zien dat deze percelen overeenkomstig de bestemming worden gebruikt, beheerd en/of onderhouden, zodanig dat het karakter van het open landschap is en blijft gewaarborgd. Juist omdat sprake is van natuurlijke aanwas, dient het college met enige regelmaat te controleren of de aanwezige beplanting niet het karakter van het open landschap in een niet te tolereren mate aantast. Dat de familie [X] volgens het college houdt van "wildtuinieren", ontslaat het college niet van deze verplichting. Indien de familie [X] niet bereid is de natuurlijke aanwas zelf met enige regelmaat te snoeien en/of te kappen, kan het college besluiten hiertoe zelf over te gaan, op kosten van de familie [X].
3.9 Uit het voorgaande volgt dat het college bij de beoordeling of de beplanting een bedreiging is of vormt voor het open karakter van het landschap een te beperkte maatstaf heeft aangelegd door hierbij niet te betrekken de beplanting die niet door de familie [X] is aangeplant (natuurlijke aanwas). Het bestreden besluit is op dit punt daarom onzorgvuldig voorbereid. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Het college dient met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op eisers bezwaarschrift van 23 april 2008.