ECLI:NL:RBLEE:2009:BK1082

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1015
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing voor plaatsen van meerpalen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening Wymbritseradiel

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden geoordeeld over de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wymbritseradiel om eiser ontheffing te verlenen voor het plaatsen van twee meerpalen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 september 2008, waarin de ontheffing was geweigerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 september 2009, waarbij eiser in persoon aanwezig was en de gemachtigde van verweerder, V.R. Drenthen, optrad.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de weigering heeft gebaseerd op het beleid om een wirwar van meerpalen in openbaar water te voorkomen, wat in het belang is van het onderhoud van het water, het aanzien van de gemeente en de veiligheid. Eiser betoogde dat het plaatsen van de meerpalen noodzakelijk was om schade aan zijn boot door golfslag te voorkomen en dat er geen hinder voor het scheepvaartverkeer zou zijn. Hij voerde ook aan dat er sprake was van ongelijke behandeling, omdat op andere locaties in de gemeente wel ontheffingen waren verleend.

De rechtbank oordeelde dat de discretionaire bevoegdheid van verweerder om ontheffingen te verlenen, terughoudend moest worden toegepast. Het beleid van verweerder werd niet onredelijk geacht, maar de rechtbank benadrukte dat de veiligheid op het water niet alleen door de APV kan worden geregeld, aangezien andere wetgeving ook van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de ontheffing te weigeren, omdat de algemene belangen zwaarder wogen dan het belang van eiser. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/1015
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
O. [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wymbritseradiel,
verweerder,
gemachtigde: V.R. Drenthen, werkzaam bij verweerders gemeente,
Procesverloop
Bij brief van 2 april 2009 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening Wymbritseradiel (APV).
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 7 september 2009. Eiser is in persoon verschenen. Namens verweerder is voornoemde gemachtigde verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Bij besluit van 22 september 2008 heeft verweerder geweigerd eiser ontheffing te verlenen van artikel 5.3.2, eerste lid, van de APV voor het plaatsen van twee meerpalen in de [vaart] achter eisers woning aan het [adres] te [woonplaats]. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op de overweging dat hij een wirwar van meerpalen in openbaar water wil voorkomen.
1.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar tegen het besluit van 22 september 2008 ongegrond verklaard. Het bestreden besluit is gebaseerd op de overweging dat verweerder in het belang van een doelmatig onderhoud van het openbare water, in het belang van het aanzien van de gemeente en in het belang van de veiligheid op het openbare water een wirwar van meerpalen wil voorkomen.
Geschil
2.1 Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geweigerd hem ontheffing te verlenen voor het plaatsen van twee meerpalen. Het plaatsen van meerpalen is volgens eiser noodzakelijk om te voorkomen dat zijn boot beschadigd raakt tengevolge van de golfslag, die wordt veroorzaakt door de vele, vaak met hoge snelheid langsvarende (speed)boten. Volgens eiser levert het plaatsen van de meerpalen geen enkele hinder op voor het passerend scheepvaartverkeer. Voorts doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Ter onderbouwing daarvan voert hij aan dat op diverse plaatsen in de gemeente meerpalen worden toegestaan, ook op plaatsen die zeer goed vergelijkbaar zijn met zijn situatie.
2.2 Verweerder handhaaft het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat het verlenen van een ontheffing in strijd is met het door hem gevoerde beleid en dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dit beleid af te wijken.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 5.3.2, eerste lid, van de APV is het - voor zover in deze zaak van belang - daartoe niet gerechtigden verboden enig werk aan te leggen over, langs of in een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart. Ingevolge het tweede lid kan het college ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.
3.2 De rechtbank stelt voorop dat de in artikel 5.3.2, eerste lid, van de APV neergelegde bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing een discretionaire bevoegdheid betreft en dat de rechtbank zich daarom terughoudend zal moeten opstellen bij de beoordeling van het bestreden besluit.
3.3 Verweerder stelt dat hij bij de toepassing van deze discretionaire bevoegdheid het beleid hanteert dat hij zeer terughoudend is met het verlenen van ontheffingen, teneinde een wirwar van meerpalen in openbaar water te voorkomen. Dit beleid is gebaseerd op de overweging dat een wirwar van meerpalen onwenselijk wordt geacht in verband met het doelmatig onderhoud van het water, het aanzicht van de gemeente, de veiligheid op het water en het voorkomen van hinder en overlast. Voorts is het beleid gericht op het voorkomen van precedentwerking.
3.4 Het door verweerder aangehaalde beleid is niet neergelegd in beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, en artikel 4:81 van de Awb. De rechtbank acht echter aannemelijk dat verweerder de vaste gedragslijn hanteert dat hij terughoudend is met het verlenen van ontheffingen, teneinde een wirwar van meerpalen in openbaar water te voorkomen. De rechtbank baseert dit oordeel onder meer op de stukken die zich in het dossier bevinden met betrekking tot verweerders weigering [A] een ontheffing te verlenen voor het plaatsen van meerpalen in de [vaart].
3.5 De rechtbank acht het hiervoor beschreven beleid niet onredelijk of anderszins onrechtmatig. Daarbij dient echter in aanmerking te worden genomen dat de bevordering van de veiligheid op het water zich in het kader van de APV niet kan uitstrekken tot de gevaarsaspecten van de veiligheid van het verkeer te water, aangezien deze aspecten reeds afdoende zijn geregeld in het Wetboek van Strafrecht en het Binnenvaartpolitiereglement, zoals ook is aangegeven in de toelichting bij artikel 5.3.2 van de APV.
3.6 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid onder toepassing van het hiervoor vermelde beleid heeft kunnen weigeren eiser ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.3.2 van de APV. Verweerder heeft de met het beleid gediende algemene belangen in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan eisers belang bij het plaatsen van de meerpalen. In dat kader acht de rechtbank van belang dat verweerder heeft aangevoerd dat de [vaart] geen breed vaarprofiel heeft en onderdeel uitmaakt van het zicht op de rand van [woonplaats] en dat deze vaart een belangrijke vaarfunctie heeft naar de Brekken en in het winterseizoen een belangrijke functie heeft voor schaatsers. Voorts is in dit kader van belang dat de rechtbank aannemelijk acht dat eiser tevens op andere wijze kan voorkomen dat zijn boot beschadigd raakt, zoals bijvoorbeeld door het gebruik van stootwillen of het plaatsen van een permanente stootrand.
3.7 Het feit dat in de algemene voorwaarden voor de verkoop van bouwterrein in de gemeente Wymbritseradiel staat dat de koper een eigen boot aan zijn terrein mag aanleggen, kan niet tot de conclusie leiden dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten de gevraagde ontheffing te ontlenen. Door het weigeren van deze ontheffing wordt het aanleggen van een boot aan eisers terrein geenszins onmogelijk gemaakt.
3.8 Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van gelijke gevallen. In dat kader overweegt de rechtbank dat de door eiser genoemde andere gevallen geen betrekking hebben op de [vaart], maar op andere wateren die voor wat betreft de breedte, het gebruik of het uiterlijk aanzien niet vergelijkbaar zijn met de [vaart].
3.9 De rechtbank acht ook overigens niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van zijn beleid had behoren af te wijken. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2009.
w.g. E. de Witt
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift aangetekend verzonden op: 24 september 2009