ECLI:NL:RBLEE:2009:BK7360

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2837
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de standplaatsvergunning van een marktkoopman wegens wangedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 4 december 2009 een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het verzoeker, [X], had bezwaar gemaakt tegen de schorsing van zijn standplaatsvergunning op de zaterdagmarkt te Sneek, die door het college van burgemeester en wethouders was opgelegd wegens wangedrag. Het college had op 26 november 2009 besloten om de vergunning van [X] voor vier achtereenvolgende marktdagen te schorsen, na een incident op 21 november 2009 waarbij [X] zich schuldig had gemaakt aan ongepast gedrag tegenover de marktmeester, K. Vonk. Tijdens de zitting op 4 december 2009 werd [X] bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.H. Wassenaar, en zijn familie. Het college werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, G. Bouma, A. Mulder en K. Vonk.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen beletselen waren om [X] te ontvangen en dat hij een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening. Echter, de rechter concludeerde dat het gedrag van [X] als wangedrag moest worden gekwalificeerd, wat het college de bevoegdheid gaf om de vergunning te schorsen. De rechter oordeelde dat de schorsing in verhouding stond tot de ernst van het wangedrag, vooral gezien het feit dat [X] eerder een officiële waarschuwing had ontvangen voor vergelijkbaar gedrag. De voorzieningenrechter verwachtte dat het bestreden besluit in bezwaar stand zou houden, waardoor er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd en stond er geen hoger beroep open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/2837
proces-verbaal mondelinge uitspraak van 4 december 2009 op grond van artikel 8:67 en artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker (hierna: [X]),
gemachtigde: mr. J.H. Wassenaar, zelfstandig juridisch adviseur te Baard,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sneek,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigden: G. Bouma, A. Mulder en K. Vonk (marktmeester), allen werkzaam bij de gemeente Sneek.
Bestreden besluit
Het besluit van 26 november 2009, waarbij het college de standplaatsvergunning van [X] voor een vaste standplaats op de zaterdagmarkt te Sneek (Schaapmarktplein) wegens wangedrag per direct voor vier achtereenvolgende zaterdagen (28 november 2009 en 5, 12 en 19 december 2009) heeft geschorst.
Zitting
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 december 2009, waarbij [X] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld van zijn echtgenote en zijn zoon, en het college zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Motivering
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om [X] te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek mee brengt dat het geschil in de hoofdzaak (het bezwaarschrift tegen het bestreden besluit) wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het bestreden besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
Op grond van artikel 5.2 van de Markt- en Standplaatsenverordening Sneek (hierna: de verordening) -voor zover hier van belang- kan het college een vergunning voor een vaste standplaats voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag.
Blijkens het proces-verbaal van aangifte (nummer 2009122397-1) heeft Vonk, in zijn hoedanigheid van marktmeester, [X] op 21 november 2009 omstreeks 08.30 uur verzocht zijn auto te verplaatsen, in verband met de intocht van Sinterklaas. In reactie hierop heeft [X], met stemverheffing en voor de aanwezige omstanders duidelijk hoorbaar, Vonk meerdere malen uitgemaakt voor "een hoop stront" en meerdere malen geroepen "je bent lucht voor mij". Daarnaast heeft [X] een collega van Vonk uitgemaakt voor "zwarte aap". Ter zitting heeft [X] toegegeven dat hij deze opmerkingen heeft gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient dit gedrag als wangedrag in de zin van de verordening gekwalificeerd te worden. Dat [X] niet Vonk maar een collega van hem heeft uitgemaakt voor "zwarte aap" maakt dit niet anders.
Nu [X] zich op 21 november 2009 schuldig heeft gemaakt aan wangedrag was het college bevoegd om met toepassing van artikel 5.2 van de verordening de standplaatsvergunning van [X] te schorsen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de opgelegde schorsing in verhouding staat tot het wangedrag van [X], gelet op de aard en de ernst hiervan. Bovendien heeft het college [X] in september 2006 een officiële waarschuwing gegeven in verband met zijn bejegening van een andere marktmeester, waarbij [X] te verstaan is gegeven dat terstond gebruik zal worden gemaakt van artikel 5.2 van de verordening of artikel 5.4 van de verordening (onmiddellijke verwijdering van de markt) bij herhaald wangedrag.
Nu de voorzieningenrechter verwacht dat het bestreden besluit in bezwaar stand zal houden, bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
De zitting wordt gesloten.
Waarvan proces-verbaal.
mr. J.R. Leegsma, griffier mr. P.G. Wijtsma, rechter.
Dit proces-verbaal is mede ondertekend door mr. Wijtsma, omdat de behandelende voorzieningenrechter, mr. E. de Witt, buiten staat is het proces-verbaal mede te ondertekenen.