Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.2 Ingevolge artikel 3:10, eerste lid, van de Awb is afdeling 3:4 van deze wet van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald. Artikel 14a, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 verklaart die afdeling van toepassing op de voorbereiding van een besluit op een aanvraag om een vergunning op grond van de Monumentenwet 1988. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan een ieder zienswijzen indienen. In artikel 3:11, eerste en vierde lid, van de Awb is voorts bepaald dat het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage legt en dat de stukken ter inzage liggen gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn. Verder bepaalt artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, dat, voorafgaand aan de terinzagelegging, het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis geeft van het ontwerp. Artikel 3:16, eerste en tweede lid, van de Awb bepaalt - voor zover hier van belang - dat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken bedraagt en dat de termijn aanvangt met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.
3.3 In artikel 6:13 van de Awb is ten slotte - voor zover hier van belang - bepaald dat geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
3.4 Reeds omdat de Stichting Behoud Kerktoren Pietersbierum niet binnen de wettelijke termijn beroep heeft ingesteld en niet gebleken is dat die termijnoverschrijding verschoonbaar is, zal dat beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.5 De rechtbank kan en zal voorts in het midden laten of [X] en [Y] aangemerkt kunnen worden als belanghebbenden bij het bestreden besluit, dan wel of alle 77 andere personen die op de bij het beroepschrift gevoegde lijst staan, geacht kunnen worden belanghebbenden te zijn dan wel [X] en [Y] te hebben gemachtigd om namens hen beroep in te stellen. Ook als dit alles wel het geval is, moet het beroep namelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.6 Het betoog van deze eisers dat het hun niet verweten kan worden dat zij geen zienswijzen hebben ingediend wegens onduidelijke communicatie faalt. Daargelaten of de Franeker Courant, waarin op 17 september 2008 de terinzagelegging van het ontwerpbesluit is gepubliceerd, bij allen is bezorgd, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten kunnen vinden om aan te nemen dat de bezorging van dat blad in de regio in het algemeen zodanige gebreken vertoonde dat het college het niet had mogen gebruiken als middel om die terinzagelegging bekend te maken. Daarom is zij van oordeel dat de bekendmaking van de terinzagelegging in overeenstemming is geweest met de onder 3.2 genoemde voorschriften. Het feit dat de Franeker Courant volgens eisers niet bij allen wordt bezorgd leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat zij redelijkerwijs niet in staat zijn geweest tijdig een zienswijze in te dienen. Het lag op hun weg om ervoor te zorgen dat zij dat huis-aan-huisblad bezorgd kregen of om zich op een andere manier tijdig op de hoogte te stellen van bekendmakingen als deze. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 mei 2001, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: AL2308.
3.7 Nu het eisers redelijkerwijs wel verweten kan worden dat zij geen zienswijzen hebben ingediend, kunnen zij om die reden, gelet op het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb, geen beroep bij de rechtbank instellen. Ook hun beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.