Beoordeling van het geschil
2.1 Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Keur Wetterskip Fryslân (hierna: de Keur) dienen de onderhoudsplichtigen van wateren te dien aanzien zorg te dragen voor:
a. het verwijderen van voorwerpen, materialen en stoffen, die de af- en/of aanvoer en/of de berging van water hinderen;
b. het vóór door het bestuursorgaan vooraf aangekondigde schouwdata schonen door het maaien en het verwijderen van begroeiingen, anders dan die, die dienen tot verdediging van de taluds;
c. het behoorlijk in stand houden van de oevers en taluds, alsmede de daartoe behorende verdedigingswerken, voorzover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de af- en/of aanvoer van water wordt gehinderd, dan wel aangelegde onderhoudsstroken en/of afrasteringen door inzakking worden bedreigd.
2.2 Ter zitting heeft het Wetterskip uiteengezet dat, naast artikel 14, eerste lid, van de Keur, niet nader is geregeld aan welke concrete voorwaarden een talud en een walbeschoeiing van een schouwsloot zoals de onderhavige dienen te voldoen. Evenmin schrijft de Keur voor wat de diepte van een schouwsloot zoals de onderhavige moet zijn. Aan de hand van de feitelijke situatie wordt elk jaar, in november, tijdens de jaarlijkse schouw, beoordeeld of water in de schouwsloot voldoende kan doorstromen en of de schouwsloot voldoende waterbergend vermogen heeft. De rechtbank begrijpt hieruit dat slechts deze waterhuishoudkundige belangen (doorstroming en waterberging) uit hoofde van de Keur beschermd dienen te worden. Tegen deze achtergrond is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant dat een talud en een walbeschoeiing ondeugdelijk zijn. Hieruit volgt immers nog niet dat de sloot niet voldoende afwatert en onvoldoende water kan bergen. Het Wetterskip is pas gehouden handhavend op te treden tegen een ondeugdelijk talud en een ondeugdelijke walbeschoeiing indien daardoor de doorstroming en het waterverbergende vermogen van de schouwsloot in het geding komt. Evenmin is relevant dat, zoals [X] ter zitting heeft aangegeven, in de sloot thans geen water staat. Dit is overigens wellicht het gevolg van het voor het onderhavige gebied vastgestelde (water)peilbesluit. Een dergelijk besluit staat nu echter niet ter beoordeling.
2.3 In het kader van de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 17 december 2008 heeft de voorzieningenrechter de sloot op 25 november 2008, tijdens een zogenoemde descente, bekeken. Mede op basis van de bevindingen tijdens deze descente heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de sloot voldoende afwatert. Het Wetterskip heeft de sloot eind november 2008, na de jaarlijkse schouw, ook goedgekeurd en in orde gevonden. Het is de rechtbank niet gebleken dat de sloot nadien niet (meer) voldoende afwatert en/of dat de sloot geen waterbergend vermogen (meer) bezit. In dit verband wijst de rechtbank op de door het Wetterskip ter zitting overgelegde foto's van de sloot, gemaakt op vrijdag 11 december 2009. Deze foto's maken duidelijk dat geen sprake is van afbrokkeling van het talud. Evenmin is sprake van een ondeugdelijke walbeschoeiing, in die zin dat daardoor de doorstroming en de waterbergende functie van de sloot in het gedrang komt. Op de bodem van de sloot liggen weliswaar bladeren, maar de rechtbank acht niet waarschijnlijk dat hierdoor de doorstroming of het waterbergende vermogen in het gedrang komt, althans zodanig dat het Wetterskip handhavend had moeten optreden. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de opmerkingen die begin december 2008 zijn gemaakt door C. van Oort van De Opbouw Groenvoorziening en F. Geertsma van Ingenieursbureau Oranjewoud over het talud en de walbeschoeiing.
2.4 In het rapport "Effectanalyse veranderde bodemomstandigheden bij eik Aengwirderweg 411 te Gersloot", zoals dat in juni 2009 op verzoek van [X] is uitgebracht, is aangegeven dat de eik op het perceel een afnemende vitaliteit heeft die wordt veroorzaakt door de veranderingen in de zuurstof- en waterhuishouding. Deze worden veroorzaakt door de drooglegging rondom de wortelzone bij de eik. Wat hier ook van zij, een in kwaliteit tanende eik is, gelet op voormelde waterhuishoudkundige belangen die het Wetterskip uit hoofde van de Keur dient te beschermen, geen aspect dat het Wetterskip dient te betrekken bij de beslissing om al dan niet handhavend op te treden. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het rapport.
2.5 Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.