ECLI:NL:RBLEE:2010:BL0309

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1259
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit van de gemeente Dongeradeel inzake voorbereidingsbesluit en vrijstelling voor gaswininstallatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 11 januari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: de NAM) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel. De NAM had bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college om een voorbereidingsbesluit te nemen en om vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor de realisatie van een gaswininstallatie in Ee. Het college had het bezwaar van de NAM niet ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de weigering van de vrijstelling ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college onbevoegd heeft besloten op het bezwaar van de NAM, aangezien de raad het bevoegde orgaan is om een voorbereidingsbesluit te nemen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om het bezwaarschrift van de NAM ter heroverweging aan de raad voor te leggen. Tevens moet het college een nieuw besluit op bezwaar nemen met betrekking tot de vrijstelling en bouwvergunning. De rechtbank heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 297,00 aan de NAM moet terugbetalen, maar heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, omdat er geen kosten zijn gemaakt door de NAM. De rechtbank heeft in haar motivering benadrukt dat de beslissing over het voorbereidingsbesluit en de vrijstelling nauw met elkaar samenhangen, en dat het college geen aanleiding had om de weigering van de vrijstelling en bouwvergunning in stand te laten. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/1259
proces-verbaal mondelinge uitspraak van 11 januari 2010 op grond van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.,
gevestigd te Assen,
eiseres (hierna: de NAM),
gemachtigden: M.D.G. Visser en M. Lambers, beiden werkzaam bij de NAM,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigde: G. Mulder, werkzaam bij de gemeente Dongeradeel.
Bestreden besluit
Het besluit op bezwaar van 24 april 2009, waarbij het college:
?- het bezwaar van de NAM tegen de weigering van het nemen van een voorbereidingsbesluit niet ontvankelijk heeft verklaard; en
- het bezwaar van de NAM tegen de weigering om voor de realisatie van een gaswininstallatie in Ee een vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en een bouwvergunning te verlenen, ongegrond heeft verklaard.
Zitting
11 januari 2010.
Zitting hebben:
rechter: mr. P.G. Wijtsma;
griffier: mr. B.M. van der Doef.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectievelijke gemachtigden.
De rechtbank sluit het onderzoek en doet onmiddellijk uitspraak. Deze uitspraak luidt, zakelijk weergegeven:
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Het college moet de raad onder toepassing van artikel 6:15 van de Awb alsnog het bezwaarschrift tegen het niet nemen van een voorbereidingsbesluit ter heroverweging voorleggen en het college zal voor wat betreft het al of niet verlenen van vrijstelling en bouwvergunning een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht ad € 297,00 aan de NAM moet terugbetalen. Zij ziet geen aanleiding om het college in de proceskosten te veroordelen, nu van kosten in de zin van het Besluit proceskosten aan de zijde van de NAM niet is gebleken.
Motivering
1.1 Uit de tekst van de laatste alinea van het bezwaarschrift komt duidelijk naar voren dat de NAM beoogd heeft om ook bezwaar te maken tegen het niet nemen van een voorbereidingsbesluit. Het verzoek van de NAM in dat bezwaarschrift is immers onder meer om de raad het gevraagde voorbereidingsbesluit te laten nemen.
1.2 Vaststaat dat de raad het bevoegde orgaan is om een voorbereidingsbesluit te nemen; het college heeft daarom in het bestreden besluit onbevoegd het bezwaar tegen het niet nemen van het voorbereidingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan doet niet af het argument in het bestreden besluit dat een inhoudelijke beoordeling op dit punt achterwege blijft en dat het college om die reden geen aanleiding heeft gezien om het bezwaarschrift formeel aan de raad voor te leggen. Immers, ook als het gaat om het al of niet ontvankelijk zijn van een bezwaar, moet het bevoegde bestuursorgaan - in dit geval de raad - daarover beslissen. Zo'n beslissing is er niet.
1.3 De rechtbank laat in deze uitspraak in het midden of het al of niet nemen van het voorbereidingsbesluit door de raad onder de WRO of onder de Wet ruimtelijke ordening moet worden genomen. Ook daarover zal de raad, naar de rechtbank aanneemt, in heroverweging beslissen.
1.4 De rechtbank vernietigt het bestreden besluit op dit punt. Omdat de beslissing over het al of niet nemen van het voorbereidingsbesluit nauw samenhangt met het nemen van een vrijstellingsbesluit (en vervolgens van een besluit over een bouwvergunning), ziet de rechtbank geen aanleiding om de weigering door het college van een vrijstelling en een bouwvergunning in stand te laten. Ook op dat punt vernietigt zij het bestreden besluit.
1.5 De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, nu raad en college bij het nemen van een voorbereidingsbesluit respectievelijk een vrijstellingsbesluit beleidsvrijheid toekomt.
De rechter deelt mee dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken na heden aan partijen wordt toegezonden. Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep aantekenen. Degene die daarvan gebruik wenst te maken, dient binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt.
De zitting wordt gesloten.
Waarvan proces-verbaal.
w.g. BM. van der Doef
w.g. P.G. Wijtsma