ECLI:NL:RBLEE:2010:BL1747

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/754143-09 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een groep mensen met Joodse achtergrond tijdens politiecontrole

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 19 januari 2010, stond de verdachte terecht voor belediging van een groep mensen op basis van hun ras en godsdienst. De verdachte, geboren in 1980, had op 29 maart 2009 in Lemmer tijdens een politiecontrole de beledigende uitlating gedaan: 'Als je jood was, zou ik je dood gemaakt hebben'. Deze uitspraak werd gedaan in de context van onvrede over het optreden van de politie. De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, maar de politierechter oordeelde dat dit te zwaar was en besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 80 uur. De politierechter overwoog dat de uitlatingen van de verdachte niet bijdroegen aan een maatschappelijk debat en dat ze kwetsend waren voor de Joodse gemeenschap. De verdachte werd schuldig bevonden aan het zich in het openbaar beledigend uitlaten over een groep mensen en aan eenvoudige belediging van politieambtenaren. De rechter legde een proeftijd van twee jaar op, waarin de verdachte zich aan de wet diende te houden, anders zou de gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd. Het vonnis benadrukte de ernst van de beledigende uitlatingen en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/754143-09
verkort vonnis van de politierechter d.d. 19 januari 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De verdachte is verschenen.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. telastegelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft betoogd dat hij de woorden "Als je jood was, zou ik je dood gemaakt hebben" niet heeft gebezigd.
De politierechter verwerpt dit verweer, nu uit het proces-verbaal van bevindingen -op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door twee politieambtenaren- blijkt dat verdachte deze woorden wel degelijk heeft geuit en verdachte dit ook bij de politie heeft bekend.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of de hiervoor genoemde woorden beledigend zijn in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van artikel 10 eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft een ieder recht op vrijheid van meningsuiting. Het tweede lid van dit artikel beperkt dit recht, mits bij wet voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk in het belang van -onder meer- de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten en de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen.
Het voorgaande brengt mee dat heeft te gelden dat de vraag of een bepaalde uitlating beledigend is in drie delen uiteenvalt:
a) Is de gebezigde uitlating op zichzelf beledigend?
b) Volgt uit de context van het geheel waarvan de beledigende uitlating deel uitmaakt dat het kennelijk aan het maatschappelijk debat bijdraagt, waardoor het beledigende karakter aan de uitlating komt te ontvallen?
c) Indien vraag b) bevestigend wordt beantwoord: kan desondanks worden gesproken van een onnodig grievende uitlating?
De politierechter acht de woorden "Als je jood was, zou ik je dood gemaakt hebben" op zichzelf beledigend in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht. Deze woorden zijn kwetsend en hebben onmiskenbaar en rechtstreeks betrekking op een bepaalde groep mensen, te weten mensen met een Joodse achtergrond, welke groep zich door hun godsdienst en/of ras onderscheidt van anderen. Mensen met een Joodse achtergrond worden door deze woorden beledigd en in hun eigenwaarde aangetast.
Voornoemde woorden zijn geuit tijdens een politiecontrole, uit onvrede met het optreden van de politie. Hieruit leidt de politierechter af dat ze op geen enkele wijze bijdragen aan een maatschappelijk debat. Het beledigende karakter komt dan ook niet aan de woorden te ontvallen. Nu verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij mensen met een Joodse achtergrond met voornoemde uitlating onverschoonbaar zou beledigen, wordt opzet op het plegen van het strafbare feit van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht aangenomen.
Bewezenverklaring
De politierechter acht het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 maart 2009 te Lemmer in de gemeente Lemsterland, zich in het openbaar, namelijk op een openbare weg, te weten de Schans, mondeling, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door opzettelijk beledigend te zeggen: "Als je jood was, zou ik je dood gemaakt hebben";
2.
hij op 29 maart 2009 te Lemmer in de gemeente Lemsterland, opzettelijk beledigend [verbalisanten], beiden hoofdagent van politie, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Nazi's, dit zijn praktijken uit 1942."
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Het zich in het openbaar mondeling opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst of ras;
2. Eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid verdachte
De politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich beledigend uitgelaten over een groep mensen, alsmede politieambtenaren beledigd. De politierechter tilt zwaar aan deze feiten. Mensen worden onnodig gekwetst en gegriefd, en dat, omdat verdachte zijn frustratie kwijt moet. Het moge duidelijk zijn dat dit op vele andere manieren kan, zonder dat anderen pijn wordt gedaan.
Verdachte heeft een strafblad van zes pagina's. Hierop staan met name geweldsdelicten, geen belediging.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken geëist. Dit gaat de politierechter een brug te ver. Echter, zij zal deze straf wel in voorwaardelijke vorm opleggen, zodat verdachte een stok achter de deur krijgt om zich in de toekomst van strafwaardig gedrag te onthouden. Daarnaast acht de politierechter een werkstraf op zijn plaats van na te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
De politierechter heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 137c, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE POLITIERECHTER LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het onder 1. en 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 80 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Huizing, politierechter, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 januari 2010.