ECLI:NL:RBLEE:2010:BL6875
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijk geweld en vernieling tijdens skeelerronde
In deze zaak heeft de politierechter op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld en vernieling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 23 augustus 2008 in Marrum, waar de verdachte samen met een medeverdachte als verkeersregelaar optrad tijdens een skeelerronde. De verdachte werd beschuldigd van het meermalen slaan met een vlaggenstok tegen een auto, en van het opzettelijk vernielen of beschadigen van deze auto, die toebehoorde aan een ander. De officier van justitie vorderde veroordeling van de verdachte en toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, maar de politierechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.
De politierechter heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de verweten gedragingen niet opzettelijk geweld heeft gepleegd. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte wezen erop dat de verdachte niet heeft geslagen met de vlaggenstok, maar dat dit mogelijk het gevolg was van een onbewuste beweging toen hij naar achteren sprong om een aanrijding te voorkomen. De getuigenverklaringen waren inconsistent, en de politierechter concludeerde dat er geen sprake was van opzet op het in vereniging plegen van geweld. De verdachte werd daarom vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
Daarnaast werd de benadeelde partij, de eigenaar van de beschadigde auto, niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het feit waarop deze vordering betrekking had, werd vrijgesproken. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en opzet in strafzaken, en de rol van verkeersregelaars in het verkeer.