ECLI:NL:RBLEE:2010:BL7111

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
93336/ HA ZA 08-982
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de eindfactuur van Essent Retail Energie B.V. en de verbruikte elektriciteit door de klant

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 10 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Essent Retail Energie B.V. en een klant over de hoogte van een eindfactuur. De klant betwistte de factuur van € 15.892,60, die was gebaseerd op een verbruik van 135.621 kWh elektriciteit in de periode van 21 december 2005 tot en met 9 april 2006. De rechtbank oordeelde dat Essent Retail niet voldoende bewijs had geleverd dat de klant daadwerkelijk het opgegeven verbruik had gerealiseerd. Essent Retail had de algemene voorwaarden ingeroepen, waarin werd gesteld dat de meetinrichting en meetgegevens als juist worden aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat deze bepalingen op grond van redelijkheid en billijkheid niet van toepassing waren. De klant had voldoende redenen om te twijfelen aan de juistheid van de meterstand, en de meter was na verwijdering verschroot, waardoor een deskundigenonderzoek niet meer mogelijk was. De rechtbank wees de vordering van Essent Retail af en veroordeelde haar in de proceskosten van de klant, die op € 1.299,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 93336 / HA ZA 08-982
Vonnis van 10 maart 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT RETAIL ENERGIE B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. H. Post, kantoorhoudende te Helmond,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. O.A. van Oorschot, kantoorhoudende te Leeuwarden
Partijen zullen hierna Essent Retail en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eind 2005 is tussen Essent Retail als leverancier en [gedaagde] als afnemer een overeenkomst met betrekking tot de levering van energie gesloten.
2.2. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Essent Retail van toepassing. In deze algemene voorwaarden is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
"12.1 De meetinrichting en de meetgegevens worden geacht juist te zijn, wanneer de meetinrichting en de meting voldoen aan de bij of krachtens de wet daaraan gestelde eisen.
12.2 In geval van twijfel over de juistheid van de meetinrichting en/of meetgegevens kan elk der partijen de erkende meetverantwoordelijke met betrekking tot de meetinrichting en meting bij de contractant, om opheldering verzoeken. Blijft er twijfel over de juistheid van de meetinrichting en/of meetgegevens bestaan, dan kan elk der partijen verlangen dat de meetinrichting en/of meetgegevens worden onderzocht door een voor beide partijen aanvaardbare andere erkende meetverantwoordelijke of een voor beide partijen aanvaardbare andere deskundige.
12.3 Indien uit het onderzoek door de onpartijdige erkende meetverantwoordelijke of andere deskundige volgt dat de meetinrichting en meting worden geacht juist te zijn, zijn de kosten van dit onderzoek voor rekening van degene op wiens verzoek dit onderzoek is verricht. (...)"
2.3. Op grond van voormelde overeenkomst heeft Essent Retail in de periode 21 december 2005 tot en met 9 april 2006 aan [gedaagde] elektriciteit geleverd ten behoeve van de bouwaansluiting (met een aansluitwaarde van 3 x 63A) aan het adres [adres].
2.4. Nadat de overeenkomst door [gedaagde] was beëindigd, heeft Essent Netwerk B.V. (hierna: Essent Netwerk), die verantwoordelijk was voor de plaatsing van de elektriciteitsmeter en meteropname, de elektriciteitsmeter op 11 april 2006 verwijderd en de meterstand opgenomen. De elektriciteitsmeter is verschroot.
2.5. Essent Retail heeft maandelijks voorschotten in rekening gebracht bij [gedaagde]. Essent Shared Services Center B.V. (hierna: Essent SSC) factureerde en incasseerde voor Essent Retail. Essent SSC heeft [gedaagde] op 7 oktober 2006 een eindafrekening met nummer 597510424126 gestuurd ten bedrage van € 15.892,60. In de bijgevoegde specificatie van de eindafrekening is aangegeven dat het elektriciteitsverbruik in de periode 21 december 2005 tot en met 9 april 2006 135.621 kWh heeft bedragen.
2.6. Bij brief van 27 november 2006 heeft [gedaagde] - voor zover van belang - het volgende aan Essent Retail bericht:
"Hierbij maken wij officieel bezwaar tegen factuur nummer 597510424126 . Wij hebben al zoveel medewerkers van Essent hierover gesproken en de een na de ander zegt ja wel veel of kan je nooit verbruikt hebben, echt doordringen bij een medewerker die uiteindelijk de fout die er gemaakt is herstellen wil kunnen wij niet.
(...)
(...) wij kunnen absoluut niet tijdens een bouwperiode van 21 December 2005 tot 11 april 2006 of wel voor ons 56 gewerkte dagen 135.612 Kwh hebben verbruikt dat is ruim 2421 Kwh per dag. Normaal gesproken verbruiken wij in een bouwperiode tussen de 2000 en 5000 Kwh aan stroom ergens moet er dus een foutje gemaakt zijn bij onze geachte Essent medewerkers."
2.7. Bij schrijven van 18 december 2006 heeft mr. Van Oorschot voornoemd - voor zover van belang - het volgende aan Essent Retail bericht:
a. (...)
b. mijn cliënt heeft vanzelfsprekend ervaring met dergelijke bouwaansluitingen in eerdere bouwprojecten. Bij projecten van gelijke omvang werd in een periode van gelijke duur tussen 2.0000 en 5.000 kWh aan stroom verbruikt. Het energieverbruik dat thans door u wordt gepresenteerd is bijna dertig maal hoger, hetgeen aantoont dat er sprake is van een omissie;
c. mijn cliënt is niet werkzaam in de zware industrie; er worden door hem opslagunits voor particulieren en zeer kleine ondernemingen gebouwd. in totaal heeft mijn cliënt in Friesland driehonderd van dergelijke units en bij elk project blijkt dat de gebruikers van de unit per maand ongeveer 1.000 kWh verbruiken;
De eindafrekening is in de visie van mijn cliënt dan ook onjuist.
Een ander onderwerp betreft de registratiemeter- en aansluitgegevens. Op de eindafrekening is genoemd dat er een vergelijking is gemaakt met telwerk 1 en telwerk 2. Hieruit zou blijken dat er een verschil is van 135.621 kW. Kenmerkend is met name dat tevens wordt aangegeven dat de weggenomen meter wordt verschroot. Het vorenstaande brengt bij mijn client het vermoeden dat de betreffende meter defect was, daar een goede meter natuurlijk niet wordt vernietigd.
Uit het bovenstaande vloeit dan ook voort dat mijn cliënt niet bereid is zonder nader onderzoek de betreffende factuur te betalen, het door u gepresenteerde meterverbruik is niet juist en ook geheel niet passend in de feitelijke situatie."
2.8. Bij brief van 13 maart 2008 heeft [X], werkzaam bij Essent SSC op de afdeling debiteuren & incasso, - voor zover van belang - het volgende aan mr. Van Oorschot bericht:
"Deze brief schrijf ik u in reactie op ons telefoongesprek van 6 maart 2008.
In dit gesprek heb ik met u gesproken over de eindafrekening 597510424126 ad 15.892,60 euro, bouwaansluiting [adres], die door uw cliënt wordt betwist.
In dit gesprek heb ik u aangegeven graag tot een oplossing te willen komen. Met instemming van u heb ik Essent Netwerk B.V. verzocht een correctie te maken op de eindmeterstand. Essent Netwerk B.V. gevestigd te Leeuwarden, heeft op dit verzoek afwijzend gereageerd. Ik zal u de motivatie hiervoor uitleggen.
(...)
Bij het verwijderen van meters wordt er een standaardprocedure gevolgd. Hierbij worden de meterstanden bij het verwijderen van de meter gecontroleerd én bij ontvangst in het magazijn, waar de meters verschroot worden. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat de meterstanden niet kloppen. De verschroting is een onderdeel van de standaard procedure en heeft niets te maken met het functioneren van een meter.
(...)
Graag verzoek ik u om uw cliënt de opdracht te geven om de eindafrekening ad 15.892,60 euro binnen twee weken na dagtekening van deze brief over te maken (...)".
2.9. Partijen hebben in der minne geen overeenstemming bereikt over de hoogte van de eindfactuur. [gedaagde] heeft de eindfactuur onbetaald gelaten.
3. Het geschil
3.1. Essent Retail vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 17.979,96, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 15.892,60 vanaf 14 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten, te rekenen vanaf veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
3.2. Essent Retail legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Op grond van de overeenkomst tussen partijen is door Essent Netwerk een bouwaansluiting geplaatst met de aangevraagde aansluitwaarde van 3 x 63 A. De door Essent Netwerk geplaatste meter betreft een digitale meter van het merk L&G met bouwjaar 2004. De meter is geplaatst met een meterstand 0, daar het een nieuwe meter betrof. Op 11 april 2006 heeft Essent Netwerk de meter verwijderd. De meterstand bedroeg toen 135.621 kWh. Niets wijst erop dat deze meteropname onjuist zou zijn. Het verbruik van [gedaagde] is ook niet ongebruikelijk voor een bouwaansluiting van dat kaliber. Aan de hand van de gemeten meterstand is een eindfactuur opgesteld die op 7 oktober 2006 aan [gedaagde] is verzonden. [gedaagde] heeft deze factuur ad € 15.892,60 ondanks aanmaningen, sommaties en ingebrekestelling niet voldaan. Essent Retail was daardoor genoodzaakt haar vordering uit handen te geven aan GGN Gerechtsdeurwaarders, die getracht heeft buitengerechtelijk betaling van [gedaagde] te verkrijgen. De ter zake noodzakelijk door Essent Retail gemaakte kosten ad € 800,- dient [gedaagde] aan Essent Retail te vergoeden. Voorts is [gedaagde] op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden wettelijke rente aan Essent Retail verschuldigd vanaf 14 dagen na factuurdatum.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen verschillen van mening omtrent de vraag of de door Essent Netwerk opgenomen meterstand ter zake het elektriciteitsverbruik van [gedaagde] juist is en (in het verlengde daarvan) of de op deze meterstand gebaseerde eindfactuur van Essent Retail juist is.
4.2. Ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden van Essent Retail - hiervoor geciteerd onder 2.2 - worden de meetinrichting en de meetgegevens geacht juist te zijn, wanneer de meetinrichting en de meting voldoen aan de bij of krachtens de wet daaraan gestelde eisen. Voorts bepalen de algemene voorwaarden dat in geval van twijfel over de juistheid van de meetinrichting en/of meetgegevens elk der partijen de erkende meetverantwoordelijke (in dit geval Essent Netwerk) met betrekking tot de meetinrichting en meting bij de contractant, om opheldering kan verzoeken.
4.3. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] Essent Retail c.q. Essent SSC eerst telefonisch heeft benaderd en later per brief bezwaar heeft gemaakt tegen de eindfactuur en twijfels heeft geuit over de juistheid van de opgenomen meterstand. Voorts staat tussen partijen dat Essent Netwerk bij monde van [X] heeft getracht de twijfel van [gedaagde] over de juistheid van de opgenomen meterstand weg te nemen, maar dat zij daarin niet is geslaagd.
4.4. Volgens voormelde algemene voorwaarden kan elk der partijen, indien twijfel over de juistheid van de meetinrichting en/of meetgegevens blijft bestaan, verlangen dat de meetinrichting en/of meetgegevens worden onderzocht door een voor beide partijen aanvaardbare andere erkende meetverantwoordelijke of een voor beide partijen aanvaardbare andere deskundige.
4.5. Voor zover Essent Retail stelt dat er geen aanleiding bestond voor een dergelijk onderzoek, omdat er bij haar geen twijfel bestond over de juistheid van de opgenomen meterstand, kan zij hierin niet worden gevolgd.
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit artikel 12.2 van de algemene voorwaarden niet dat slechts een onderzoek kan worden verlangd wanneer bij beide partijen twijfel is blijven bestaan na opheldering door de meetverantwoordelijke.
4.7. Uit de eerste zin van artikel 12.2 waarin is bepaald dat in geval van twijfel over de juistheid van de meetinrichting en/of meetgegevens elk der partijen de erkende meetverantwoordelijke met betrekking tot de meetinrichting en meting om opheldering kan verzoeken, laat zich begrijpen dat elk der partijen indien hij of zij twijfelt aan de juistheid van de meetinrichting en/of meetgegevens de erkende meetverantwoordelijke met betrekking tot de meetinrichting en meting om opheldering kan verzoeken. Waar de tweede zin van artikel 12.2 voortbouwt op deze eerste zin en bepaalt dat indien er twijfel blijft bestaan over de meetinrichting en/of meetgegevens, elk der partijen kan verlangen dat de meetinrichting en/of meetgegevens worden onderzocht, kan dit niet anders begrepen worden dan dat (ook) indien (slechts) bij één der partijen twijfel blijft bestaan over de meetinrichting en/of meetgegevens door deze partij een onderzoek kan worden verlangd.
4.8. Voor zover Essent Retail stelt dat er geen grond was voor twijfel bij [gedaagde] aan de opgenomen meterstand, kan zij hierin evenmin worden gevolgd. [gedaagde] heeft een eindfactuur van Nuon ter zake van de elektriciteitslevering voor een project van hem in [plaats A] overgelegd en onbetwist gesteld dat dit project nagenoeg hetzelfde was als het project waar onderhavige eindfactuur van Essent op ziet, met dit verschil dat in [plaats A] 30 units werden gebouwd en in [plaats B] 32 units. Bij het project in [plaats A] werd echter slechts 5.735 Kwh gebruikt.
4.9. De rechtbank overweegt dat als onderhavige meting door Essent Netwerk juist zou zijn, dit zou betekenen dat hoewel in [plaats B] slechts twee units meer zijn gebouwd als in [plaats A], het energieverbruik bij de bouw van de units in [plaats B] ruim 23 keer zo hoog is geweest als bij de bouw van de units in [plaats A]. Essent Retail heeft gesteld dat de bouw van de units in [plaats A] grotendeels plaatsvond in de herfst, terwijl de bouw van de units in [plaats B] grotendeels plaatsvond in een zeer strenge winter en dat het mogelijk is dat er in [plaats B] sterke warmtebronnen zijn gebruikt om het beton te drogen. De rechtbank acht deze verklaring echter onvoldoende om het grote verschil in elektriciteitsverbruik te verklaren, te meer nu J. van Reeven, een medewerker van [gedaagde], ter comparitie heeft verklaard dat het feit dat het in de winter erg koud was niet veel verschil maakt, omdat de elektriciteit niet is gebruikt voor het drogen van het beton.
4.10. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende reden was voor twijfel bij [gedaagde] aan de juistheid van de opgenomen meterstand, zodat op grond van artikel 12.2 van de algemene voorwaarden een onderzoek door een deskundige was geïndiceerd.
4.11. De rechtbank stelt vast dat de elektriciteitsmeter na verwijdering is verschroot. Hierdoor kan het functioneren van de meter niet meer door een deskundige worden onderzocht. Voorts stelt de rechtbank vast dat Essent Retail - in tegenstelling tot [gedaagde] - op de hoogte was van het beleid van Essent Netwerk om de meter na verwijdering te verschroten. Desondanks is zij de overeenkomst aangegaan onder toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat wordt uitgegaan van de juistheid van de meetinrichting en de meetgegevens, maar dat in geval van twijfel onderzoek door een deskundige plaats kan vinden. Waar Essent Retail wist dat het beleid van Essent Netwerk om de meter te verschroten enig onderzoek naar het functioneren van die meter als bedoeld in de door Essent Retail gehanteerde algemene voorwaarden onmogelijk zou maken en desondanks de overeenkomst is aangegaan onder toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat zij zich zou kunnen beroepen op het bewijsvoorschrift, zoals neergelegd in artikel 12.1 van de algemene voorwaarden. De rechtbank laat artikel 12.1 van de algemene voorwaarden daarom buiten toepassing.
4.12. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv. ligt het op de weg van Essent Retail om feiten en omstandigheden te stellen en zonodig te bewijzen waaruit blijkt dat [gedaagde] de elektriciteit heeft verbruikt, zoals aangegeven op de eindfactuur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Essent Retail niet aan deze stelplicht voldaan. Zoals hiervoor is overwogen, bestaat er twijfel aan de opgenomen meterstand, terwijl het functioneren van de meter thans niet meer kan worden onderzocht. De opgenomen meterstand biedt daarom onvoldoende grond voor de stelling van Essent Retail dat [gedaagde] de elektriciteit heeft verbruikt, zoals aangegeven op de eindfactuur. Essent Retail heeft voor het overige enkel gesteld dat het gestelde verbruik van [gedaagde] niet ongebruikelijk is, gelet op de bouwaansluiting van het kaliber dat [gedaagde] had. De rechtbank acht deze stelling te weinig toegesneden op de situatie van [gedaagde] om te kunnen dienen als een voldoende ontkrachting van de gedetailleerde en gedocumenteerde betwisting van [gedaagde]. Aldus heeft Essent Retail niet aan haar stelplicht voldaan, zodat er geen ruimte is voor een bewijsopdracht.
4.13. Dit brengt mee dat niet is vast komen te staan dat [gedaagde] de elektriciteit heeft verbruikt, zoals aangegeven op de eindfactuur. Nu Essent Retail geen andere berekeningswijze of grond aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, zal de vordering van Essent Retail tot betaling van de eindfactuur, vermeerderd met rente en kosten, worden afgewezen.
4.14. Essent Retail zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden vastgesteld op:
- vast recht 395,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punten× tarief EUR 452,00)
Totaal € 1.299,00
4.15. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt Essent Retail in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op € 1.299,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Smit en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2010.
fn: 445