ECLI:NL:RBLEE:2010:BL9949

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/864
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een stadionomgevingsverbod opgelegd aan een supporter na ongeregeldheden

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een stadionomgevingsverbod dat door de burgemeester van Leeuwarden aan eiser is opgelegd na ongeregeldheden na een voetbalwedstrijd. De rechtbank Leeuwarden heeft op 6 januari 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.G. Riemersma, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester, dat hem een stadionomgevingsverbod voor de duur van 24 maanden oplegde. Dit verbod was gebaseerd op de veronderstelling dat eiser de openbare orde had verstoord door een steen te gooien in de richting van supportersbussen van ADO Den Haag. De burgemeester heeft later het verbod ingetrokken en een korter verbod van negen maanden opgelegd, maar dit werd opnieuw verminderd tot vier maanden na een bezwaarprocedure.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de ongeregeldheden op 4 april 2008 onderzocht. Tijdens deze ongeregeldheden, die plaatsvonden na de wedstrijd tussen S.C. Cambuur Leeuwarden en ADO Den Haag, was eiser aanwezig op het parkeerterrein van het Cambuurstadion. De rechtbank concludeert dat het feit dat eiser een voorwerp in de richting van de bussen gooide, op zichzelf niet voldoende is om te oordelen dat hij de openbare orde in ernstige mate heeft verstoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet deel uitmaakte van de grote groep Cambuursupporters die zich schuldig maakte aan de ongeregeldheden en dat hij op een afstand van de groep stond.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester niet bevoegd was om het stadionomgevingsverbod op te leggen, omdat eiser de openbare orde niet in ernstige mate heeft verstoord. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 27 november 2008. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.288,00. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 januari 2010.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/864
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. R.G. Riemersma, advocaat te Leeuwarden,
en
de burgemeester van de gemeente Leeuwarden, verweerder,
gemachtigden: P.J. Achterhof en W. Koopmans, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 7 april 2009 heeft verweerder (hierna: de burgemeester) eiser (hierna: [eiser]) mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Leeuwarden (hierna: de APV).
Tegen dit besluit heeft [eiser] beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 26 november 2009. Namens [eiser] en de burgemeester zijn hun voornoemde gemachtigden verschenen. Voorts is ter zitting verschenen K. Smeltekop, werkzaam bij Politie Fryslân.
Motivering
Feiten
1.1 Op 4 april 2008 deden zich na afloop van de voetbalwedstrijd tussen S.C. Cambuur Leeuwarden (hierna: Cambuur) en A.D.O. Den Haag (hierna: ADO) ongeregeldheden voor in de omgeving van het Cambuurstadion te Leeuwarden. Bij deze ongeregeldheden is ten minste één persoon gewond geraakt en zijn vernielingen gepleegd. Tijdens deze ongeregeldheden bevond [eiser] zich op het parkeerterrein achter de Noordtribune van het Cambuurstadion te Leeuwarden in de nabijheid van het zogenaamde gastenlaantje, waar de supportersbussen van ADO geparkeerd stonden. [eiser] is op het parkeerterrein aangehouden terzake van openlijke geweldpleging.
1.2 Naar aanleiding van het voorgaande heeft de burgemeester [eiser] bij besluit van 11 april 2008 een stadionomgevingsverbod (hierna ook: verbod) opgelegd voor de duur van 24 maanden. Het verbod gaat in op 4 april 2008 en houdt in dat het [eiser] op de dagen waarop de BVO Cambuur thuiswedstrijden speelt vanaf vier uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot twee uur na afloop van de voetbalwedstrijd niet is toegestaan in het (in de brief nader omschreven) gebied rondom het Cambuurstadion te komen. De burgemeester heeft dit besluit gebaseerd op de overweging dat [eiser] de openbare orde ernstig heeft verstoord door een steen te gooien in de richting van een supportersbus van ADO en zich zodoende schuldig te maken aan openlijke geweldpleging.
1.3 Bij besluit van 27 november 2008 heeft de burgemeester het besluit van 11 april 2008 ingetrokken. Daarnaast heeft de burgemeester [eiser] een stadionomgevingsverbod opgelegd voor de duur van negen maanden, ingaande op 4 april 2008. De burgemeester heeft het gooien van een steen in de richting van een supportersbus van ADO thans gekwalificeerd als baldadigheid.
1.4 Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van [eiser] tegen het besluit van 27 november 2008 gedeeltelijk gegrond verklaard en de duur van het verbod verminderd tot vier maanden. Voor het overige heeft de burgemeester het besluit van 27 november 2008 volledig gehandhaafd. De burgemeester heeft [eiser] een gedeeltelijke proceskostenvergoeding toegekend van € 322,00 terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Geschil
2.1 [eiser] stelt zich op het standpunt dat de burgemeester hem ten onrechte een verbod heeft opgelegd. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij geen voorwerp heeft gegooid noch ander baldadig gedrag heeft vertoond. Voorts heeft hij aangevoerd dat de conclusie dat hij wel een steen heeft gegooid niet enkel kan worden gebaseerd op de verklaring van [de brigadier van politie], die een half jaar na dato is afgelegd. Voorts stelt [eiser] zich op het standpunt dat de burgemeester hem ten onrechte slechts een proceskostenvergoeding van € 322,00 heeft toegekend. Naar zijn mening zou deze vergoeding € 644,00 moeten bedragen voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in verband met het indienen van een bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting.
2.2 De burgemeester handhaaft het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat uit de processen-verbaal van [de brigadier van politie] voldoende blijkt dat [eiser] een voorwerp in de richting van de bussen in het gastenlaantje heeft gegooid. Door zo te handelen deed [eiser] mee aan de ernstige verstoring van de openbare orde die op dat moment plaatsvond. Volgens de burgemeester is, gelet op het feit dat het bezwaar slechts gedeeltelijk gegrond is verklaard, terecht een proceskostenvergoeding van € 322,00 toegekend.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 2.2.3 van de APV is het verboden bij een voetbalwedstrijd de orde te verstoren. Ingevolge artikel 2.2.5, eerste lid, van de APV kan de burgemeester aan een persoon een schriftelijk verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion van BVO Cambuur (dit gebied is omschreven in artikel 2.2.2a) van vier uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot twee uur na afloop van voetbalwedstrijden van BVO Cambuur. Ingevolge het tweede lid kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van het in het eerste lid bedoeld verbod, indien de persoon de openbare orde in of in de omgeving van genoemd stadion in ernstige mate heeft verstoord op een dag dat een wedstrijd van BVO Cambuur in dit stadion is gespeeld.
3.2 Verweerder heeft ten aanzien van de uitoefening van de hiervoor bedoelde bevoegdheid beleid opgesteld, dat is neergelegd in de "Beleidsregels stadionomgevingsverbod" (hierna: de beleidsregels). In de beleidsregels is onder meer bepaald dat de duur van het stadionomgevingsverbod is gerelateerd aan het delict en geldt voor de termijn, zoals in de bijlage is omschreven. Er kan worden afgeweken van de termijn, mits dit goed wordt gemotiveerd. In een schema dat als bijlage bij de beleidsregels is gevoegd is weergegeven wanneer en voor hoelang een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd. Volgens de beleidsregels wordt in het geval van baldadigheid of provocatie een stadionomgevingsverbod van maximaal negen maanden opgelegd en in het geval van openlijke geweldpleging een stadionomgevingsverbod van maximaal 18 tot 24 maanden.
3.3 In het op 14 november 2008 op ambtseed opgemaakte aanvullend proces-verbaal heeft [de brigadier van politie] vermeld dat hij zich op 4 april 2008 omstreeks 21.40 uur in de politie commandoruimte in het Cambuurstadion bevond en daar op camerabeelden zag dat een grote groep Cambuursupporters achter de Noordtribune langs rende in de richting van het zogenaamde gastenlaantje alwaar zich de twee touringcars van de ADO-supporters bevonden. Op dat moment waren de ADO-supporters bezig om in te stappen in deze bussen. [de brigadier van politie] zag dat de Cambuursupporters de ADO-aanhang ernstig provoceerden, tegen de hekken aantrapten en voorwerpen van de grond opraapten en deze in de richting van de bussen gooiden. Hierop liep [de brigadier van politie] via de onderzijde van de Noordtribune richting de ongeregeldheden. [de brigadier van politie] zag dat een groep van 50 Cambuursupporters zich ophield ter hoogte van het hekwerk. [de brigadier van politie] zag tevens dat twee of drie mannen zich net als hij onder de Noordtribune bevonden. Deze mannen bevonden zich niet in de grote groep, maar stonden daar naar schatting 20 meter vanaf. Zij namen geen deel aan de ongeregeldheden bij het hek en stonden naar schatting op 30 meter afstand van de bussen van de ADO-supporters. Vervolgens zag [de brigadier van politie] dat één van die mannen, gekleed in een spijkerbroek en een groenkleurige parkajas met een capuchon over zijn hoofd, zich bukte, iets van de grond oppakte en dit direct daarop kennelijk opzettelijk bovenhands met kracht in de richting van de bussen in het gastenlaantje gooide. Daarna heeft [de brigadier van politie] deze man geen ogenblik uit het oog verloren en heeft hij hem enige tijd later aangehouden. De man bleek [eiser] te zijn.
3.4 De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich voor het antwoord op de vraag of een ernstige verstoring van de openbare orde in de zin van artikel 2.2.5, tweede lid, van de APV heeft plaatsgevonden, mag baseren op ter zake opgemaakte processen-verbaal van politieambtenaren en dat daarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat de burgemeester in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed/belofte opgemaakte proces-verbaal. In hetgeen [eiser] heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat de burgemeester in dit geval aan de juistheid van de inhoud van het aanvullend proces-verbaal had moeten twijfelen en het niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen.
3.5 Ingevolge artikel 2.2.5, tweede lid, van de APV kan de burgemeester een persoon enkel een stadionomgevingsverbod opleggen, indien die persoon de openbare orde in of in de omgeving van het Cambuurstadion in ernstige mate heeft verstoord. De rechtbank is van oordeel dat het bovenhands opzettelijk en met kracht gooien van een voorwerp in de richting van de supportersbussen, zonder dat vaststaat of dit voorwerp iets heeft geraakt, kan worden aangemerkt als een verstoring van de openbare orde. De rechtbank acht dit feit op zich echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat [eiser] de openbare orde in de omgeving van het Cambuurstadion in ernstige mate heeft verstoord. Daarvan zou onder omstandigheden wel sprake kunnen zijn, indien [eiser] deel uitmaakte van een groep van personen die zich eveneens schuldig maakte aan verstoring van de openbare orde. Uit de voormelde processen-verbaal blijkt echter niet dat dit het geval was. In het aanvullend proces-verbaal staat zelfs uitdrukkelijk dat [eiser] geen deel uitmaakte van de grote groep Cambuuraanhangers die zich schuldig maakte aan de ongeregeldheden bij het hek en dat hij op een afstand van ongeveer 20 meter van deze groep stond. Uit de processen-verbaal blijkt niet dat de persoon of personen die bij [eiser] stonden, zich schuldig hebben gemaakt aan enige verstoring van de openbare orde. De rechtbank acht in dit kader tevens van de belang dat de burgemeester in het besluit van 27 november 2008 zelf ook heeft overwogen dat uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat geen sprake is van openlijke geweldpleging, aangezien [eiser] los van de grote groep een voorwerp heeft gegooid en hem daarom niet kan worden verweten dat hij dit in vereniging heeft gedaan.
3.6 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de burgemeester niet bevoegd was [eiser] een stadionomgevingsverbod op te leggen, omdat hij de openbare orde in de omgeving van het Cambuurstadion niet in ernstige mate heeft verstoord. Hieruit volgt dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 2.2.5, tweede lid, van de APV. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, omdat gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen nog slechts één beslissing mogelijk is, te weten het herroepen van het besluit van 27 november 2008.
Proceskosten
4. Met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, van de Awb, veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Naast een vergoeding voor de kosten die [eiser] in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken, kent de rechtbank [eiser] tevens een vergoeding toe voor de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, omdat de rechtbank het primaire besluit van 27 november 2008 herroept wegens aan de burgemeester te wijten onrechtmatigheid. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van [eiser] ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 1.288,00 (bezwaarschrift één punt; hoorzitting één punt, beroepschrift één punt; verschijnen ter zitting één punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 27 november 2008;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de burgemeester het betaalde griffierecht van € 150,00 aan [eiser] vergoedt;
- veroordeelt de burgemeester tot vergoeding van de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van € 1.288,00.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2010.
w.g. C.H. de Groot
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.