ECLI:NL:RBLEE:2010:BM2693

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2396
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming in de kosten van het plaatsen van elektrische schuifdeuren in het kader van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 22 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de woningstichting Weststellingwerf en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf. De woningstichting had beroep ingesteld tegen een besluit van het college, waarin een tegemoetkoming in de kosten voor het plaatsen van elektrische schuifdeuren werd toegekend. De woningstichting stelde dat het college ten onrechte een deel van de kosten voor het plaatsen van algemeen gebruikelijke binnendeuren in mindering had gebracht op de tegemoetkoming. De rechtbank oordeelde dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat er een algemeen gebruikelijke component in de kosten was begrepen, maar dat het college onvoldoende had onderbouwd wat de algemeen gebruikelijke levensduur van binnendeuren was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, met de opdracht aan het college om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van de woningstichting. De rechtbank oordeelde dat de woningstichting recht had op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 297,00.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 09/2396
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
de Woningstichting Weststellingwerf, gevestigd te Wolvega,
eiseres (hierna: de woningstichting),
gemachtigde: A. Bakker, werkzaam bij de woningstichting.
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf,
verweerder (hierna: het college).
Procesverloop
Bij brief van 31 augustus 2009 heeft het college de woningstichting mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Tegen dit besluit heeft de woningstichting beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 8 maart 2010. Namens de woningstichting is voornoemde gemachtigde verschenen. Namens het college is niemand verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 [Betrokkene] woont in een aangepaste woning aan de Nachtegaalstraat 27 te Wolvega (hierna: de woning). De woning is eigendom van de woningstichting. [Betrokkene] lijdt aan een progressief verlopende neurologische ziekte en had dientengevolge moeite met het openen van de vier schuifdeuren die tot voor kort in de woning aanwezig waren (hierna: de oude deuren). Ook haar hulphond was niet in staat de oude deuren te openen. Daarom heeft [Betrokkene] op 4 februari 2009 een woonvoorziening aangevraagd bestaande uit (een financiële tegemoetkoming voor) het plaatsen van vier elektrische schuifdeuren.
1.2 Het college heeft advies ingewonnen bij de [ergotherapeute]. In haar rapport van 4 maart 2009 concludeert [de ergotherapeute] dat [Betrokkene] vanwege haar ziekte een aanpassing van de schuifdeuren in haar woning nodig heeft en dat zij het meest gebaat zou zijn bij elektrische bediening van de schuifdeuren.
1.3 Bij besluit van 16 april 2009 heeft het college aan de woningstichting, als eigenaar van de woning, een (voorlopige) tegemoetkoming toegekend in de meerkosten van het aanpassen van de woning ten bedrage van € 6.066,07. Het college heeft dit bedrag gebaseerd op de kosten van het plaatsen van vier elektrische schuifdeuren minus de kosten voor het plaatsen van vier algemeen gebruikelijke deuren.
1.4 Bij besluit van 29 april 2009 heeft het college het besluit van 16 april 2009 herzien en aan de woningstichting een (voorlopige) tegemoetkoming toegekend in de meerkosten van het aanpassen van de woning ten bedrage van € 7.164,44. Het college heeft dit bedrag gebaseerd op de kosten van het plaatsen van vier elektrische schuifdeuren minus de helft van de kosten voor het plaatsen van vier algemeen gebruikelijke deuren.
1.5 Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van de woningstichting tegen het besluit van 29 april 2009 ongegrond verklaard.
1.6 Inmiddels zijn de oude deuren vervangen door elektronische schuifdeuren.
Geschil
2.1 De woningstichting stelt zich op het standpunt dat het college op de toegekende tegemoetkoming ten onrechte een deel van de kosten voor het plaatsen van vier algemeen gebruikelijke deuren in mindering heeft gebracht. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de oude deuren in goede staat en volledig functioneel zijn en dat binnendeuren normaal gesproken tijdens de levensduur van de woning niet worden vervangen. De vervanging van de binnendeuren is alleen nodig ten gevolge van de beperkingen van de huidige bewoner. Bovendien hebben de oude deuren na vervanging geen enkele restwaarde en zullen de elektrische schuifdeuren leiden tot een verhoogde onderhoudsbelasting.
2.2 Het college handhaaft het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat in de voorziening een algemeen gebruikelijke component is begrepen, welke niet voor vergoeding in aanmerking komt. Deze component bestaat uit het plaatsen van algemeen gebruikelijke binnendeuren. Volgens het college komen alleen de meerkosten van het plaatsen van de elektrische schuifdeuren ten opzichte van het plaatsen van gewone binnendeuren voor vergoeding in aanmerking. De kosten van het plaatsen van de elektrische schuifdeuren en het plaatsen van algemeen gebruikelijke binnendeuren heeft het college op basis van offertes van bouwbedrijf [X] respectievelijk vastgesteld op € 8.262,81 en € 2.196,74. Gelet op het feit dat de huidige deuren tussen de tien en vijftien jaar oud zijn, heeft het college bij het berekenen van de meerkosten van het plaatsen van elektrische deuren rekening gehouden met een afschrijving van 50%. Daarom komt een bedrag van (0,5 maal € 2.196,74 is) € 1.098,37 niet voor vergoeding in aanmerking en heeft het college de tegemoetkoming vastgesteld op (€ 8.262,81 minus € 1.098,37 is) € 7.164,44. De toegepaste afschrijving heeft het college - naar analogie - gebaseerd op de beleidsregels die van toepassing zijn op woningsanering wegens CARA.
Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wmo treft het college van burgemeester en wethouders, voor zover in deze zaak van belang, ter compensatie van de beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen een huishouden te voeren. Ingevolge het tweede lid houdt het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen.
3.2 Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wmo kan de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor de verschillende soorten van maatschappelijke ondersteuning verschillend worden vastgesteld en mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend en van zijn echtgenoot.
3.3 Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onderdeel b, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2008 (hierna: de Verordening) kan de door het college te verlenen woonvoorziening bestaan uit een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een woning. Ingevolge artikel 4.2, tweede lid, van de Verordening wordt een voorziening genoemd in artikel 4.1, onderdeel b, verleend aan de eigenaar van de woning waarin de ondersteuningsbehoevende verblijft, indien de ondersteuningsbehoevende niet de eigenaar is van de woning. Ingevolge artikel 4.3, eerste lid, van de Verordening wordt de voorziening genoemd in artikel 4.1, onderdeel b, verleend in de vorm van een financiële tegemoetkoming.
3.4 Ingevolge artikel 1.2, zesde lid, van de Verordening komt, indien in de voorziening een algemeen gebruikelijke component geacht kan worden te zijn begrepen, dat deel van de voorziening niet voor vergoeding in aanmerking.
3.5 Tussen partijen is niet in geschil dat het plaatsen van elektrische schuifdeuren in de woning medisch noodzakelijk is ter opheffing of vermindering van de beperkingen die [Betrokkene] ten gevolge van haar ziekte ondervindt bij het normale gebruik van de woning. Het geschil beperkt zich tot de vraag of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in de voorziening een algemeen gebruikelijke component is begrepen waarvan de kosten ten bedrage van € 1.098,37 niet voor vergoeding in aanmerking komen.
3.6 De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in de voorziening een algemeen gebruikelijke component is begrepen. Deze algemeen gebruikelijke component bestaat uit een deel van de kosten van het plaatsen van vier algemeen gebruikelijke deuren. Daartoe overweegt de rechtbank dat het algemeen gebruikelijk is dat binnendeuren op een bepaald moment zijn afgeschreven en worden vervangen. Dientengevolge brengt de voorziening voor de woningstichting een financieel voordeel met zich mee. Dit voordeel bestaat niet uit de restwaarde van de oude deuren, maar vloeit voort uit het feit dat het moment waarop de woningstichting kosten moet maken voor het vervangen van de binnendeuren wordt uitgesteld.
3.7 Gelet op het feit dat de oude deuren nog niet aan vervanging toe waren, kan niet het gehele bedrag van de kosten van het plaatsen van vier algemeen gebruikelijke binnendeuren als algemeen gebruikelijke component worden aangemerkt. Daarom heeft het college bij het vaststellen van het gedeelte van de kosten dat als zodanig kan worden aangemerkt terecht rekening gehouden met een afschrijving, welke afhankelijk is van de leeftijd van de oude deuren en de algemeen gebruikelijk te achten levensduur van binnendeuren. Het college is terecht voorbijgegaan aan de stelling van de woningstichting dat zij binnendeuren tijdens de levensduur van de woning niet vervangt. Bij het vaststellen van het afschrijvingspercentage heeft het college in redelijkheid aansluiting kunnen zoeken bij de afschrijvingspercentages die op grond van artikel 3.4.3 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2008 (hierna: de beleidsregels) worden toegepast bij woningsanering wegens CARA.
3.8 De rechtbank is echter van oordeel dat het college zijn standpunt dat de algemeen gebruikelijk te achten levensduur van binnendeuren 20 jaar bedraagt onvoldoende heeft onderbouwd. De enkele verwijzing naar een niet tot de stukken behorend advies van een interne bouwtechnisch adviseur acht de rechtbank daartoe onvoldoende.
3.9 De hoogte van het afschrijvingspercentage en daarmee ook de hoogte van de tegemoetkoming zijn afhankelijk van de algemeen gebruikelijk te achten levensduur van binnendeuren. Daarom brengt het voorgaande de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het college dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van de woningstichting van 3 juni 2009.
Proceskosten
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken van kosten die ingevolge artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift van de woningstichting van 3 juni 2009;
- bepaalt dat het college het betaalde griffierecht van € 297,00 aan de woningstichting vergoedt.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2010.
w.g. P.G. Wijtsma
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.