ECLI:NL:RBLEE:2010:BM3063

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
103215 - KG ZA 10-74
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een koopovereenkomst met financieringsvoorbehoud en inspanningsverplichting

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een motorboot, gedaagde aangesproken tot nakoming van een koopovereenkomst. De motorboot, een Nelson type 44/45, was te koop aangeboden voor € 190.000,-. Gedaagde, die de boot wilde gebruiken voor zijn restaurant, heeft de boot gekeurd en een voorlopige koopovereenkomst ondertekend op 1 december 2009, onder voorbehoud van het verkrijgen van passende financiering. Gedaagde heeft echter geen financiering kunnen verkrijgen, ondanks pogingen bij Rabobank Heerenveen en Hypotheken Centrum Lemmer. Eiser vorderde in kort geding dat gedaagde de motorboot zou afnemen, omdat hij van mening was dat gedaagde zich onvoldoende had ingespannen om de financiering te verkrijgen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde zich niet binnen een redelijke termijn op het financieringsvoorbehoud had beroepen en slechts één afwijzing van een financieringsaanvraag had overgelegd. Dit was onvoldoende om een beroep te doen op het financieringsvoorbehoud. De rechter concludeerde dat de voorlopige koopovereenkomst nog steeds van kracht was en dat gedaagde verplicht was de motorboot af te nemen. Gedaagde werd veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de motorboot af te nemen, met een dwangsom van € 1.000,- per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 20.000,-. Tevens werd gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die op € 1.079,00 werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 103215 / KG ZA 10-74
Vonnis in kort geding van 28 april 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. J.M. Hesselink, kantoorhoudende te Naarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. D.J.M. Lange, kantoorhoudende te Amsterdam.
Partijen zullen hierna "[eiser]" en "[gedaagde]" genoemd worden.
1. De procedure
1.1. [eiser] heeft [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 8 april 2010.
1.2. [eiser] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair: [gedaagde] veroordeelt binnen vijf dagen zijn verplichtingen uit de onderhavige koopovereenkomst na te komen door de onderhavige motorboot te Muiden af te nemen, althans binnen een door de voorzieningenrechter in redelijkheid te stellen termijn, na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, zulks op straffe van verbeurte aan [eiser] van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,-, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan de uitgesproken veroordeling tot nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst en afname van de motorboot te voldoen;
subsidiair: [gedaagde] gebiedt de onderhandelingen voort te zetten, met aanduiding door de voorzieningenrechter van die essentiële punten welke in het kader van de nadere onderhandelingen nog nader overeengekomen dienen te worden;
primair en subsidiair: [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.
1.3. Ter terechtzitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij de advocaat van [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van pleitnotities en waarbij [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] - uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het geding.
1.4. Partijen hebben producties overgelegd.
1.5. De zaak is vervolgens enige tijd aangehouden voor schikkingsonderhandelingen. Bij faxbericht van 14 april 2010 heeft [eiser] vonnis gevraagd. Diezelfde dag heeft de advocaat van [gedaagde] de griffier van de rechtbank telefonisch medegedeeld dat zijdens [gedaagde] ook vonnis wordt gevraagd.
1.6. Het vonnis is nadien bepaald op heden.
2. De feiten
In dit kort geding zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. [eiser] is eigenaar van een motorboot van het merk Nelson, type 44/45, met als bouwjaar 1979/1980, genaamd de "[naam]" (hierna te noemen: de motorboot).
2.2. [eiser] heeft de motorboot op 24 april 2008 laten keuren. Van deze keuring is op 7 mei 2008 een keuringsrapport opgesteld, dat een groot aantal gebreken aan de motorboot vaststelt.
2.3. [eiser] heeft de motorboot via Jachtmakelaardij [naam] te [woonplaats] te koop aangeboden voor een bedrag van € 190.000,-. [gedaagde], die voor zijn restaurant "[naam]" te [woonplaats] op zoek was naar een boot om zijn gasten mee rond te varen, is via Jachtmakelaardij [naam] in contact gekomen met [eiser]. [gedaagde] heeft [eiser] medio oktober 2009 aangegeven geïnteresseerd te zijn in de motorboot en partijen zijn vervolgens in onderhandeling getreden.
2.4. Partijen hebben begin november 2009 gesproken over een richtprijs van ongeveer
€ 145.000,-, onder inruil van de sloep van [gedaagde], zodat [gedaagde] een restantbedrag van € 130.000,- zou moeten voldoen.
2.5. In opdracht van [gedaagde] heeft de expert ing. W.J. van de Kerke de motorboot op 11 november 2009 gekeurd. Uit deze keuring kwam eveneens een groot aantal gebreken aan de motorboot naar voren, waaronder een afgekeurde gasinstallatie en osmoseproblematiek. [gedaagde] heeft het keuringsrapport op 16 november 2009 aan [eiser] verstrekt.
2.6. [eiser] heeft op 30 november 2009 een concept koopovereenkomst opgesteld en aan [gedaagde] verstuurd. [gedaagde] heeft naar aanleiding daarvan in de tekst van de concept koopovereenkomst met pen een aantal wijzigingen bijgeschreven, waaronder dat het een voorlopige koopovereenkomst betreft, onder voorbehoud van een door koper te beoordelen passende financiering voor de aankoop van het schip. [gedaagde] had op dat moment de beschikking over het - door [eiser] aan hem verstrekte - keuringsrapport uit 2008.
2.7. [eiser] heeft de door [gedaagde] voorgestelde wijzigingen in de tekst van de voorlopige koopovereenkomst doorgevoerd en heeft de uiteindelijke voorlopige koopovereenkomst d.d. 1 december 2009 opgesteld, welke door beide partijen is ondertekend. Deze koopovereenkomst vermeldt - voor zover van belang - het volgende:
VOORLOPIGE KOOPOVEREENKOMST VOOR EEN GEBRUIKTE BOOT
Onder voorbehoud van een door koper te beoordelen passende financiering voor de aankoop van het schip.
(…)
1. Partijen sluiten hierbij een voorlopige overeenkomst van koop en verkoop voor een gebruikte boot.
(…)
2. Koopprijs van de boot inclusief inventaris en verder toebehoren bedraagt: 135.000 Euro minus inruil van houten sloep met schade zoals getoond met schade op de werf "De Boarnstream". De prijs voor de schadesloep bedraagt 5.000,- Euro incl. 19% BTW. Dit bedrag wordt verrekend met de aankoopprijs van het Nelson jacht.
Het resterende bedrag groot 130.000 Euro, zegge eenhonderd en dertig duizend Euro, wordt in zijn geheel voldaan op het moment dat de verkoper van het Nelson jacht de boot aan de koper levert, door overschrijving van het totaal bedrag op rekeningnummer: Rabobank rekeningnr. [nummer].
3. De levering van de boot geschiedt op: datum nog niet bekend.
Te: Muiden in de haven van K.N.Z. en R.V.
(…)
7. De definitieve koopovereenkomst wordt ten kantore van notaris Ydema en Slart te Grou gesloten.
8. Tot aan de levering blijft de boot ten laste van de verkoper.
(…)
Aanvullende opmerkingen en afspraken:
De verkoper heeft naar aanleiding van het keuringsrapport van de heer ing. W.J. van de Kerke de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
* Brandstof grof filters schoongemaakt en filters vervangen.
* Oliekoeler BB keerkoppeling uitgebouwd, koelelement opnieuw gesoldeerd en getest.
* Olie in keerkoppeling 2 maal vervangen.
* Controlelampje laadstroom bakboord motor vervangen.
* Verkoper zal zorgdragen dat er ca. 600 liter rode diesel wordt getankt, deze kosten zijn voor rekening van de koper.
* De kosten van het rapport en de hellingen zullen op een 50/50 basis worden verrekend.
2.8. [eiser] heeft op verzoek van [gedaagde] op 2 december 2009 de verzekeringsdocumenten aan [gedaagde] toegezonden en op 8 december 2009 het registratiebewijs in verband met de nieuwe tenaamstelling van de motorboot.
2.9. De aanvankelijk voor 11 december 2009 geplande levering van de motorboot heeft geen doorgang gevonden.
2.10 [eiser] heeft op 12 december 2009 1000 liter rode diesel in de motorboot getankt. De daarmee samenhangende nota van [eiser] is door [gedaagde] op 21 december 2009 voldaan.
2.11. [gedaagde] heeft getracht om financiering te verkrijgen voor de aankoop van de motorboot, zowel bij Rabobank Heerenveen als bij Hypotheken Centrum Lemmer.
2.12. Rabobank Heerenveen heeft naar aanleiding daarvan, nadat zij de financieringsaanvraag al eerder mondeling had afgewezen, bij brief van 1 maart 2010 aan [naam] B.V. - van welke vennootschap [gedaagde] bestuurder is - medegedeeld:
"Zoals reeds eerder telefonisch met u besproken, bevestigen wij u hierbij dat wij uw financieringsaanvraag voor de aanschaf en exploitatie van een pleziervaartuig niet kunnen honoreren."
Een brief van gelijke strekking is op 7 april 2010 door Rabobank Heerenveen aan [gedaagde] in privé gestuurd.
2.13. Hypotheken Centrum Lemmer heeft de financieringsaanvraag van [gedaagde] eind december 2009 afgewezen.
2.14. [gedaagde] heeft [eiser] bij faxbericht van 5 januari 2010 laten weten dat hij geen financiering voor de aankoop van de motorboot heeft kunnen krijgen en dat hij in gesprek wenst te gaan over een oplossing van de daardoor ontstane problematiek.
2.15. Bij brief van 5 februari 2010 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om de koopovereenkomst na te komen en in dat kader de motorboot af te nemen alsmede de overeengekomen koopprijs te voldoen. [gedaagde] heeft geen gevolg gegeven aan deze sommatie.
2.16. [gedaagde] heeft op 26 februari 2010 via zijn advocaat een beroep gedaan op het in de voorlopige koopovereenkomst genoemde financieringsvoorbehoud.
3. Het standpunt van [eiser]
3.1. [eiser] vordert nakoming van de koopovereenkomst door [gedaagde], in dier voege dat [gedaagde] de motorboot afneemt. [gedaagde] kan volgens [eiser] niet (meer) een beroep doen op het in de koopovereenkomst opgenomen financieringsvoorbehoud. Een termijn van twee tot drie weken dient als een redelijke termijn voor het inroepen van een financieringsvoorbehoud te worden gezien, maar die termijn is in het onderhavige geval ruimschoots overschreden. Daar komt nog bij dat een financieringsvoorbehoud op de koper een inspanningsverplichting legt om een financiering te verkrijgen. Het overleggen - zoals in het onderhavige geval - van slechts één afwijzing van een financieringsaanvraag is in dat verband onvoldoende, aldus [eiser]. [gedaagde] heeft zich volgens [eiser] dan ook onvoldoende ingespannen om een financiering te verkrijgen voor de motorboot, zodat [gedaagde] zich ook om die reden niet op het financieringsvoorbehoud kan beroepen.
3.2. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij afname van de motorboot door [gedaagde], nu de verzekeringskosten blijven worden gedragen door [eiser] zolang de motorboot niet aan [gedaagde] is geleverd. Bovendien kan [eiser] de motorboot aan een ander aanbieden indien er op korte termijn duidelijkheid komt omtrent de afnameverplichting van [gedaagde].
3.3. [eiser] betwist dat partijen, zoals [gedaagde] stelt, zijn overeengekomen dat [eiser] alle door [naam deskundige] aan de motorboot vastgestelde gebreken zou verhelpen. Slechts overeengekomen is dat [eiser] de in de voorlopige koopovereenkomst genoemde gebreken zou repareren, hetgeen hij heeft gedaan. De overige gebreken zouden door [gedaagde] zelf worden verholpen. In verband daarmee is de koopprijs van de motorboot ook verlaagd.
4. Het standpunt van [gedaagde]
4.1. [gedaagde] stelt dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij de gevorderde afname van de motorboot. Tot aan de levering blijft de motorboot voor rekening van [eiser]. De gestelde verzekeringskosten moet hij tot dat moment dan ook zelf betalen. Voorts staat de motorboot nog steeds te koop bij diverse jachtmakelaars.
4.2. Inhoudelijk gezien stelt [gedaagde] primair dat de voorlopige koopovereenkomst is gesloten onder de opschortende voorwaarde van het naar het oordeel van [gedaagde] verkrijgen van een passende financiering. Nu hij zodanige financiering niet heeft verkregen, is de koopovereenkomst niet tot stand gekomen en is [gedaagde] niet gehouden om de motorboot af te nemen. [gedaagde] heeft op redelijke voorwaarden de financieringsaanvragen gedaan en heeft deze vervolgens niet verkregen. Hij heeft daarmee naar eigen zeggen aan zijn inspanningsverplichting terzake voldaan.
4.3. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat de voorlopige koopovereenkomst is gesloten onder de ontbindende voorwaarde van het vinden van een naar het oordeel van [gedaagde] passende financiering. Nu hij zodanige financiering niet heeft verkregen, mocht [gedaagde] de koopovereenkomst om die reden ontbinden en is hij niet gehouden tot afname van de motorboot.
4.4. Voor zover in rechte wordt geoordeeld dat er nog steeds sprake is van een koopovereenkomst tussen partijen, acht [gedaagde] zich niet gehouden om de motorboot af te nemen omdat [eiser] niet heeft voldaan aan hetgeen partijen zijn overeengekomen. [eiser] heeft namelijk verklaard de door deskundige [naam deskundige] vastgestelde gebreken aan de motorboot te repareren, maar heeft zulks tot dusverre grotendeels nagelaten. De motorboot voldoet daarmee volgens [gedaagde] niet aan de koopovereenkomst. Er is sprake van non-conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW, aldus [gedaagde]. Voorts heeft [gedaagde] [eiser] meermalen gevraagd of de reparaties waren uitgevoerd. Uit de daaropvolgende omissies heeft [gedaagde] mogen opmaken dat [eiser] de reparaties niet alsnog zou uitvoeren. [eiser] is derhalve in verzuim en voor zover nodig ontbindt [gedaagde] om die reden de koopovereenkomst op de voet van artikel 6:265 BW.
4.5. Indien voorgaande verweren niet slagen, dan aanvaardt [gedaagde] het door [eiser] onvoorwaardelijk gedane aanbod tot financiering van de gehele koopprijs zoals genoemd in de dagvaarding, nu [gedaagde] een week voor de mondelinge behandeling van het kort geding te kennen heeft gegeven dat hij onder nader te bepalen voorwaarden gebruik wenst te maken van het financieringsaanbod van [eiser].
4.6. In geval van toewijzing van het gevorderde verzoekt [gedaagde] om matiging van de gevorderde dwangsom.
5. De beoordeling
5.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanwezig, nu [eiser] de aan de motorboot verbonden kosten, zoals die van de verzekering, dient te dragen zolang [gedaagde] de motorboot niet afneemt. Naarmate deze periode langer duurt, zullen deze kosten steeds hoger oplopen voor [eiser], die er - in geval van een afnameverplichting voor [gedaagde] - dan ook belang bij heeft om deze kosten in tijd te beperken.
5.2. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het in de voorlopige koopovereenkomst opgenomen financieringsvoorbehoud als een opschortende of als een ontbindende voorwaarde moet worden aangemerkt. Indien er sprake is van een opschortende voorwaarde, dan komt de koopovereenkomst pas tot stand indien er een passende financiering verkregen is. Indien er sprake is van een ontbindende voorwaarde, dan is er al wel een koopovereenkomst tot stand gekomen, met dien verstande dat deze nadien door [gedaagde] kan worden ontbonden, indien er geen passende financiering is verkregen.
5.3. Voor de uitleg van het financieringsvoorbehoud komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg van de voorlopige koopovereenkomst, maar het komt daarbij tevens aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de betreffende bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zie HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635, Haviltex). Voorts volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2004 (NJ 2005, 493, DSM/Fox) dat bij de uitleg van een geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van belang is de taalkundige bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeerd normaal gesproken zou hebben. Verder zijn bij de uitleg van belang de aard van de transactie, de wijze van totstandkoming daarvan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (zie HR 19 januari 2007, NJ 2007, 575, Meyer Europe/Pont Meyer en HR 29 juni 2007, NJ 2007, 576, Derksen/Homburg).
5.4. De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen zich bij het aangaan van de voorlopige koopovereenkomst kennelijk niet hebben gerealiseerd of het financieringsvoorbehoud als een opschortende of een ontbindende voorwaarde moet worden aangemerkt. Het moet er naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter voor gehouden worden dat het financieringsvoorbehoud, mede bezien in het licht van de gehele voorlopige koopovereenkomst, als een ontbindende voorwaarde dient te worden uitgelegd. Daartoe is redengevend dat partijen feitelijk al uitwerking hebben gegeven aan de voorlopige koopovereenkomst, nu:
- [eiser] naar aanleiding van het keuringsrapport van ing. [naam deskundige] bepaalde gebreken aan het schip heeft verholpen, zoals genoemd in de voorlopige koopovereenkomst;
- [eiser] na het sluiten van de voorlopige koopovereenkomst de verzekeringsdocumenten en het registratiebewijs aan [gedaagde] heeft toegezonden;
- [eiser] op verzoek van [gedaagde] na het sluiten van de voorlopige koopovereenkomst 1000 liter rode diesel in de motorboot heeft getankt, waarvan de nota door [gedaagde] is betaald en waardoor er niet langer particulier met de motorboot mag worden gevaren, hetgeen in overeenstemming is met de wens van [gedaagde] om de motorboot bedrijfsmatig te gaan gebruiken;
- [eiser] [gedaagde] op 14 december 2009 per e-mail op de hoogte heeft gesteld dat de motorboot klaar lag voor levering en afvaart, waarna [gedaagde] [eiser] bij e-mail van gelijke datum diverse vragen heeft gesteld in verband met de afvaart van de boot;
- [eiser] conform de voorlopige koopovereenkomst 50% van de gemaakte hellingskosten bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht.
Uit de hiervoor genoemde omstandigheden moet naar voorlopig oordeel worden afgeleid dat beide partijen na het sluiten van de voorlopige koopovereenkomst ervan uitgingen dát er sprake was van een koopovereenkomst, zij het dat deze door [gedaagde] nog zou kunnen worden ontbonden bij gebreke van een naar het oordeel van [gedaagde] passende financiering. De hiervoor genoemde omstandigheden verdragen zich niet met een koopovereenkomst die pas bij verkrijgen van financiering daadwerkelijk tot stand zou komen. Dan ligt het immers niet voor de hand dat partijen de koopovereenkomst feitelijk al ten dele effectueren.
5.5. Volgens vaste rechtspraak legt een ontbindende voorwaarde als de onderhavige
- het niet verkrijgen van financiering - op de koper een inspanningsverplichting om de nodige activiteiten te ontwikkelen teneinde de benodigde financiering te verkrijgen. Koper dient deze activiteiten binnen een redelijke termijn na het sluiten van de koopovereenkomst te ontwikkelen. De verkoper van een zaak heeft immers belang bij duidelijkheid op korte termijn. Hij dient te kiezen tussen het opnieuw te koop aanbieden van de zaak aan anderen of het aanspreken van de oorspronkelijke koper. Van de koper mag worden verwacht dat hij ter staving van het niet verkrijgen van financiering ten minste twee gedocumenteerde financieringsafwijzingen overlegt aan de verkoper. Indien de koper zich niet naar behoren van die inspanningsverplichting heeft gekweten, verzetten redelijkheid en billijkheid zich ertegen dat de koper alsdan een geslaagd beroep kan doen op het niet vervuld zijn van die ontbindende voorwaarde (zie HR 21 juni 1996, NJ 1996, 698).
5.6. Nu [gedaagde] een beroep doet op zijn bevoegdheid om de voorlopige koopovereenkomst te ontbinden en op het aan ontbinding verbonden rechtsgevolg dat hij daarna de koopovereenkomst niet meer behoeft na te komen, is het aan hem om voldoende feitelijke gegevens aan te dragen om aannemelijk te maken dat hij al het redelijk mogelijke heeft gedaan om financiering te verkrijgen en verder om het beroep op ontbinding goed te documenteren (zie gerechtshof Leeuwarden 12 mei 2009, LJN: BI6772).
5.7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] zich onvoldoende gekweten van de hiervoor omschreven inspanningsverplichting. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat [gedaagde] zich niet binnen een redelijke termijn op het financieringsvoorbehoud heeft beroepen. Een termijn van maximaal circa vier weken na het aangaan van de voorlopige koopovereenkomst op 1 december 2009 moet als redelijk worden beschouwd voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud. [gedaagde] heeft echter pas omstreeks eind februari 2010 ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen met een beroep op het financieringsvoorbehoud, waarmee voornoemde redelijke termijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter ruimschoots is overschreden. Daarnaast heeft [gedaagde] slechts één afwijzing van een financiering overgelegd en gedocumenteerd, namelijk die van Rabobank Heerenveen. Terzake de door [gedaagde] genoemde financieringsaanvraag bij Hypotheken Centrum Lemmer en de afwijzing daarvan is geen enkel document overgelegd door [gedaagde], niet bij het inroepen van het financieringsvoorbehoud en ook niet thans in rechte.
5.8. Nu [gedaagde] zich onvoldoende heeft gekweten van zijn inspanningsverplichting, kan zijn beroep op het financieringsvoorbehoud als in strijd met de redelijkheid en billijkheid niet slagen.
Hieruit volgt dat [gedaagde] geen beroep kan doen op deze ontbindende voorwaarde uit de voorlopige koopovereenkomst, zodat dit contract thans nog steeds van kracht is tussen partijen.
5.9. Het door [gedaagde] gedane beroep op non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW faalt. Van non-conformiteit is sprake indien de motorboot niet die eigenschappen bezit die [gedaagde] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Tussen partijen is evenwel niet in geschil dat de gebreken aan de motorboot - door het keuringsrapport van [naam deskundige] - reeds bij [gedaagde] bekend waren bij het sluiten van de voorlopige koopovereenkomst. [gedaagde] moest deze gebreken dan ook verwachten toen hij de voorlopige koopovereenkomst sloot. Indien, zoals [gedaagde] stelt, [eiser] overeengekomen reparaties niet heeft uitgevoerd, dan brengt die omstandigheid niet met zich dat de motorboot als non-conform in de zin van artikel 7:17 BW moet worden aangemerkt, maar dat [eiser] zijn contractuele verplichtingen jegens [gedaagde] niet zou zijn nagekomen.
5.10. De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen in de voorlopige koopovereenkomst zijn overeengekomen dat een aantal met name genoemde gebreken aan de motorboot door [eiser] zal worden hersteld. Verdere herstelverplichtingen van [eiser] zijn in de voorlopige koopovereenkomst niet opgenomen. De voorlopige koopovereenkomst levert dwingend bewijs tussen partijen op van hetgeen zij terzake de herstelverplichtingen van [eiser] zijn overeengekomen. Het ligt daarom op de weg van [gedaagde] om tegenbewijs daartegen te leveren. Binnen het bestek van dit kort geding - waarin geen ruimte is voor nadere bewijslevering - heeft [gedaagde] evenwel niet aannemelijk weten te maken dat, zoals hij stelt, ook de andere in het keuringsrapport van [naam deskundige] genoemde gebreken door [eiser] zouden worden hersteld. Van enig tekortschieten terzake van [eiser] is naar voorlopig oordeel dan ook geen sprake, zodat [gedaagde] daarop geen ontbinding van de voorlopige koopovereenkomst kan baseren, nog daargelaten of er in geval van tekortschieten van [eiser] wel voldaan is aan de eis van verzuim.
5.11. Waar geen van de verweren van [gedaagde] slaagt, dient hij de voorlopige koopovereenkomst van partijen onverkort na te komen en is hij gehouden tot afname van de motorboot. De daartoe strekkende (primaire) vordering van [eiser] is toewijsbaar.
5.12. In de dagvaarding is onder meer aan [gedaagde] aangezegd:
dat gedaagde binnen drie weken na dagtekening dezes zonodig of desgewenst een financiering realiseert t.b.v. na te melden aankoop van de na te melden motorboot en dat [eiser] in geval van gebleken afwijzingen bereid is een financiering aan te bieden indien gedaagde daarop een week voor de behandelingsdatum van dit kort geding een beroep wenst te doen.
Naar de voorzieningenrechter begrijpt, wenst [gedaagde] gebruik te maken van dit financieringsaanbod van [eiser]. Dit ontslaat hem op dit moment echter niet van zijn afnameverplichting. Het staat partijen vrij om alsnog afspraken te maken omtrent de voorwaarden waaronder [eiser] de aankoop van de motorboot ten behoeve van [gedaagde] zou kunnen financieren.
5.13. Aan de uit te spreken veroordeling tot afname van de motorboot zal een dwangsom worden verbonden voor het geval [gedaagde] in gebreke blijft om hieraan te voldoen. Het totaal der te verbeuren dwangsommen zal op na te melden wijze worden gemaximeerd.
5.14. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het kort geding worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- dagvaardingskosten geen (niet in de dagvaarding vermeld)
- vast recht € 263,00
- salaris van de advocaat € 816,00
------------
totaal € 1.079,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis zijn verplichtingen uit hoofde van de voorlopige koopovereenkomst na te komen door de onderhavige motorboot te Muiden af te nemen;
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag dat hij niet aan deze veroordeling voldoet;
verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 20.000,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 1.079,00;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Tangenberg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Postma op 28 april 2010.?
fn 343