zaaknummer / rolnummer: 101432 / HA ZA 09-1182
1. [A],
wonende te [woonplaats],
2. [B],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. L.S. Wachters, kantoorhoudende te Groningen,
[C],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.C.L. Crozier, kantoorhoudende te Sneek.
Partijen zullen hierna [A] c.s. en [C] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van descente en comparitie van 28 april 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn buren van elkaar.
2.2. [C] heeft 18 katten in huis, waarvan zes uit een recentelijk geboren nestje. De katten kunnen via een kattenluik vrijelijk zijn huis in en uit gaan. Niet al deze katten zijn gesteriliseerd of gecastreerd. In het huis van [C] staan permanent twee kattenbakken ter beschikking van de katten en er is een derde kattenbak als reserve beschikbaar.
2.3. De tuinen van partijen grenzen aan elkaar en worden afgescheiden door een ruim twee meter hoge schutting waarop schrikdraad is aangebracht.
2.4. Op 4 maart 2006 is door een aantal bewoners van [straatnaam] te [woonplaats], onder wie [A] c.s. en [C], een gezamenlijke bijeenkomst gehouden. In het verslag van deze bijeenkomst staat onder meer vermeld, voor zover hier van belang:
Iedereen is het er over eens dat er sprake is van stankoverlast. Aan de ene kant wordt de stank veroorzaakt door de kattenpis en stront, maar aan de andere kant door de niet geholpen katers. [C] erkent dat hij een probleem heeft en er vanaf wil. "De katten hebben de macht overgenomen in huis; de baas moet weer achter het stuur".
Buurman 1 ([A], rechtbank) heeft ondertussen nog wat onderzoek gedaan en contact gelegd met "Stichting P.O.E.S". […] Het is een aanbod van hulp om het probleem op te lossen.
Afspraken:
1. De grond achterhuis moet worden opgeruimd. […]
2. Eén keer per week […] komt er een schoonmaakster om het huis binnen schoon te maken.
[…]
4. De 6-8 katten moeten gesteriliseerd en/of gecastreerd worden. […]
5. De kattenbakken moeten met zoveel katten 1 x per dag verschoond worden. […]
3. De vordering en het verweer
3.1. [A] c.s. vorderen, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank:
I. [C] gebiedt zijn kattenpopulatie in en om zijn woning binnen vier maanden na betekening van dit vonnis terug te brengen naar twee katten, of naar zo veel katten als de rechtbank vermeent te behoren en de populatie op dit aantal te houden, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor iedere dag dat [C] hiermee in gebreke blijft;
II. [C] gebiedt de overgebleven katten binnen zes maanden na betekening van dit vonnis te steriliseren dan wel te castreren, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 voor iedere dag dat [C] hiermee in gebreke blijft;
III. [C] gebiedt om binnen twee maanden na het terugbrengen van de kattenpopulatie naar twee katten, althans uiterlijk binnen zes maanden na betekening van dit vonnis, de grond rondom zijn woning en zijn woning te reinigen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00 voor iedere dag dat [C] hiermee in gebreke blijft;
een en ander met veroordeling van [C] in de proceskosten.
3.2. [C] voert gemotiveerd verweer.
4. De beoordeling
4.1. [A] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij al jaren hinder ondervinden van de omstandigheid dat [C] veel katten heeft. De hinder bestaat met name uit stankoverlast van kattenurine en -uitwerpselen. [A] c.s. merken dit aan als hinder in de zin van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek (BW), omdat [C] volgens hen door het hebben van een dergelijk groot aantal katten handelt in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Naar hun mening zou de hinder te verhelpen zijn als de kattenpopulatie bij [C] zou worden teruggebracht tot een aantal van twee, althans een aantal door de rechtbank te bepalen, en als de overgebleven katten zouden worden gesteriliseerd of gecastreerd. De grond in de tuin van [C] is, volgens [A] c.s., in de afgelopen tijd al enigermate gereinigd, maar omdat de achterdeur van [C] bij mooi weer vaak open staat als [C] thuis is, hebben zij bij gelegenheid van de descente het derde onderdeel van de vordering vermeerderd zodat deze ook de schoonmaak van [C]s huis omvat. Via de open achterdeur van [C] bereikt de sterke kattengeur van binnenshuis de tuin van [A] c.s. en met name ook hun slaapkamerraam, wanneer dit open staat, aldus [A] c.s..
4.2. [C] maakt bezwaar tegen de gevorderde vermeerdering van eis die er uit bestaat dat de vordering sub III. niet slechts ziet op de grond rondom de woning van [C], maar ook op de woning zelf. Aan het bezwaar legt [C] ten grondslag dat het strijdig is met de goede procesorde om dit punt, dat bij de onderhandelingen over een minnelijke schikking opkwam, nu alsnog als vermeerdering van eis te vorderen. Daarnaast betwist [C] dat [A] c.s. hinder van zijn katten ondervinden. In de buurt zijn ongeveer 150 katten en die van [C] veroorzaken niet specifiek hinder aan [A] c.s., aldus [C]. Gezien de grootte van zijn woning is een aantal van 10 katten redelijk, voert [C] aan. Ter onderbouwing van dit standpunt haalt hij een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden aan van 20 januari 2010 (LJN: BL0162). De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van [woonplaats] schrijft voorts geen maximum aantal huisdieren voor, aldus [C]. [C] heeft de grond rondom zijn woning gereinigd en is ook doende het behang in zijn woonkamer af te stomen, zodat ook binnenshuis een en ander met stoom gereinigd zal worden. De twee grote kattenbakken worden twee à drie keer per week gereinigd, hetgeen voldoende is bij gebruik van samengeperste houtsnippers als kattenbakvulling, aldus [C].
4.3. De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens de descente heeft de rechtbank geconstateerd dat in de tuin van [A] c.s. enigszins de geur van de katten van [C] doordringt, en dat dit in aanzienlijk meerdere mate het geval is bij het geopende slaapkamerraam. Binnenshuis bij [C] trof de rechtbank diens katten aan en daarnaast (onder meer) twee kattenbakken, gevuld met biks-achtige korrels, waarin uitwerpselen van katten zichtbaar waren. [C] verklaarde dat de kattenbakken zojuist waren gereinigd en dat een derde reserve-kattenbak momenteel gereinigd werd en in de tuin lag. De penetrante geur van kattenurine die binnen te ruiken was, drong ook via de geopende buitendeur door tot in de tuin van [C].
4.4. De rechtbank stelt voorop dat [C] er blijk van geeft zich uitermate om zijn katten te bekommeren en alle intentie vertoont om goed voor ze te zorgen. De katten zien er, voor zover de rechtbank dit kan beoordelen, goed verzorgd en gezond uit. Het al dan niet hebben van huisdieren is een privé-aangelegenheid, evenals de beslissing omtrent het aantal huisdieren dat een persoon in huis neemt. Terecht voert [C] in dit verband aan dat de APV van [woonplaats] geen bepaling bevat waarin een maximum wordt gesteld aan het aantal te houden huisdieren. Het kan echter voorkomen dat de beslissing om een groot aantal dieren in huis te nemen niet langer slechts een privékwestie is, namelijk op het moment dat het hebben van huisdieren door de één ernstige overlast veroorzaakt bij een ander of anderen.
4.5. Uit de voorgeschiedenis maakt de rechtbank op dat in elk geval ten tijde van de buurtbijeenkomst in 2006 ook [C] van mening was dat er sprake was van (stank)overlast. Daar was iedereen het over eens, zo blijkt immers uit het verslag. [C] heeft verklaard de afspraken die in 2006 met de buurt gemaakt zijn ook te hebben nageleefd, maar na enige tijd het schoonmaakwerk weer zelf ter hand te hebben genomen en niet alle katten te hebben gesteriliseerd of gecastreerd. De rechtbank is van oordeel dat ook nu nog sprake is van overlast, in de vorm van stank, die naar het oordeel van de rechtbank het gevolg is van het grote aantal katten dat [C] in huis heeft, in combinatie met de sanitaire voorzieningen (kattenbakken) die hij voor die katten ter beschikking heeft en de frequentie waarmee deze kattenbakken worden gereinigd. [C] heeft op geen enkele wijze zijn verweer onderbouwd dat de overlast ook door andere katten uit de buurt kan zijn veroorzaakt. De rechtbank zal dit verweer dan ook passeren, omdat het zich bovendien niet laat rijmen met de omstandigheid dat de stankoverlast bij [A] c.s. met name optreedt als de tuindeur van [C] open staat.
4.6. Properheid is tot op zekere hoogte subjectief, maar er zijn wel enige objectiveerbare maatstaven voor aan te leggen. Hoewel de rechtbank wel voor waar wil aannemen dat [C] vlak voor de descente de twee kattenbakken nog had schoongemaakt, is de vaststelling dat de bakken desondanks alweer zichtbaar vervuild waren een rechtstreeks gevolg van het grote aantal dieren dat er gebruik van maakt. Het schoonhouden van twee kattenbakken bij een dergelijke populatie zou daarom bijna een dagtaak zijn, die zich niet laat combineren met het gegeven dat [C] buitenshuis werkt. Zijn stelling dat twee keer per week schoonmaken voldoende is bij gebruik van de houtkorrels die hij in de kattenbakken heeft, wordt gelogenstraft door de vaststelling dat de bakken vrij snel na het schoonmaken alweer zicht- en ruikbare tekenen vertonen van danige vervuiling.
4.7. Nu beide kattenbakken vlak bij de deur staan die naar de achtertuin leidt, welke deur volgens beide partijen bij mooi weer veelvuldig open staat als [C] thuis is, is de geur die de kattenbakken verspreiden niet slechts te ruiken voor [C] - die overigens zegt de geur niet te bemerken en er zelf dus geen last van heeft - maar ook voor zijn naaste buren [A] c.s.. De tuindeur van [C] zit immers aan de zijkant van zijn keuken en opent daarom in de richting van het huis van [A] c.s.. Daarin zit, naar het oordeel van de rechtbank, de overlast, die wordt aangemerkt als onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW. [A] c.s. worden immers door deze hinder beperkt in het genot van hun tuin (waar zij uit de aard der zaak met name met mooi weer gebruik van zullen maken) en in de mogelijkheid om naar believen hun slaapkamerraam en andere ramen aan de achterzijde van het huis te openen zonder dat dit met stankoverlast gepaard gaat. Daarnaast staat vast dat de hinder al geruime tijd duurt, in elk geval sinds 2006.
4.8. De vordering ziet op opheffing van deze hinder in de zin dat het aantal katten teruggebracht dient te worden tot twee, of een ander door de rechtbank te bepalen aantal. Tijdens de descente heeft [C] al verklaard dat hij de zes jonge katjes die dit jaar zijn geboren in elk geval via de dierenarts ter overname heeft aangeboden. Daarna zouden er echter nog twaalf over zijn, en ook dat acht de rechtbank te veel. Het aantal katten terugbrengen tot tien, zoals [C] heeft voorgesteld, waarbij hij zich beroept op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (LJN: BL0162), acht de rechtbank eveneens onvoldoende om de onrechtmatige hinder tegen te gaan. Het aantal van tien katten dat in genoemde uitspraak als redelijk wordt aangemerkt is niet als universele maatstaf bepaald, maar na afweging van alle omstandigheden van dat specifieke geval tot stand gekomen. Bij haar oordeel over deze zaak dient de rechtbank zich te baseren op alle omstandigheden aan de [straatnaam] te [woonplaats]. In dit oordeel betrekt de rechtbank de oppervlakte van de woning en de tuin van [C], de omstandigheid dat zijn woning en die van [A] c.s. in een dichtbebouwde woonwijk staan en de ruimte die [C] blijkbaar heeft om kattenbakken te plaatsen en bij te houden, zowel fysiek als in tijd - [C] verklaart immers dat hij door drukke werkzaamheden op werkdagen veelvuldig van huis is. Uitgaande van de twee aangetroffen kattenbakken en het permanent gebruik van de derde kattenbak die door [C] als reserve is aangemerkt en gezien alle feitelijke omstandigheden als hiervoor vermeld, acht de rechtbank het redelijk om in dit geval het aantal katten tot drie te beperken. Daarmee heeft iedere kat de beschikking over één bak en kan [C] worden geacht, bij minimaal gelijkblijvende frequentie van schoonmaken, zijn huisdieren te houden op een wijze waarbij geen overlast voor de buren zal ontstaan. Omdat de rechtbank het maximum aantal katten blijvend op drie zal stellen, op straffe van een dwangsom als hierna te melden, zal de rechtbank [C] daarnaast veroordelen om de overblijvende katten te laten steriliseren of castreren, eveneens op straffe van een na te melden dwangsom. De gevorderde termijn voor het vinden van een nieuw tehuis voor de overige katten - vier maanden na betekening van dit vonnis - acht de rechtbank redelijk.
4.9. Met betrekking tot de gevorderde schoonmaak van tuin en woning van [C] overweegt de rechtbank dat de tuin, zoals hiervoor al vermeld, op zichzelf geen stankoverlast veroorzaakt. Op dat punt zal de vordering dan ook worden afgewezen. Wanneer de kattenpopulatie zal zijn teruggebracht tot drie, neemt daarmee ook het gebruik af van de kattenbakken die de belangrijkste bron zijn van de huidige stankoverlast. Voor een aparte veroordeling tot schoonmaak van de woning uiterlijk zes maanden na betekening van dit vonnis acht de rechtbank dan ook geen grond aanwezig, nu het - tot aan het punt waar overlast voor anderen ontstaat - aan [C] zelf is om te bepalen hoe hij binnenshuis omgaat met de hygiëne. [C] heeft, zoals hiervoor al overwogen, in dit verband aangekondigd dat zijn interieur met stoom zal worden gereinigd in het kader van de werkzaamheden aan het behang van zijn woonkamer. Naar het zich laat aanzien zal dat, in combinatie met het terugbrengen van het aantal katten, de stankoverlast zodanig reduceren dat van onrechtmatige overlast geen sprake meer zal zijn. Over het bezwaar van [C] tegen de vermeerdering van eis hoeft de rechtbank zich niet apart uit te laten, nu dit onderdeel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.10. In de omstandigheid dat partijen buren van elkaar zijn en daarnaast beide deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. gebiedt [C] om de kattenpopulatie in en om zijn woning binnen vier maanden na betekening van dit vonnis terug te brengen naar drie katten en de populatie daarna maximaal op dit aantal te houden,
5.2. bepaalt dat [C] voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [A] c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 100,00, tot een maximum van EUR 10.000,00,
5.3. gebiedt [C] de overgebleven katten binnen zes maanden na betekening van dit vonnis te (laten) steriliseren dan wel castreren,
5.4. bepaalt dat [C] voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder 5.3. bepaalde, aan [A] c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 100,00, tot een maximum van EUR 5.000,00,
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.E. Geerlings en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.?