Last onder dwangsom 1: het verwijderen van kantoorunits
6.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat de kantoorunits in strijd met artikel 40 van de Woningwet zonder bouwvergunning zijn geplaatst. Dit betekent dat ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een overtreding van een wettelijke voorschrift en het college bevoegd was om hieraan met toepassing van artikel 125 gemeentewet in samenhang met artikel 5:32 van de Awb een eind te maken.
6.2 Voor de voorzieningenrechter staat voldoende vast dat in dit geval legalisering van deze illegale situatie niet in het verschiet ligt.
6.2.1 Het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied Wymbritseradiel (hierna: het bestemmingsplan) staat de kantoorunits ter plaatste niet toe. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel, kadastraal bekend gemeente Nijland, sectie G, nr. 100, de bestemming bijzondere agrarische bedrijven. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften zijn dergelijke gronden bestemd voor -voor zover hier van belang- bedrijven die uitsluitend of overwegend zijn gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van agrarische werktuigen en apparaten, het leveren van goederen aan agrarische bedrijven, het verwerken of het opslaan van produkten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van agrarische werktuigen en apparatuur. Voldoende is gebleken dat de door de Waard De Grond Verzet bv en de Waard Transport & Overslag bv uitgeoefende activiteiten niet uitsluitend of overwegend ten dienste staan aan agrarische bedrijven.
6.2.2 Verder staat vast dat het college niet bereid is planologische medewerking te verlenen aan het plaatsen van kantoorunits op het perceel, nu de kantoorunits niet voldoen niet aan de in het advies van BugelHajema van 31 oktober 2007 gestelde eisen. Naar vaste jurisprudentie, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 november 2007 van de AbRS, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder kenmerk LJN BB8935, volstaat in beginsel het enkele feit dat het college niet bereid is planologische medewerking te verlenen voor met het bestemmingsplan strijdige activiteiten voor het oordeel dat geen concreet zicht bestaat op legalisatie. Dit is slechts anders als er aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat op voorhand moet worden geconcludeerd dat het ter zake door het college ingenomen standpunt rechtens onhoudbaar is en de vereiste medewerking niet zal kunnen worden geweigerd. Dergelijke aanknopingspunten zijn niet gesteld noch gebleken.
6.3 Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken van bijzondere omstandigheden die het college er toe had moeten nopen af te zien van handhavend optreden.
6.3.1 In dit verband wijst de voorzieningenrechter erop dat ten tijde van het bestreden besluit niet binnen afzienbare tijd viel te verwachten dat de kantoorunits zouden worden verwijderd, omdat voldoende vast stond dat een nieuw kantoorgebouw op het perceel gebouwd mocht en zou worden of dat anderszins maatregelen zijn getroffen die leiden tot verwijdering van de kantoorunits. Ten tijde van dat besluit was bij het college immers door de Waard Grondverzet bv geen bouwplan voor een kantoorgebouw ingediend, dat het college, gelet op het advies van BügelHajema van 31 oktober 2007, planologisch, aanvaardbaar acht. Niet gezegd kan worden dat de Waard Grondverzet bv hier onvoldoende toe in de gelegenheid is gesteld, nu het college reeds bij brief van 18 juli 2008 kenbaar heeft gemaakt aan welk bouwplan medewerking zou worden verleend en het college ook daarna in reactie op schetsplannen Van de Waard Grondverzet bv te kennen heeft gegeven en wel bij brieven van 5 februari 2009 en 21 juli 2009 dat de in het advies van BügelHajema van 31 oktober 2007 gestelde eisen onverkort gelden. Het stond de Waard Grondverzet bv weliswaar vrij om bouwplannen voor te stellen, die afwijken van het advies van 31 oktober 2007 en zonodig tegen de beslissingen op die plannen rechtsmiddelen aan te wenden, maar dat ontsloeg haar niet van de verplichting om anderszins maatregelen te treffen, zoals bijvoorbeeld het regelen van vervangende kantoorruimte, om te verzekeren dat de kantoorunits binnen afzienbare tijd verwijderd konden worden, zulks te meer nu het college bij brief van 18 juli 2008 reeds te kennen heeft gegeven dat de kantoorunits voor 1 juli 2009 verwijderd dienen te zijn. De enkele omstandigheid dat wellicht in de toekomst elders op het perceel een legaal kantoorgebouw opgericht kan worden, rechtvaardigt niet dat de willens en wetens door de Waard Grondverzet bv illegaal geplaatste kantoorunits gedoogd dienen te worden totdat (in rechte) uitsluitsel bestaat of het door De Waard Grondverzet bv gewenste bouwplan voor een kantoorgebouw rechtens toegestaan is. De Waard Grondverzet bv heeft met haar handelwijze een risico genomen dat voor haar rekening dient te komen.
De omstandigheid dat na de begunstigingstermijn een dergelijk plan, naar de Waard Grondverzet bv stelt, is ingediend kan voor het college weliswaar aanleiding zijn om de last onder dwangsom in bezwaar in te trekken dan wel te herroepen, maar biedt geen grond om de oplegging van die last bij het bestreden onredelijk te achten, reeds omdat die omstandigheid na het bestreden besluit heeft plaatsvonden.
6.3.2 Aan de stelling dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, gaat de voorzieningenrechter voorbij. Voor de beoordeling daarvan is nader onderzoek noodzakelijk en het karakter van de voorlopige voorziening procedure verzet zich daartegen. Het ontbreken van de noodzakelijke gegevens ter zitting dienen naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor risico van de Waard grondverzet bv te komen, nu zij eerst ter zitting deze stelling naar voren heeft gebracht, terwijl de kwestie al jaren speelt. Bij dit oordeel heeft de voorzieningenrechter betrokken dat de enkele omstandigheid dat in het door van de Waard Grondverzet bv genoemde geval in tegenstelling tot het geval van haar, naar zij stelt, niet handhavend wordt opgetreden niet zonder meer betekent dat het college een inconsistent handhavingsbeleid voert, los nog van de vraag of het door de Waard Grondverzet bv genoemde geval gelijk te stellen is met de onderhavige illegale situatie.