ECLI:NL:RBLEE:2010:BM8583

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2577
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanspraak op vervoersvoorziening voor een leerling met begeleiding in het openbaar vervoer

In deze zaak gaat het om de aanspraak van eisers, ouders van een leerling met een beperking, op een vervoersvoorziening voor hun kind, [betrokkene], die niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer. De rechtbank Leeuwarden heeft op 29 april 2010 uitspraak gedaan in het geschil tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor aangepast vervoer voor het schooljaar 2008/2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat [betrokkene] gedurende het schooljaar 2008/2009 niet in staat was zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer en dat begeleiding noodzakelijk was. De deskundige heeft bevestigd dat [betrokkene] vanwege zijn aandoening (ADHD) niet zonder begeleiding kan reizen. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte de vergoeding voor begeleiding heeft beperkt tot alleen het begin van het schooljaar en dat eisers recht hebben op een vergoeding voor de kosten van openbaar vervoer met begeleiding gedurende het gehele schooljaar. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van een bijzonder geval, omdat van eisers niet kan worden gevergd dat zij [betrokkene] dagelijks vijf uur per dag begeleiden in het openbaar vervoer. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de noodzaak van begeleiding voor [betrokkene].

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/2577
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser], eiser,
en
[eiseres], eiseres,
beiden wonende te [woonplaats],
tezamen te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. H. de Jong, advocaat te Burgum,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigde: Q. Sirag, werkzaam bij de gemeente Tytsjerksteradiel.
Procesverloop
Bij brief van 31 oktober 2008 heeft het college eisers mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Verordening leerlingenvervoer gemeente Tytsjerksteradiel. Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld.
In het kader van het vooronderzoek heeft de rechtbank J. de Vries, kinder- en jeugdpsycholoog te Leeuwarden (hierna: de deskundige), als deskundige benoemd. Ter voldoening aan de hem gegeven opdracht heeft de deskundige op 21 oktober 2009 verslag uitgebracht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze met betrekking tot het verslag van de deskundige naar voren te brengen.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 25 februari 2010. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Namens het college is voornoemde gemachtigde verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Eisers zijn de ouders van [betrokkene], geboren op [geboortedatum] (hierna: [betrokkene]). [betrokkene] is leerling van de speciale school voor basisonderwijs [de school]. De afstand tussen de toenmalige woning van eisers in [voormalige woonplaats] en [de school] is meer dan drie kilometer.
1.2 Bij besluit van 2 juli 2008 heeft het college de aanvraag van eisers om aangepast vervoer voor [betrokkene] voor het schooljaar 2008/2009 afgewezen en, in plaats daarvan, een vergoeding toegekend voor de kosten van het openbaar vervoer met begeleiding in het begin. Dit houdt in dat het college voor [betrokkene] een jaarabonnement aanschaft en aan eisers de reiskosten voor de begeleiding vergoedt voor zo lang als zij dat nodig achten.
1.3 Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers tegen het besluit van 2 juli 2008 ongegrond verklaard.
Toepasselijke regelgeving
2.1 Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de WPO, voor zover thans van belang, verstrekt het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van het schoolbezoek aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag bekostiging van de door het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden. Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, voorziet de regeling erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is.
2.2 De Verordening leerlingenvervoer gemeente Tytsjerksteradiel is vastgesteld door de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel op 24 juni 1999 en gewijzigd bij besluit van de raad op 26 april 2007 (hierna: de Verordening). Bij besluit van de raad van 27 november 2008 is de Verordening opnieuw gewijzigd. Nu deze wijziging echter niet eerder dan op 1 januari 2009 in werking is getreden, is zij niet van belang voor deze zaak. De Verordening is een nadere regeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de WPO.
2.3 Ingevolge artikel 1, aanhef en onder o, van de Verordening wordt daarin onder vervoersvoorziening verstaan: een gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerskosten van de leerling en zo nodig diens begeleider of de verstrekking van een abonnement of strippenkaart voor de leerling en zo nodig diens begeleider of aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen.
2.4 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening kent het college aan de ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe met inachtneming van het bepaalde in de Verordening.
2.5 Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening verstrekt het college bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer aan de ouders van de leerling die een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan drie kilometer bedraagt.
2.6 Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Verordening bekostigt het college, indien de aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11, tevens de daarin bedoelde kosten ten behoeve van een begeleider, indien de leerling jonger dan negen jaar is, en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken. Vooruitlopend op de inwerkintreding van de wijziging van de Verordening per 1 januari 2009 hanteert verweerder het begunstigende beleid dat in plaats van de in artikel 12, eerste lid, van de Verordening genoemde leeftijd van negen jaar voor de toepassing van dat artikellid de leeftijd van elf jaar wordt gehanteerd.
2.7 Ingevolge artikel 13 van de Verordening verstrekt het college bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien voldaan wordt aan het afstandscriterium van artikel 11, en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, of openbaar vervoer ontbreekt.
2.8 Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Verordening verstrekt het college bekostiging op basis van de kosten van openbaar vervoer met begeleiding aan de ouders van de leerling die een speciale school voor basisonderwijs bezoekt en die vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.
2.9 Ingevolge artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening verstrekt het college bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, indien de leerling, naar het oordeel van het college, gelet op zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet in staat is - ook niet onder begeleiding - van openbaar vervoer gebruik te maken.
2.10 Ingevolge artikel 29 van de Verordening kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie voor de begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen.
Geschil
3.1 Partijen zijn het erover eens dat eisers geen aanspraak kunnen maken op (de bekostiging van) aangepast vervoer ingevolge artikel 13 van de Verordening, omdat de reistijd tussen de toenmalige woning van eisers in [voormalige woonplaats] en [de school] minder dan anderhalf uur bedraagt en openbaar vervoer niet ontbreekt. Partijen zijn het er ook over eens dat eisers geen aanspraak kunnen maken op (de bekostiging van) aangepast vervoer ingevolge artikel 26 van de Verordening, omdat [betrokkene] (ten minste) in staat is onder begeleiding gebruik te maken van openbaar vervoer.
3.2 Voorts zijn partijen het erover eens dat eisers geen aanspraak kunnen maken op (de bekostiging van) openbaar vervoer met begeleiding ingevolge artikel 12 van de Verordening, omdat [betrokkene] bij aanvang het schooljaar 2008/2009 elf jaar oud was, en dat een dergelijke aanspraak om diezelfde reden evenmin kan voortvloeien uit het (hiervoor onder 2.6 beschreven) begunstigende beleid van het college.
3.3 Het geschil spitst zich daarom toe op de vragen of eisers aanspraak kunnen maken op (de bekostiging van) openbaar vervoer met begeleiding ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Verordening en of sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 29 van de Verordening waarin het college aanleiding had moeten zien ten gunste van eisers af te wijken van de Verordening.
3.4 Eisers stellen zich op het standpunt dat [betrokkene] vanwege dyslexie, een leerachterstand en een sociale en emotionele achterstand niet in staat is zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer en dat daarom begeleiding noodzakelijk is. Dit wordt naar hun mening bevestigd door de deskundige. Daarnaast zijn eisers van mening dat sprake is van een bijzonder geval, omdat zij niet in staat zijn [betrokkene] dagelijks in het openbaar vervoer te begeleiden, althans dit niet van hen kan worden gevergd. Daartoe hebben zij aangevoerd dat de begeleiding van [betrokkene] in het openbaar vervoer ongeveer vijf uren per dag zou kosten. Eiser kan niet voor deze begeleiding zorgen in verband met zijn werkzaamheden voor het eigen bedrijf. Eiseres kan evenmin voor deze begeleiding zorgen. Zij verricht weliswaar geen werkzaamheden buiten de deur, maar zij neemt wel gedurende halve dagen de administratie en de planning van het eigen bedrijf voor haar rekening. Daarnaast begeleidt zij de elfjarige tweelingzus van [betrokkene] over een afstand van ongeveer drie kilometer door het buitengebied naar school en doet zij de huishouding. De begeleiding kan ook niet door anderen worden verzorgd. Eisers hebben geen familie in de buurt wonen, behalve de moeder van één van hen die reeds 80 jaar oud is en van wie een dergelijke (tijds)inspanning niet kan worden gevraagd. Dit laatste geldt eveneens voor de buren. In de praktijk hebben eisers [betrokkene] gedurende het schooljaar 2008/2009 niet begeleid in het openbaar vervoer, maar heeft eiseres hem - nadat het aangepast vervoer in november 2008 was beëindigd - met de auto naar school gebracht.
3.5 Het college erkent dat uit het verslag van de deskundige blijkt dat [betrokkene] gedurende het gehele schooljaar 2008/2009 slechts in staat was met het openbaar vervoer naar school te reizen, indien hij daarbij werd begeleid. Volgens het college wijkt dit nauwelijks af van de in het bestreden besluit toegekende vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding in het begin. Aangezien begeleiding in het begin inhoudt dat eisers [betrokkene] kunnen begeleiden zolang dit nodig is, bestaat er feitelijk zelfs in het geheel geen verschil. Van een bijzonder geval in de zin van artikel 29 van de Verordening is volgens het college geen sprake. Daarbij gaat het enkel om de bijzondere omstandigheden van het kind zelf. Hetgeen eisers stellen met betrekking tot hun bijzondere gezinssituatie wordt door het college niet betwist, maar kan volgens het college geen rol spelen bij de toekenning van de onderhavige vervoersvoorziening.
Beoordeling van het geschil
4.1 De rechtbank stelt vast dat het schooljaar 2008/2009 inmiddels is verstreken. Het door eisers voor dat schooljaar gewenste aangepaste vervoer kan daarom in de praktijk niet meer worden gerealiseerd. Desalniettemin hebben eisers naar het oordeel van de rechtbank hun belang bij een inhoudelijke beoordeling van dit geschil behouden. Daartoe overweegt de rechtbank dat eisers hebben gesteld schade te hebben geleden, doordat de aanvraag om aangepast vervoer is afgewezen.
4.2 Ten aanzien van de vraag of begeleiding in het openbaar verzoek gedurende (een deel van) het schooljaar 2008/2009 noodzakelijk was, overweegt de rechtbank het volgende. De deskundige heeft in zijn verslag geconcludeerd dat [betrokkene] in het schooljaar 2008/2009 niet in staat was zelfstandig, dat wil zeggen zonder hulp, gebruik te maken van het openbaar vervoer van en naar school. Volgens de deskundige is het, gelet op de aandoening van [betrokkene] (ADHD), niet reëel te verwachten dat [betrokkene] in het schooljaar 2008/2009 al zoveel vaardigheden zal ontwikkelen dat het veilig genoeg is hem zonder één op één begeleiding van en naar school te laten reizen met het openbaar vervoer. Mede gelet op het feit dat beide partijen zich bij deze conclusie hebben aangesloten, ziet de rechtbank geen aanleiding daarvan af te wijken en neemt zij deze conclusie over. Dit betekent dat vaststaat dat [betrokkene] gedurende het gehele schooljaar 2008/2009 slechts onder begeleiding met het openbaar vervoer naar school kon reizen. Hieruit volgt dat eisers ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Verordening ten minste aanspraak konden maken op een vergoeding voor de kosten van het openbaar vervoer met begeleiding gedurende het gehele schooljaar 2008/2009 en dat het college aan de toegekende vergoeding ten onrechte de beperking heeft verbonden dat de begeleiding enkel zag op het begin. Naar het oordeel van de rechtbank is deze beperking onbestemd, waardoor de toegekende voorziening onvoldoende zekerheid biedt.
4.3 Ten aanzien van de vraag of sprake is van een bijzonder geval overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat de primaire verantwoordelijkheid voor de begeleiding van [betrokkene] in het openbaar vervoer bij eisers ligt. Indien eisers niet in staat zijn [betrokkene] te begeleiden, dienen zij in beginsel zelf voor een oplossing te zorgen, welke bijvoorbeeld kan bestaan uit het inschakelen van een oppas, buren, familie of anderen. Slechts indien eisers aannemelijk maken dat het onmogelijk is [betrokkene] zelf te begeleiden of (gedeeltelijk) door anderen te laten begeleiden of dit niet van hen kan worden gevergd, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzonder geval waarin het college aanleiding had behoren te zien met toepassing van artikel 29 van de Verordening ten gunste van eisers af te wijken van de bepalingen van de Verordening.
4.4 Eisers hebben gesteld dat de begeleiding van [betrokkene] in het openbaar vervoer vijf uur per dag kost. Nu het college dit niet heeft bestreden, neemt de rechtbank dit als vaststaand aan. Deze begeleiding is niet slechts nodig gedurende een overzienbare, (relatief) korte periode in het begin van het schooljaar, maar structureel gedurende het gehele schooljaar. Hetgeen eisers hebben gesteld aangaande hun werk- en gezinssituatie wordt door het college evenmin bestreden. Daarom neemt de rechtbank als vaststaand aan dat eiser niet in staat is naast zijn werkzaamheden voor het eigen bedrijf voor (een deel van) de begeleiding zorg te dragen. De rechtbank is verder van oordeel dat van eiseres niet kan worden gevergd dat zij naast haar werkzaamheden voor het eigen bedrijf en haar werkzaamheden voor het gezin gedurende het gehele schooljaar structureel vijf uur per dag besteedt aan de begeleiding van [betrokkene] in het openbaar vervoer. Voorts is de rechtbank van oordeel dat van de 80-jarige grootmoeder van [betrokkene] en de buren van eisers, gelet op de aanzienlijke reistijd, niet gevraagd kan worden dat zij meer dan incidenteel een bijdrage leveren aan de begeleiding. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat van eisers niet gevergd kan worden dat zij [betrokkene] zelf begeleiden of door anderen laten begeleiden. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 29 van de Verordening. Naar het oordeel van de rechtbank had het college daarin aanleiding behoren te zien om ten gunste van eisers af te wijken van de bepalingen van de Verordening.
4.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 25, eerste lid, en 29 van de Verordening. Het college dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eisers van 10 juli 2008. Gelet op het feit dat het schooljaar 2008/2009 inmiddels is verstreken, zou bij het nemen van dit nieuwe besluit gedacht kunnen worden aan het verstrekken van een vervoersvoorziening bestaande uit een financiële vergoeding ter hoogte van de kosten van het openbaar vervoer tussen de toenmalige woning van eisers en [de school] voor [betrokkene] en een begeleider tijdens schooldagen gedurende de periode vanaf het moment dat het aangepast vervoer in november 2008 werd beëindigd tot het einde van het schooljaar 2008/2009 of een financiële vergoeding ter hoogte van (een deel van) de kosten van het daadwerkelijk uitgevoerde vervoer per auto tussen de toenmalige woning van eisers en [de school] gedurende deze periode.
Proceskosten
5. Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb veroordeelt de rechtbank het college in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) bedragen de proceskosten van eisers terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 805,00 (beroepschrift één punt; verschijnen ter zitting één punt; schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek een half punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00). De reiskosten van eisers bedragen op basis van de kosten van openbaar vervoer € 12,16 (24 strippen). Overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 1, aanhef en onder d, en 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Bpb bedragen eisers verletkosten € 106,18 (twee uren à € 53,09 per uur). De totale proceskosten bedragen derhalve € 923,34.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het college met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift van eisers van 10 juli 2008;
- bepaalt dat het college het betaalde griffierecht van € 145,00 aan eisers vergoedt;
- veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 923,34.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2010.
w.g. P.G. Wijtsma
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13 gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.