Beoordeling van het geschil
3.1 Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wrb wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijs aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingsfeer van deze wet.
3.2 Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb kan de raad de toevoeging weigeren, indien de aanvraag een rechtsprobleem betreft, dat naar het oordeel van de raad eenvoudig kan worden afgehandeld.
3.3 Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb kan een LAT worden afgegeven indien niet volstaan kan worden met bijstand op een spreekuur en verdergaande rechtsbijstand nodig is in een overigens als eenvoudig af te doen te kwalificeren zaak.
3.4 In het verleden verzorgden de bureaus rechtshulp de spreekuurvoorziening, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder b, van de Wrb. Indien een bureaumedewerker een zaak voor verdergaande rechtsbijstand vanuit het spreekuur overnam, werd deze als verlengd-spreekuurzaak of als toevoegingszaak afgedaan. Voor het verlengd spreekuur gold een tijdgrens van drie uur en een eigen bijdrage van € 13,50. Voor zaken die meer tijd vroegen werd door het bureau een toevoeging aangevraagd.
Sinds de stelselherziening van gesubsidieerde rechtsbijstand wordt eerstelijns rechtshulp tijdens spreekuren verleend door het Juridisch Loket. Verdergaande rechtsbijstand wordt door een rechtsbijstandverlener verleend, veelal een advocaat. Om de mogelijkheid van laagdrempelige rechtsbijstand te behouden tegen een eigen bijdrage van € 13,50 hebben de raden voor rechtsbijstand verwijsarrangementen met advocaten gesloten. Advocaten met een verwijsarrangement kunnen voor rechtsbijstand in eenvoudige zaken (tot drie uur) een LAT aanvragen, aldus het Handboek Toevoegen.
3.5 De rechtbank stelt vast dat de LAT is aangevraagd voor juridische bijstand terzake een ontslagzaak. Uit de gedingstukken blijkt dat [eiseres] is ontslagen in haar proeftijd. Vanwege het feit dat zij bij de werkgever wilde blijven werken dan wel met het oog op het verkrijgen van een uitkering een regeling wilde treffen omtrent de beëindiging van haar dienstverband, is afgesproken dat zij zelf in gesprek zou gaan met de werkgever. [eiseres] is hierbij op de achtergrond geadviseerd door haar gemachtigde. De daarmee gemoeide tijd heeft blijkens de gedingstukken minder dan drie uur bedragen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in dit geval juridische bijstand van een advocaat noodzakelijk was en niet kon worden volstaan met de spreekuurvoorziening van het Juridisch Loket. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de gemachtigde van [eiseres] haar niet alleen heeft geadviseerd over de (algemene) gevolgen van het ontslag en over de mogelijkheden als geen loon of WW-uitkering wordt verkregen, maar haar daarnaast specialistisch advies heeft gegeven over het door haar te voeren overleg met de werkgever en haar daarbij, op de achtergrond, heeft bijgestaan. Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat deze (advies)werkzaamheden rechtsbijstand betreft waarvoor een LAT bij uitstek bedoeld is. Dat ter voorkoming van een conflictsituatie ervoor is gekozen om de gemachtigde slechts op de achtergrond te laten optreden, maakt dat niet anders. Deze omstandigheid brengt immers op zichzelf niet mee dat de onderhavige zaak door het Juridisch Loket binnen het tijdsbestek van het spreekuur kon worden afgedaan.
3.6 Gelet op voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van [eiseres] gegrond moet worden verklaard en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd.
3.7 Met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb veroordeelt de rechtbank de raad in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten worden de proceskosten van [eiseres] vastgesteld op € 644,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,00).