Motivering
1.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat zij een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak (de bezwaarschriften) wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
1.2 Ingevolge artikel 1.1, sub a, onder 1, van de APV -voor zover hier van belang- wordt in de APV onder "weg" verstaan: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Ingevolge deze bepaling -voor zover hier van belang- wordt onder "wegen" verstaan: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen. Vast staat dat de fiets- en voetgangerbrug een weg is in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 en de APV.
1.3 Ingevolge artikel 2.1.5.1a, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. Ingevolge artikel 2.1.5.1a, tweede lid, onderdeel a, van de APV kan een vergunning worden geweigerd indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Artikel 2.1.5.1a van de APV is opgenomen in paragraaf 5 van de APV (Bruikbaarheid van de weg) en heeft als aanhef "Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg". De voorzieningenrechter oordeelt voorlopig dat, hoewel de redactie van de aanhef van artikel 2.1.5.1a van de APV niet heel gelukkig is, het gaat immers in het onderhavige geval niet om voorwerpen op of aan de weg, een permanente openstelling van de brug in strijd is met deze bepaling. Verweerder is dus bevoegd om hiertegen handhavend op te treden.
1.4 De opgelegde last houdt in het voor fietsers en voetgangers toegankelijk maken en houden van de brug. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder hierbij niet een permanente sluiting van de brug voor ogen heeft. Vaststaat en tussen partijen is niet in geschil dat de brug thans niet per doorvaart bediend kan worden, omdat daardoor een onveilige situatie ontstaat. Openstelling van de brug moet worden bewaakt, omdat recent weer is gebleken dat een flexibele openstelling niet mogelijk is. De voorzieningenrechter oordeelt dat het weliswaar tot de taak van de gemeente behoort om aan deze onveilige situatie een einde te maken, maar dat dit ook op de weg van de eigenaren van de brug ligt.
1.5 Zoals onder 1.1 is aangegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter, hangende de bezwaarprocedure, een voorlopig karakter. Dit oordeel heeft echter direct gevolgen voor het vaarseizoen 2010 omdat, zo is ter zitting duidelijk geworden, het besluit op bezwaar niet vóór 1 oktober 2010 wordt verwacht.
1.6 De voorzieningenrechter stelt vast dat bij de brug zowel de belangen van fietsers en voetgangers enerzijds, dus deels ook bewoners van de recreatiewoningen op "It Wiid", als van deze bewoners en hun huurders met een boot anderzijds betrokken zijn. Enerzijds levert de permanente sluiting van de brug problemen op voor boten die er niet onderdoor kunnen en hinder voor boten die dat slechts kunnen als bijvoorbeeld de mast gestreken is. Het alternatief is er wel voor de meeste boten, maar dat heeft ook wel bezwaren. Anderzijds levert de permanente openstelling van de brug hinder op voor voetgangers en fietsers, zowel voor de bewoners van "It Wiid" als ook voor derden, waaronder de bewoners van het dorp Eernewoude. Die derden hebben ook belang bij de korte route via de brug om een aantal voorzieningen te bereiken, waaronder een museum en om een fraaie korte route te hebben. Het alternatief voor de fietsers en voetgangers is er wel, maar ook dat heeft bezwaren. Het schelpenpaadje dat deels langs de openbare weg Koaidyk loopt en een route deels om het recreatiepark is, is geen officieel voet- en fietspad en is -onweersproken- onveilig voor fietsers en voetgangers. Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat een oplossing die tegemoet komt aan beide belangen de voorkeur heeft. De in de loop der jaren ontstane situatie, mede ingegeven door de opstelling van de gemeente en de eigenaren van de brug, rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen oplossing waarbij alleen de belangen van een bepaalde groep gediend worden.
1.7 De voorzieningenrechter stelt vast dat, gelet op het verhandelde ter zitting, een schorsing van het besluit zal betekenen dat de brug permanent zal worden opengesteld. Daarmee wordt niet tegemoet gekomen aan de belangen van fietsers en voetgangers. Om die reden zal het besluit niet geschorst worden. De voorzieningenrechter stelt vast dat blijkens het verhandelde ter zitting ook aan de opgelegde last recht wordt gedaan, ook naar het oordeel van verweerder, indien de brug gedurende een aantal perioden per dag wordt opengesteld om boten te laten passeren en overigens gesloten blijft. De opening van de brug tussen 09.00 en 10.00 uur en 18.00 en 19.00 uur is reeds beproefd en door verweerder akkoord bevonden. Verzoekers menen dat daarmee onvoldoende recht wordt gedaan aan hun belangen. De voorzieningenrechter stelt vast dat ook verweerder van mening is dat binnen de last wordt gebleven als er bijvoorbeeld sprake is van openstelling op vaste tijdstippen gedurende vier uren per dag, naast de genoemde tijdstippen bijvoorbeeld ook tussen 12.00 tot 13.00 uur en tussen 15.00 en 16.00 uur. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt aldus voldoende recht gedaan aan de belangen van alle potentiële gebruikers van de brug. De genoemde tijden kunnen overigens in nader overleg tussen de gemeente en de verantwoordelijken voor de brug worden bepaald. De voorzieningenrechter stelt daarbij vast dat de eigenaren van de brug verantwoordelijk zijn voor het veilige logistieke verloop van de overeengekomen openingstijden.
1.8 Voorgaande overwegingen leiden de voorzieningenrechter tot de beslissing om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1.9 De voorzieningenrechter hecht er aan om hetgeen hiervoor is overwogen hieronder samengevat weer te geven. Deze samenvatting is aan partijen op 30 juli 2010 vanaf 16.00 uur telefonisch voorgelezen. De samenvatting luidt als volgt:
"De voorzieningenrechter is van mening dat permanente openstelling of sluiting van de brug geen recht doet aan alle betrokken belangen. De voorzieningenrechter is van mening dat binnen het besluit van de gemeente past dat de brug gedurende bijvoorbeeld vier uren per dag geopend en overigens gesloten is en dat daarvoor niet nodig is dat het besluit wordt geschorst en een voorziening wordt getroffen. De wijze van openstelling dient plaats te hebben in overleg tussen partijen, waarbij de voorzieningenrechter denkt aan bijvoorbeeld de tijdstippen:
o 09.00 - 10.00 uur
o 12.00 - 13.00 uur
o 15.00 - 16.00 uur
o 18.00 - 19.00 uur
De opening dient plaats te vinden onder de logistieke verantwoordelijkheid van de eigenaren van de brug. Deze overwegingen leiden de voorzieningenrechter tot de beslissing om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.".