ECLI:NL:RBLEE:2010:BN5759

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
5 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1114
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op bezwaar na vernietiging van eerder besluit door de rechtbank

In deze zaak gaat het om een beroep van [eiser] tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na de vernietiging van een eerder besluit. De rechtbank Leeuwarden heeft op 22 maart 2010 het beroep van [eiser] gegrond verklaard en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van [eiser] tegen een eerder besluit van 31 maart 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn, ingevolge artikel 87d, eerste lid, van de WAO, zeventien weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de openbaarmaking van de uitspraak, niet op de dag na het onherroepelijk worden van die uitspraak. Het beroep is aanvankelijk prematuur ingesteld, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van indienen. Echter, omdat de beslistermijn inmiddels wel is verstreken en het Uwv nog steeds geen besluit heeft genomen, heeft de rechtbank besloten om de niet-ontvankelijkverklaring om proceseconomische redenen achterwege te laten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt het Uwv op om binnen twee weken alsnog te beslissen op het bezwaar van [eiser]. Tevens wordt een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat het Uwv de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00. De proceskosten worden vergoed door het Uwv, vastgesteld op € 109,25.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 10/1114
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2010 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats],
eiser (hierna: [eiser]),
gemachtigde: J.R. Beukema, werkzaam bij Juricon Adviesgroep bv te Assen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder (hierna: het Uwv).
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2008 heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] tegen zijn besluit van 31 maart 2008 betreffende de toepassing van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 maart 2010 (procedurenummer 08/1772) heeft deze rechtbank het beroep van [eiser] tegen het besluit op bezwaar van 1 juli 2008 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het Uwv opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van [eiser] tegen het besluit van 31 maart 2008.
Bij brief van 16 juni 2010 heeft [eiser] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een nieuw besluit van het Uwv op zijn bezwaar tegen het besluit van 31 maart 2008.
Motivering
Wettelijk kader
1.1 Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Daarbij is onder meer afdeling 8.2.4a aan de Awb toegevoegd.
1.2 Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
1.3 Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
1.4 Op grond van artikel 6:2, eerste lid, onder b, van de Awb wordt met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.
1.5 Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is.
1.6 Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb (zie met name Kamerstukken II, 1991-1992, 22 495, nr. 3, blz. 146) volgt dat als maximumtermijn waarbinnen een besluit moet worden genomen na de rechterlijke vernietiging van een eerder besluit, de termijn geldt die van toepassing is op de primaire besluitvorming.
1.7 Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, zoals dit artikel luidt sinds 1 oktober 2009, beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
1.8 Ingevolge artikel 87d, eerste lid, van de WAO, zoals dit artikel luidt sinds 1 oktober 2009, beslist het Uwv, indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, binnen zeventien weken of, indien het advies vraagt aan een deskundige die niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is binnen eenentwintig weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Beoordeling
2.1 Het beroep is gericht tegen het uitblijven van een nieuw besluit op het bezwaar van [eiser] tegen het besluit van 31 maart 2008. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 87d, eerste lid, van de Awb, bedroeg de beslistermijn in dit geval zeventien weken en niet, zoals [eiser] meent, acht weken.
2.2 Ten aanzien van het moment waarop de beslistermijn aanvangt, overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge artikel 87d, eerste lid, van de WAO, zoals dit artikel luidt sinds 1 oktober 2009, vangt de beslistermijn aan op de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Vóór 1 oktober 2009 ving de beslistermijn aan op de dag na ontvangst van het bezwaarschrift. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wijziging van het moment waarop de beslistermijn aanvangt, is ingegeven door de wens om de beslistermijn te uniformeren voor het geval waarin tegen één besluit meer bezwaarschriften worden ingediend (zie Kamerstukken II, 2008-2009, 31 751, nr. 3, blz. 3 en 6) en dat de verruiming van de beslistermijn die dit soms met zich meebrengt, slechts een neveneffect is (zie Kamerstukken II, 2008-2009, 31 751, nr. 6, blz. 3). Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 14 oktober 2009 (gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN BK0121) leidt de rechtbank af dat de beslistermijn na de rechterlijke vernietiging van een besluit voor de wetswijziging aanving op de dag na openbaarmaking van de uitspraak. Gelet op het feit dat met de wijziging van het moment waarop de beslistermijn aanvangt geen verruiming van deze termijn is beoogd, is de rechtbank van oordeel dat de beslistermijn na de rechterlijke vernietiging van een besluit ook na de wetswijziging van 1 oktober 2009 aanvangt op de dag na openbaarmaking van de uitspraak en dus niet, zoals het Uwv heeft gesteld, op de dag na het onherroepelijk worden van die uitspraak.
2.3 In dit geval is de uitspraak van de rechtbank openbaar gemaakt op 24 maart 2010. Hieruit volgt dat het Uwv binnen 17 weken na 24 maart 2010 had moeten beslissen op het bezwaar van [eiser]. Dit brengt met zich mee dat het Uwv uiterlijk op 22 juli 2010 een nieuw besluit op bezwaar had moeten nemen. Hieruit volgt dat het beroepschrift voortijdig is ingediend, nu ten tijde van het indienen van het beroepschrift de beslistermijn nog niet was verstreken. Ook de ingebrekestelling van 26 mei 2010 is daarom prematuur ingediend.
2.4 Gelet op het feit dat de beslistermijn inmiddels wel is verstreken en het Uwv nog geen beslissing op het bezwaar heeft genomen, kan niet-ontvankelijkverklaring van het beroep naar het oordeel van de rechtbank om proceseconomische redenen achterwege blijven. Nu het Uwv niet tijdig op het bezwaar heeft beslist, is het beroep van [eiser] kennelijk gegrond.
2.5 Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank het Uwv opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog te beslissen op het bezwaar van [eiser] tegen het besluit van 31 maart 2008.
2.6 De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat het Uwv een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
Proceskosten
3. Met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb veroordeelt de rechtbank het Uwv in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten van [eiser] vastgesteld op € 109,25 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt; gewicht van de zaak: zeer licht (factor 0,25); waarde per punt € 437,00).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond;
- draagt het Uwv op alsnog binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van [eiser] tegen het besluit van 31 maart 2008;
- bepaalt dat het Uwv aan [eiser] een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag dat het Uwv de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00;
- bepaalt dat het Uwv aan [eiser] het griffierecht van € 41,00 vergoedt;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de door [eiser] gemaakte proceskosten ten bedrage van € 109,25.
Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2010.
w.g. E. de Witt
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden het rechtsmiddel verzet open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (verzetschrift) te zenden aan:
Rechtbank Leeuwarden
sector Bestuursrecht
Postbus 1702
8901 CA Leeuwarden
In het verzetschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt. U kunt daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
Afschrift aangetekend verzonden op: