ECLI:NL:RBLEE:2010:BO5150
Rechtbank Leeuwarden
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toestemming voor vaccinatie van minderjarige kinderen in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma
In deze zaak, die op 10 september 2010 door de Rechtbank Leeuwarden werd behandeld, vorderde eiser [A] toestemming van gedaagde [B] voor de vaccinatie van hun minderjarige kinderen [X] en [Y] in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De partijen hebben een affectieve relatie gehad van 1993 tot 2006 en hebben samen twee kinderen, geboren op respectievelijk 26 maart 1999 en 3 januari 2001. Eiser [A] heeft beide kinderen erkend en is samen met [B] belast met het gezag over [X], terwijl [B] alleen het gezag over [Y] uitoefent. De vaccinatie van [Y] met het DTP-vaccin was aan de orde, maar [B] weigerde toestemming te geven voor deze vaccinatie en voor de toekomstige vaccinatie tegen baarmoederhalskanker voor [X].
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van [A] niet kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat er geen spoedeisend belang was, aangezien de vaccinatie met 9 jaar slechts een geringe verhoging van de beschermingsfactor bood en er geen acuut gevaar voor de gezondheid van de kinderen was aangetoond. Bovendien was er een mogelijkheid om vaccinaties in te halen, wat de urgentie van de vordering verminderde. De rechter concludeerde dat de vordering van [A] in kort geding niet kon worden toegewezen, en dat de zaak beter in een bodemprocedure behandeld kon worden.
De rechter wees de vordering af en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van spoedeisendheid in kort geding procedures en de rol van ouderlijk gezag in beslissingen over vaccinaties.