ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ0962

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349069 \ CV EXPL 11-2141
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederindiensttredingsvoorwaarde en ontslag bij Heijmans Utiliteitsbouw B.V.

In deze zaak heeft eiser, een timmerman I, Heijmans Utiliteitsbouw B.V. gedagvaard in verband met een geschil over de wederindiensttredingsvoorwaarde na zijn ontslag. Eiser was sinds 1991 in dienst bij Heijmans en had zijn werkzaamheden verricht op de vestiging in Leeuwarden. Na een reorganisatie heeft Heijmans op 4 december 2010 het ontslag van eiser verleend, met toestemming van het UWVWERKbedrijf, onder de voorwaarde dat binnen 26 weken na de ontslagtoestemming geen nieuwe werknemers voor dezelfde werkzaamheden mochten worden aangenomen. Eiser stelt dat Heijmans deze voorwaarde heeft geschonden door uitzendkrachten in te huren voor de vestiging in Drachten, terwijl hij recht had op herplaatsing.

De kantonrechter heeft op 8 april 2011 uitspraak gedaan in kort geding. Tijdens de zitting op 29 maart 2011 is eiser verschenen met zijn gemachtigde, terwijl Heijmans werd vertegenwoordigd door een arbeidsjurist en de HR-manager. De rechter heeft vastgesteld dat de ontslagvergunning specifiek betrekking had op de vestiging in Leeuwarden en dat de wederindiensttredingsvoorwaarde niet van toepassing was op de vestiging in Drachten. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser tot herplaatsing in de vestiging Drachten of Leeuwarden moest worden afgewezen, omdat er geen nieuwe timmermannen I in Leeuwarden waren aangenomen na het ontslag van eiser. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Heijmans op nihil werden begroot, aangezien Heijmans geen gebruik had gemaakt van professionele rechtshulp.

De uitspraak benadrukt het belang van de specifieke toepassing van de wederindiensttredingsvoorwaarde en de rol van het UWVWERKbedrijf in het ontslagproces. De kantonrechter concludeerde dat de uitleg van eiser over de toepassing van de voorwaarde niet in lijn was met de strekking ervan, wat leidde tot de afwijzing van zijn vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer:
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 8 april 2011
inzake
[eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. I. Janssen Van Wijlick, werkzaam bij FNV Bouw,
tegen
De besloten vennootschap Heijmans Utiliteitsbouw B.V.,
hierna te noemen: Heijmans,
gevestigd te Rosmalen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Schaeffer, arbeidsjurist in dienst van Heijmans.
Procesverloop
1. [eiser] heeft Heijmans gedagvaard voor de zitting van 29 maart 2011 en op de bij exploot vermelde gronden gevorderd bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Heijmans te veroordelen tot:
a. binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, toelating van [eiser] tot het verrichten van werkzaamheden als timmerman I op de vestiging Drachten of Leeuwarden, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat Heijmans na betekening in gebreke blijft hieraan te voldoen;
b. betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.553,76 bruto (inclusief prestatietoeslag, exclusief overige emolumenten) per 4 weken ter zake van salaris vanaf 4 december 2010 tot aan de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
c. betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over de post genoemd onder b;
d. betaling aan [eiser] van een bedrag van € 833,00 (inclusief BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
e. betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over het onder b gevorderde salaris telkens vanaf de dag waarop het verzuim van Heijmans per betalingsperiode is ingetreden tot op de dag der algehele voldoening;
f. betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over het onder c gevorderde vanaf de datum van dagvaarding;
g. betaling aan [eiser] van de kosten van het geding.
De mondelinge behandeling is gehouden op 29 maart 2011. Van het verhandelde zijn aantekeningen gemaakt. [eiser] is ter zitting verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. Namens Heijmans zijn voornoemde gemachtigde en de heer [manager], HR-manager, verschenen. De gemachtigde van Heijmans heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnotitie.
Vervolgens is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten
2. In deze procedure geldt het volgende als vaststaand.
2.1. [eiser], geboren op [datum], is sinds 1991 voor onbepaalde tijd in dienst geweest in van Heijmans, laatstelijk in de functie van Timmerman I, met als standplaats Leeuwarden.
Heijmans bestaat uit verschillende regio's en vestigingen en houdt zich bezig met de onderdelen Utiliteitsbouw en Servicebouw. De vestiging Leeuwarden houdt zich bezig met Utiliteitsbouw. Onder andere in Drachten bevindt zich het onderdeel Servicebouw.
2.2. Heijmans heeft in het kader van een reorganisatie op 28 april 2010 aan UWVWERKbedrijf verzocht om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te mogen zeggen op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. Heijmans heeft in haar aanvraag uiteengezet dat de vestiging van Heijmans Utiliteitsbouw te Leeuwarden als een bedrijfsvestiging in de zin van het afspiegelings- en anciënniteitbeginsel moet worden beschouwd. Van de in totaal twaalf werknemers in de categorie uitwisselbare functie "Timmerman I" binnen deze vestiging, zouden zes moeten komen te vervallen.
2.3. Bij beschikking van 1 juni 2010 heeft UWVWERKbedrijf de gevraagde toestemming verleend onder de voorwaarde dat:
"de werkgever binnen 26 weken na bekendmaking van deze toestemming geen werknemer in dienst zal nemen voor het verrichten van werkzaamheden van dezelfde aard, dan nadat hij degene voor wie de toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt verleend, in de gelegenheid heeft gesteld zijn vroegere werkzaamheden op de bij de werkgever gebruikelijke voorwaarden te hervatten. Onder in dienst nemen is in dit verband tevens te verstaan de aanstelling van parttime werknemers of het inlenen van uitzendkrachten (…). Niet naleving van de voorwaarde heeft tot gevolg dat de beëindiging van de arbeidsverhouding wordt geacht zonder mijn toestemming te zijn geschied."
2.4 Aan [eiser] is vervolgens per 4 december 2010 ontslag verleend.
2.5 Desgevraagd heeft Heijmans geweigerd het verleende ontslag in te trekken.
De standpunten van partijen
3.1. [eiser] stelt zich op het standpunt dat tussen een timmerman I die werkzaam is in het onderdeel Servicebouw en een timmerman 1 die werkzaam is in het onderdeel Utiliteitsbouw geen onderscheid gemaakt kan worden. [eiser] stelt dat Heijmans heeft gehandeld in strijd met de wederindiensttredingsvoorwaarde doordat er - na de door het UWVWERKbedrijf verleende toestemming voor ontslag - structureel uitzendkrachten zijn ingehuurd bij de vestiging Servicebouw in Drachten. [eiser] stelt zich primair op het standpunt dat het niet van belang is of de beide bedrijfsvestigingen, Leeuwarden en Drachten, zelfstandige bedrijfsvestigingen zijn of niet. Het gaat er bij de wederindiensttredingsvoorwaarde om dat "de werkgever" binnen 26 weken geen werknemers of uitzendkrachten in dienst neemt. De vraag of Drachten en Leeuwarden aparte bedrijfsvestigingen zijn speelt volgens [eiser] enkel
een rol bij het afspiegelingsbeginsel in de procedure ter verkrijging van een ontslagvergunning en niet bij het handelen conform de wederindiensttredingsvoorwaarde. Subsidiair stelt [eiser] dat uit de ontslagvergunning van het UWVWERKbedrijf niet blijkt dat de vestigingen in Leeuwarden en in Drachten als twee aparte bedrijfsvestigingen in de zin van het afspiegelingsbeginsel zijn aangemerkt.
3.2. Heijmans is van mening dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. In reactie op de vordering van [eiser] stelt Heijmans zich op het standpunt dat de wederindiensttredingsvoorwaarde niet is geschonden. Heijmans stelt dat het UWVWERKbedrijf in de gevoerde procedure tot verkrijging van toestemming om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen heeft geaccepteerd dat de aanvraag alleen betrekking had op de vestiging Utiliteitsbouw in Leeuwarden en niet op Servicebouw in Drachten. Heijmans stelt voorts dat wel onderscheid is te maken tussen de functies van timmerman bij Utiliteitsbouw en bij Servicebouw en dat de functies niet onderling uitwisselbaar zijn. Volgens Heijmans heeft [eiser] bovendien een onjuiste uitleg gegeven aan de wederindiensttredingsvoorwaarde. Als de voorwaarde aan de werkgever - zijnde de vennootschap - zou zijn opgelegd, zou de voorwaarde ook geschonden zijn door bijvoorbeeld het aantrekken van een uitzendkracht als timmerman in de vestiging Rosmalen. Heijmans acht dit niet realistisch en in strijd met de strekking van deze voorwaarde.
De beoordeling
4.1. [eiser] is deze kort gedingprocedure gestart vanwege de weigering van Heijmans het aan [eiser] verleende ontslag ongedaan te maken. [eiser] heeft dan ook belang bij zijn vordering, welk belang, gelet op de aard van de vordering, ook voldoende spoedeisend is.
4.2. Voor de vraag of de voorwaarde als hiervoor genoemd onder 2.3 is ingetreden, geldt naar het oordeel van de kantonrechter als uitgangspunt dat slechts wordt gekeken naar de bedrijfsvestiging waarop in het kader van de verleende ontslagtoestemming het afspiegelingsbeginsel is toegepast. De voorwaarde strekt er toe dat de ontslagen werknemer in de gelegenheid moet worden gesteld zijn vroegere werkzaamheden te hervatten indien de eerder vervallen arbeidsplaats binnen een termijn van 26 weken weer beschikbaar komt. De kantonrechter ziet niet in dat het toepassingsgebied van de voorwaarde ruimer zou moeten zijn dan de bedrijfsvestiging waarin destijds is afgespiegeld. De opvatting van [eiser], dat voor het toepassingsgebied van de voorwaarde moet worden gekeken naar alle bedrijfsvestigingen van de werkgever, komt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook in strijd met de strekking van de wederindiensttredingsvoorwaarde. Bovendien zou de uitleg van [eiser] leiden tot onredelijke en onwerkbare situaties, omdat in dat geval niet alleen de vestigingen in Drachten en Leeuwarden in aanmerking zouden komen als locaties voor wederindiensttreding, maar ook vestigingen bijvoorbeeld in het zuiden van Nederland.
4.3 Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat het UWVWERKbedrijf bij verleende toestemming specifiek heeft gekeken naar de vestiging van Heijmans Utiliteitsbouw op de locatie in Leeuwarden. Het afspiegelingsbeginsel is toegepast op de twaalf op dat moment in de uitwisselbare functie van Timmerman I werkzame personen in Leeuwarden. Niet gebleken is dat bij de afspiegeling rekening is gehouden met de in de locatie Drachten werkzame personen. Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende aangetoond dat het UWVWERKbedrijf bij de invulling van het begrip "bedrijfsvestiging" verkeerde uitgangspunten heeft toegepast of fouten heeft gemaakt. De kantonrechter voegt daaraan toe dat [eiser] tegen eventuele onjuistheden in het kader van zijn verweer tegen de ontslagaanvraag had kunnen protesteren. Dat is kennelijk niet gebeurd.
4.4 Niet in geschil is dat er in de bedrijfsvestiging Leeuwarden na het ontslag van [eiser] geen nieuwe timmermannen I in dienst zijn genomen. Dit betekent dat de voorwaarde zoals opgenomen in de ontslagvergunning niet is ingetreden. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat de vordering tot toelating van [eiser] tot het verrichten van werkzaamheden als timmerman I op de vestiging Drachten of Leeuwarden moeten worden afgewezen. Ook de overige vorderingen van [eiser], die zijn afgeleid van de hoofdvordering, worden afgewezen.
4.5. [eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Deze zullen aan zijde van Heijmans echter worden begroot op nihil, nu Heijmans geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van een professioneel rechtshulpverlener, terwijl overigens niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Beslissing
De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Heijmans begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 238