ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ2265

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/460, 10/1760, 11/428 tot en met 11/438
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake geheimhouding van stukken in belastingzaken

Op 24 maart 2011 heeft de Rechtbank Leeuwarden een tussenuitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, de erven van [X], beroep hadden ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank behandelde de vraag of bepaalde stukken geheim gehouden konden worden op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de geheimhoudingsplicht niet geldt indien wettelijk voorschrift tot bekendmaking verplicht. De rechtbank heeft de eisers in de gelegenheid gesteld om te reageren op de brieven van verweerder, maar de gemachtigde van eisers verscheen niet ter comparitiezitting. De rechtbank concludeerde dat de door verweerder gestelde beperking van de kennisneming van de integrale en ongeanonimiseerde versies van bepaalde stukken gerechtvaardigd was. De rechtbank bepaalde dat eisers geen gelegenheid meer kregen om hun verzoek om overlegging van alle op de zaak betrekking hebbende stukken nader toe te lichten en dat nieuwe verzoeken van eisers niet in behandeling zouden worden genomen. De rechtbank stelde eisers in de gelegenheid om binnen twee weken te berichten of zij instemden met een uitspraak op basis van de stukken waarvan alleen de rechtbank kennis mocht nemen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummers: 09/460, 10/1760, 11/428 tot en met 11/438
tussenbeslissing van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2011
in het geding tussen
de erven van [X],
domicilie kiezende te [plaats],
eisers,
gemachtigde mr. [gemachtigde],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden,
verweerder,
gemachtigde mr. [gemachtigde].
Procesverloop
1.1 Verweerder heeft aan eisers de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en vermogensbelasting (VB) opgelegd en beschikkingen gegeven.
Tabel
1.2 Verweerder heeft bij - in één geschrift vervatte - uitspraken op bezwaar van 20 januari 2009 de in de zaken geregistreerd onder de procedurenummers 09/460 en 11/428 aan de orde zijnde navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd. Eisers hebben daartegen bij brief, ingekomen bij de rechtbank op 20 februari 2009, beroep ingesteld. Dit beroep heeft de rechtbank naderhand gesplitst in twee zaken en geregistreerd zoals onder punt 1.1 is weergegeven.
Bij - in één geschrift vervatte - uitspraken op bezwaar van 2 juli 2010 heeft verweerder de in de zaken geregistreerd onder de procedurenummers 10/1760, 11/429, 11/430, 11/431, 11/432, 11/433, 11/434, 11/435, 11/436, 11/437 en 11/438 aan de orde zijnde (navorderings)aanslagen en beschikkingen heffingsrente eveneens gehandhaafd. Eisers hebben daartegen bij brief, ontvangen bij de rechtbank op 6 augustus 2010, beroep ingesteld. Dit beroep heeft de rechtbank naderhand gesplitst in elf zaken en geregistreerd zoals onder punt 1.1 is weergegeven.
1.3 Verweerder heeft verweerschriften ingediend en de - zijns inziens - op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd. Daarbij heeft verweerder ten aanzien van de volgende stukken onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van de integrale en ongeanonimiseerde versie van die stukken. Het betreffen de volgende stukken, waarbij de rechtbank de door verweerder gehanteerde opsomming overneemt:
A. De Belgische aanbiedingsbrief
B. De bij de Belgische aanbiedingsbrief behorende nota
C. De bij de nota behorende bijlagen B.1, B.2, B.6 en B.9 (de rekeningstandenlijsten en
de adressenlijsten) en het renseignement van eisers
D. De overige bij de Nota behorende bijlagen
E. Gegevens meewerkende belastingplichtigen in eerdere projecten
F. Chi-kwadraattoets
G. Berekeningsmethodiek redelijke schatting
H. Memo verhouding meewerkers/weigeraars/ontkenners
I. Draaiboek
J. Memo identificatieproces
K. Toelichting kennisgeving navordering
L. Brief 13-11-2007 toestemming gebruik gegevens voor belastingheffing
M. Bijlage D-42 (gespreksnotitie tipgever)
N. BVR-prints
1.4 Verweerder heeft bij afzonderlijke brief van 2 oktober 2009 een motivering gegeven van zijn mededeling dat uitsluitend de rechtbank kennis mag nemen van de integrale en ongeanonimiseerde versie van de zojuist opgesomde stukken. Van het onder K bedoelde stuk heeft verweerder alsnog een integrale versie als - een ook voor eisers bestemd - gedingstuk overgelegd. Ten aanzien van de onder F bedoelde stukken heeft verweerder alsnog het proces-verbaal van ambtshandeling overgelegd. In het voor eisers bestemde exemplaar heeft verweerder de namen van individuele belastingambtenaren geanonimiseerd; uitsluitend de rechtbank mag kennis nemen van de ongeanonimiseerde versie. Naar aanleiding van tussenuitspraken van de rechtbank 's Gravenhage en de rechtbank Haarlem heeft verweerder in aanvulling op zijn zojuist bedoelde brief een aantal gewijzigde bijlagen overgelegd en heeft ter zake in een begeleidende brief van 5 januari 2011 een motivering gegeven. Ten aanzien van de onder A, C, D, en L bedoelde stukken heeft verweerder een aantal weggelaten gegevens alsnog vrijgegeven en ten aanzien van de onder C en F bedoelde stukken heeft verweerder aanvullende stukken overgelegd. Voor wat betreft het onder E bedoelde stuk, heeft verweerder aangegeven dat dit bij nader inzien geen op de zaak betrekking hebbend stuk is, zodat artikel 8:29 van de Awb hiervoor niet geldt. Dit stuk dient slechts - in geanonimiseerde vorm - als bewijs ter onderbouwing van het verweer. De ongeanonimiseerde versie dient volgens verweerder uit de procesdossiers te worden verwijderd. Ten aanzien van de onder H bedoelde stukken heeft verweerder zich eveneens op het standpunt gesteld dat dit geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. Deze stukken wenst verweerder in het geheel niet over te leggen; deze dienen uit de procesdossiers te worden verwijderd. In de plaats van deze stukken heeft verweerder bij brief van 18 februari 2011 een nieuwe bijlage overgelegd, die integraal ter kennis van eisers mag worden gebracht. Verweerder heeft in zijn brieven aangegeven dat hij thans alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd.
1.5 De rechtbank heeft eisers in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de onder punt 1.4 bedoelde brieven van verweerder. Eisers hebben van deze gelegenheid bij brief van 26 oktober 2009 (in de oorspronkelijke procedure 09/460) gebruik gemaakt. Hierbij hebben eisers de rechtbank verzocht om verweerder te bevelen om alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding te brengen en de zaak te verwijzen naar een geheimhoudingskamer voor een mondelinge behandeling, teneinde eisers de gelegenheid te geven hun verzoek nader toe te lichten en zonodig te onderbouwen.
1.6 Op verzoek van eisers heeft de rechtbank de zaken aangehouden in afwachting van de uitkomst van soortgelijke bij de rechtbank Haarlem aanhangige zaken.
1.7 Op 1 december 2010 heeft de griffier van de rechtbank telefonisch met de gemachtigden van partijen afgesproken dat verweerders verzoek om geheimhouding of beperking van de kennisneming ex artikel 8:29 Awb in het kader van het vooronderzoek ter zitting van 15 februari 2011 om 10.30 uur zal worden behandeld. Bij brief van 6 januari 2011 heeft de rechtbank de gemachtigden van partijen vervolgens meegedeeld dat - zoals eerder was afgesproken - de rechtbank in het kader van het vooronderzoek in de onderhavige zaken een comparitie zal houden teneinde partijen te horen over verweerders verzoek om geheimhouding of beperking van de kennisneming ex artikel 8:29 van de Awb. De rechtbank heeft partijen hierbij opgeroepen om (bij (substituut-)gemachtigde) bij deze op 15 februari 2011 om 10.30 uur te houden comparitie aanwezig te zijn. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij wettelijk verplicht zijn aan deze oproeping te voldoen en daarbij meegedeeld dat, indien zij niet verschijnen, de rechtbank daaraan gevolgen kan verbinden.
1.8 Zoals aan partijen was aangekondigd, heeft de rechtbank op 15 februari 2011 om 10.30 uur te Leeuwarden een comparitiezitting gehouden. Aldaar is verweerders gemachtigde verschenen, bijgestaan door mr. [naam]. De gemachtigde van eisers is - zonder bericht van afwezigheid - niet ter zitting verschenen. Ter zitting heeft de rechtbank de comparitie geschorst teneinde de griffier telefonisch te laten informeren naar de reden van afwezigheid van de gemachtigde van eisers. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eisers de griffier meegedeeld dat hij geen aanleiding zag om ter comparitiezitting te verschijnen, omdat inmiddels alle andere rechtbanken reeds in soortgelijke zaken een beslissing hadden genomen. Gelet hierop achtte hij zich er niet toe genegen om de reis vanuit [A] naar Leeuwarden te aanvaarden voor het verschijnen ter comparitiezitting. De gemachtigde van eisers gaf, in antwoord op de vraag waarom hij dit niet eerder aan de rechtbank had meegedeeld, aan dat het hem bevreemdt dat verweerders gemachtigde wel ter comparitiezitting was verschenen. Het lag op de weg van verweerders gemachtigde de rechtbank ervan in kennis te stellen dat de inlichtingencomparitie niet had behoeven worden gehouden, aldus de gemachtigde van eisers. De rechtbank heeft na deze telefonisch ingewonnen informatie de comparitiezitting hervat.
1.9 Ten behoeve van de hierna te nemen beslissingen, heeft de rechtbank kennisgenomen van de gehele procesdossiers, zoals die aan alle partijen bekend zijn gemaakt, waaronder het laatstelijk door verweerder bij brief van 18 februari 2011 ingediende stuk. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de door verweerder overgelegde integrale en ongeanonimiseerde versies van de onder de punten 1.3 en 1.4 bedoelde stukken. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde desgevraagd aangegeven dat de in één van de onder punt 1.1 vermelde zaken door verweerder overgelegde stukken ook - voor zover relevant - moet worden geacht te zijn overgelegd in de andere onder punt 1.1 vermelde zaken.
1.10 Aan deze tussenuitspraak is een afschrift van het proces-verbaal van het verhandelde ter comparitiezitting gehecht.
Beoordeling
2.1 Ingevolge artikel 8:42 van de Awb zendt het bestuursorgaan binnen vier weken na de dag van verzending van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en dient het een verweerschrift in.
2.2 Ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de rechtbank mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
2.3 De rechtbank stelt voorop dat - naar de Hoge Raad in zijn arrest van 25 april 2008, BNB 2008/161, heeft overwogen - als uitgangspunt heeft te gelden dat alle stukken die bij verweerders besluitvorming een rol hebben gespeeld (integraal) aan de wederpartij en aan de rechter dienen te worden overgelegd, voor zover te dien aanzien niet, althans niet met succes, een beroep wordt gedaan op gewichtige redenen die zich tegen zodanige overlegging verzetten.
2.4 Indien - zoals de Hoge Raad in het zojuist vermelde arrest heeft overwogen - een belanghebbende zich op het standpunt stelt dat een bepaald aan verweerder ter beschikking staand stuk dient te worden overgelegd omdat het op de zaak betrekking heeft, kan geen doorslaggevende betekenis toekomen aan de betwisting van dat laatste door verweerder. Die betwisting - evenals haar eventuele onderbouwing - berust immers mede op feitelijke gegevens (de inhoud van dat stuk) die aan de belanghebbende en de rechter niet bekend zijn, zodat zij door de belanghebbende niet kunnen worden weerlegd, en door de rechter niet op juistheid kunnen worden getoetst. Daarbij komt dat indien de inspecteur meent dat gewichtige redenen zich tegen overlegging van het stuk verzetten, hij zich kan beroepen op artikel 8:29 Awb. In het licht van dit een en ander dient artikel 8:42 Awb aldus te worden uitgelegd dat, behoudens gevallen van gerechtvaardigde weigering op grond van artikel 8:29 Awb en uitzonderingsgevallen als misbruik van procesrecht, tegemoet dient te worden gekomen aan een verzoek van de belanghebbende tot overlegging van een bepaald stuk indien deze voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het stuk van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming in zijn zaak.
2.5 Verweerder heeft in de door hem laatstelijk ingezonden stukken alsmede ter zitting gesteld dat de onder E (Gegevens meewerkende belastingplichtigen in eerdere projecten en onderhavige project) en H (Memo verhouding meewerkers/weigeraars/ontkenners) bedoelde stukken geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in de zin van artikel 8:42 van de Awb, omdat deze ten tijde van het doen van de uitspraken op bezwaar nog niet bestonden. Deze stukken zijn eerst in de beroepsfase opgemaakt. De rechtbank heeft, mede gezien de inhoud van deze stukken, geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Aldus is de rechtbank van oordeel dat op verweerder geen verplichting rust om deze stukken (integraal en ongeanonimiseerd) in het geding te brengen. Aan de vraag of beperking van de kennisneming van die stukken door eisers gerechtvaardigd is, komt de rechtbank derhalve niet toe. De rechtbank zal bedoelde stukken, zoals deze aanvankelijk door verweerder waren ingediend, uit de procesdossiers verwijderen. Het staat verweerder vrij om - zoals hij heeft gedaan (zie punt 1.4) - deze stukken in de door hem gewenste vorm ter onderbouwing van zijn verweer als bewijsstukken in te brengen.
2.6 Verweerder heeft verklaard dat hij thans alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Eisers hebben (zie hiervoor onder punt 1.5) in reactie hierop de rechtbank verzocht om verweerder te bevelen om alle op de zaak betrekking hebbende stukken in het geding te brengen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers evenwel onvoldoende gemotiveerd gesteld dat er thans nog stukken ontbreken die van enig belang kunnen zijn (geweest) voor de besluitvorming in hun zaken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het procesdossier, voor wat betreft de door verweerder verplicht over te leggen stukken, voor zover de rechtbank thans kan overzien, compleet is. Nu de gemachtigde van eisers, zonder dat hij - naar het oordeel van de rechtbank - hiervoor een gewichtige reden had, niet heeft voldaan aan zijn verplichting om ter comparitiezitting te verschijnen, alwaar hem de mogelijkheid zou zijn geboden om het verzoek van eisers om verweerder te bevelen tot overlegging van alle op de zaak betrekking hebbende stukken nader toe te lichten, verbindt de rechtbank op grond van artikel 8:31 van de Awb hieraan de gevolgtrekking dat eisers in deze procedures geen gelegenheid meer krijgen om hun verzoek nader toe te lichten en te onderbouwen. Daarnaast zal de rechtbank geen nieuwe verzoeken van eisers tot overlegging van bepaalde stukken in behandeling nemen.
2.7 De rechtbank komt vervolgens toe aan een beoordeling van de vraag of de door verweerder gestelde beperking van de kennisneming van de integrale en ongeanonimiseerde versies van onder A tot en met D, F, G, I, J, en L tot en met N bedoelde stukken gerechtvaardigd is.
2.8 Verweerder heeft ten aanzien van de onder C, D, G, M en N bedoelde stukken gesteld dat zijn geheimhoudingsplicht ex artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) eraan in de weg staat om deze stukken integraal en ongeanonimiseerd in het geding te brengen. De rechtbank verwerpt deze stelling. Uit het tweede lid, onderdeel a, van artikel 67 van de AWR volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de geheimhoudingsplicht niet geldt indien enig wettelijk voorschrift tot bekendmaking verplicht. Naar het oordeel van de rechtbank is deze uitzondering op de geheimhoudingsplicht hier aan de orde: zoals hiervoor (zie de punten 2.1 tot en met 2.4) is overwogen, verplicht artikel 8:42 van de Awb verweerder tot bekendmaking van alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de wederpartij en aan de rechter, tenzij met succes een beroep wordt gedaan op gewichtige redenen die zich tegen zodanige overlegging verzetten.
2.9 De onder punt 2.7 vermelde vraag vergt naar het oordeel van de rechtbank een zelfstandige afweging van het belang van verweerder om aan de kennisneming van de onder A tot en met D, F, G, I, J en L tot en met N bedoelde stukken beperkingen te stellen tegenover het belang dat eisers hebben bij de onbeperkte kennisneming van die stukken ter beoordeling van de juistheid van de aan hun opgelegde (navorderings)aanslagen en beschikkingen.
2.10 Verweerder heeft in de onder A tot en met D, F, G, I en L tot en met N bedoelde stukken de namen en andere persoonlijke gegevens van (andere) (potentiële) rekeninghouders, namen, telefoon-, faxnummers en e-mailadressen van (Belgische) (belasting)ambtenaren alsmede gegevens van overige derden geanonimiseerd voor eisers.
De rechtbank acht verweerders belang bij de bescherming van de privacy van deze personen, voor wat betreft de Belgische persoonsgegevens in samenhang bezien met verweerders belang bij ongestoorde gegevensuitwisseling tussen Nederland en België, van een zodanig gewicht dat dit in zoverre een dergelijke beperking van de kennisneming van deze stukken voor eisers rechtvaardigt. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eisers ook zonder bedoelde gegevens in staat moeten worden geacht om de juistheid van de aan hun opgelegde (navorderings)aanslagen en beschikkingen te beoordelen.
2.11 De rechtbank zal hierna ten aanzien van de onder A tot en met D, F, G, I, J, en L tot en met N bedoelde stukken beoordelen of de overigens door verweerder gestelde beperkingen van de kennisneming gerechtvaardigd zijn.
A. De Belgische aanbiedingsbrief
L. Brief 13-11-2007 toestemming gebruik gegevens voor belastingheffing
Gelet op verweerders belang bij ongestoorde gegevensuitwisseling tussen Nederland en België, acht de rechtbank de door verweerder gestelde beperking van de kennisneming van het kenmerk van de desbetreffende correspondentie gerechtvaardigd. De rechtbank wijst eisers erop dat verweerder de naam van het hoofd van de FIOD/ECD Team Internationaal alsnog heeft vrijgegeven.
B. De bij de Belgische aanbiedingsbrief behorende nota
Verweerder heeft aangevoerd dat de gegevens die betrekking hebben op het strafrechtelijk onderzoek, zoals plaatsnamen en bedrijfsgegevens, naast het (doorslaggevende) belang van privacy van derden zijn geanonimiseerd vanwege het belang van ongehinderde opsporing en vervolging van strafbare feiten. De rechtbank acht deze door verweerder aangevoerde redenen voldoende zwaarwegend ter rechtvaardiging van de beperking van de kennisgeving van deze gegevens voor eisers.
C. De bij de nota behorende bijlagen B.1, B.2, B.6 en B.9 (de rekeningstandenlijsten en
de adressenlijsten) en het renseignement van eisers
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de persoonsgegevens van (andere) (potentiële) rekeninghouders - naast het belang van bescherming van de privacy van personen - tevens verweerders controlestrategische overwegingen zich verzetten tegen onbeperkte bekendmaking van deze gegevens. De rechtbank wijst eisers erop dat verweerder de saldi van de op de rekeningstandenlijsten alsnog heeft vrijgegeven alsmede - geanonimiseerd van namen en rekeningnummers - alle tussenliggende pagina's van de rekeningstandenlijsten.
D. De overige bij de Nota behorende bijlagen
Ook hier geldt naar het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van de persoonsgegevens van (andere) (potentiële) rekeninghouders - naast het belang van bescherming van de privacy van personen - tevens verweerders controlestrategische overwegingen zich verzetten tegen onbeperkte bekendmaking van deze gegevens. De rechtbank wijst eisers erop dat verweerder het organigram, bijlage B.10 van de Nota, alsnog - geanonimiseerd van namen van personen - heeft vrijgegeven.
F. Chi-kwadraattoets
De rechtbank wijst eisers erop dat verweerder alsnog de invoergegevens van de chi-kwadraattoets alsmede de uitkomsten van de chi-kwadraattoets onbeperkt ter kennis heeft gebracht aan eisers en de rechtbank.
G. Berekeningsmethodiek redelijke schatting
Verweerders weigering om de belastingeenheden waaronder de betrokken rekeninghouders vallen, aan eisers bekend te maken, acht de rechtbank gerechtvaardigd gezien de door verweerder hiervoor aangevoerde controlestrategische redenen.
I. Draaiboek
Verweerder heeft het Draaiboek geheel bekend gemaakt aan eisers, behoudens de namen van individuele belastingambtenaren en hun telefoonnummers. Gelet op hetgeen hiervoor onder punt 2.10 is overwogen, acht de rechtbank een zodanige beperking van de kennisgeving gerechtvaardigd.
J. Memo identificatieproces
Verweerder heeft meegedeeld dat dit gehele stuk vanwege controlestrategische belangen niet aan eisers ter kennis mag worden gebracht. Gelet op deze belangen, acht de rechtbank deze beperking gerechtvaardigd. Hierbij heeft de rechtbank, met het oog op de belangen van eisers, in aanmerking genomen dat verweerder de wijze waarop de identificatie van erflater [X] heeft plaatsgevonden in het verweerschrift uitvoerig heeft omschreven. Tevens heeft de rechtbank hierbij in beschouwing genomen dat verweerder bij zijn verweerschrift (in de zaak 09/460 bijlage 12) een Proces-verbaal Geautomatiseerde identificatie heeft gevoegd.
M. Bijlage D-42 (gespreksnotitie tipgever)
Naar het oordeel van de rechtbank is de beperking van de kennisneming van de persoonsgegevens van (andere) (potentiële) rekeninghouders - naast het belang van bescherming van de privacy van personen (zie hiervoor onder punt 2.10) - tevens gerechtvaardigd gezien de door verweerder aangevoerde controlestrategische overwegingen.
N. BVR-prints
Ter zitting is namens verweerder verklaard dat op deze BVR-prints ook andere namen of combinaties van namen voorkomen die lijken op [X] en/of [Y]. Deze gegevens van derden heeft verweerder, gelet op hetgeen hiervoor onder punt 2.10 is overwogen, terecht niet aan eisers bekendgemaakt.
2.12 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de onder punt 2.7 vermelde vraag naar het oordeel van de rechtbank bevestigend dient te worden beantwoord. Gelet op het bepaalde in het vijfde lid van artikel 8:29 van de Awb, zal de rechtbank eisers bij deze tussenuitspraak in de gelegenheid stellen om de rechtbank te berichten of zij er in toestemmen dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van de stukken waarvan alleen zij kennis mag nemen. De rechtbank wijst partijen er hierbij op dat zij ter comparitiezitting heeft aangegeven dat aan eisers vóór het doen van deze tussenuitspraak deze gelegenheid zou worden geboden. De rechtbank heeft bij nader inzien beslist eisers eerst bij deze tussenuitspraak deze gelegenheid te bieden, opdat zij bij het al dan niet geven van toestemming de overwegingen van de rechtbank voor het gerechtvaardigd achten van de beperking van de kennisneming in beschouwing zouden kunnen nemen.
Beslissing
De rechtbank:
- bepaalt dat de onder E en H bedoelde stukken geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn;
- bepaalt dat de door verweerder meegedeelde beperking van de kennisneming van de integrale en ongeanonimiseerde versies van onder de A tot en met D, F, G, I, J en L tot en met N bedoelde stukken gerechtvaardigd is;
- bepaalt dat eisers in deze procedures geen gelegenheid meer krijgen om hun verzoek om verweerder te bevelen tot overlegging van alle op de zaak betrekking hebbende stukken nader toe te lichten en te onderbouwen.
- bepaalt dat de rechtbank geen nieuwe verzoeken van eisers tot overlegging van bepaalde stukken in behandeling zal nemen.
- stelt eisers in de gelegenheid op de voet van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, de rechtbank binnen twee weken na dagtekening van deze tussenuitspraak te berichten of zij er in toestemmen dat de rechtbank uitspraak doet mede op grondslag van de integrale en ongeanonimiseerde versies van de onder de A tot en met D, F, G, I, J en L tot en met N bedoelde stukken.
Aldus gegeven op 24 maart 2011 door mr. M. van den Bosch, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier.
w.g.M. Hiemstra w.g. M. van den Bosch
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak kan ingevolge artikel 27h, derde lid, van de AWR slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.