ECLI:NL:RBLEE:2011:BR0639

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
350705 \ CV EXPL 11-1594
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak: ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning door huurachterstand

In deze zaak vorderde de stichting Accolade, als verhuurder, de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot een woning en de ontruiming door de gedaagde, die in gebreke was gebleven met huurbetalingen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van € 2.420,12, ontstaan sinds januari 2011, een ernstige tekortkoming vormde die ontbinding en ontruiming rechtvaardigde. De gedaagde, die samenwoont met zijn kinderen, voerde aan dat ontbinding en ontruiming onrechtmatig zouden zijn zonder voorzieningen ter voorkoming van dakloosheid. Hij beriep zich op artikel 3 van het IVRK en artikel 8 van het EVRM, maar de kantonrechter oordeelde dat deze artikelen in dit geval niet in de weg stonden aan de ontbinding en ontruiming. De rechter benadrukte dat het primair de verantwoordelijkheid van de gedaagde was om voor alternatieve huisvesting te zorgen en dat Accolade niet verplicht was om opvang te bieden. De kantonrechter besloot de ontbinding van de huurovereenkomst toe te wijzen, met een ontruimingstermijn van vier weken, zodat de gedaagde tijd had om naar alternatieve opvang te zoeken. De vorderingen van Accolade, inclusief de huurachterstand en bijkomende kosten, werden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector kanton
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 350705 \ CV EXPL 11-1594
vonnis van de kantonrechter d.d. 29 juni 2011
inzake
de stichting
Stichting Accolade,
hierna te noemen: Accolade,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres,
gemachtigde: Tijhuis & Partners Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.G. Fischer.
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft Accolade gevorderd om de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te ontbinden en om [gedaagde] te veroordelen die woning te ontruimen en te verlaten, met nevenvorderingen en kosten.
[gedaagde] heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek, tevens houdende akte vermeerdering van eis met betrekking tot de huurachterstand, en dupliek is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Door [gedaagde] zijn producties in het geding gebracht.
Motivering
De vaststaande feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. Tussen Accolade als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres]. De maandelijkse - bij vooruitbetaling verschuldigde - huurprijs bedraagt laatstelijk € 481,65. [gedaagde] bewoont de woning samen met zijn twee minderjarige zonen en heeft tevens de zorg voor een inwonende jongere. Deze kinderen gaan naar school en nemen deel aan het maatschappelijk leven.
2.2. [gedaagde] is afkomstig uit Burundi. Hij is op [datum] uit Burundi gevlucht en op [datum] naar Nederland gekomen. Aan [gedaagde] is vervolgens een verblijfstitel voor bepaalde duur verstrekt op grond van asiel. De verblijfstitel van [gedaagde] is op enig moment in 2010 ingetrokken. Om die reden heeft de gemeente [woonplaats] besloten om de aan [gedaagde] toegekende bijstandsuitkering met ingang van 1 januari 2011 te beëindigen. Ten gevolge hiervan heeft [gedaagde] vanaf deze datum geen inkomsten meer. [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit, op welk bezwaar nog niet is beslist.
2.3. [gedaagde] heeft op 21 maart 2011 de gemeente [woonplaats] verzocht hulp te bieden op grond van de Wmo. Op deze aanvraag is nog niet beslist. Voorts heeft [gedaagde], nadat diens verblijfsrecht op grond van asiel was geëindigd, een aanvraag gedaan voor verblijf op grond van "regulier zonder MVV".
2.4. [gedaagde] heeft de aan Accolade verschuldigde huur vanaf 1 januari 2011 niet voldaan. Daardoor is er inmiddels - rekening houdend met een correctie op de afrekening van eerder in rekening gebrachte servicekosten - een huurachterstand ontstaan van € 2.420,12, berekend tot en met de maand mei 2011.
2.5. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) heeft [gedaagde] bij brief van 21 april 2011 in kennis gesteld van haar voornemen om, op basis van de voorhanden zijnde informatie, geen opvang aan [gedaagde] te bieden.
Het standpunt van Accolade
3. Accolade baseert haar vorderingen op de hiervoor vermelde vaststaande feiten en stelt dat de ontstane huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst van partijen wordt ontbonden en dat [gedaagde] wordt veroordeeld de door hem gehuurde woning te ontruimen en te verlaten. De dakloosheid die hierdoor kan ontstaan, behoort tot de verantwoordelijkheid van de overheid, en niet tot die van Accolade als private verhuurder. De ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning schaden de belangen van de kinderen van [gedaagde] niet op zodanige wijze, dat ontbinding en ontruiming daarmee onrechtmatig zouden zijn. Naar de mening van Accolade kan [gedaagde] in dat verband tegenover haar geen beroep doen op artikel 3 IVRK, nu dit verdragsartikel geen rechtstreekse werking heeft. Daarnaast heeft [gedaagde] zijn beroep op dit artikel ook onvoldoende concreet onderbouwd, aldus Accolade. Voorts stelt Accolade dat ook het door [gedaagde] gedane beroep op artikel 8 EVRM dient te worden gepasseerd. Afweging van de wederzijdse belangen dient in het voordeel van Accolade uit te vallen. Van Accolade kan - mede met het oog op andere huurders die weinig inkomen hebben - namelijk niet worden gevergd dat zij toestaat dat [gedaagde] blijvend niet aan zijn betalingsverplichting voldoet. Gesteld noch gebleken is wanneer [gedaagde] weer tot enige huurbetaling aan Accolade in staat is. Inmiddels is er al een half jaar verstreken waarin [gedaagde] voor andere woonruimte had kunnen zorgen. Niet gebleken is echter dat hij daartoe inspanningen heeft verricht. [gedaagde] heeft nagelaten om zich te melden bij het COA in Ter Apel, waar hij opvang had kunnen krijgen. Het is niet de taak van Accolade om voor vervangende woonruimte te zorgen voor huurders die niet aan hun betalingsverplichting voldoen. Dit is primair de verantwoordelijkheid van [gedaagde] zélf en subsidiair die van de overheid.
Het standpunt van [gedaagde]
4. [gedaagde] erkent de huurachterstand. Hij is echter van mening dat de gevorderde ontbinding en ontruiming moeten worden afgewezen indien er geen voorziening ter voorkoming van dakloosheid wordt getroffen, dan wel moet worden toegewezen onder de voorwaarde dat er onderdak wordt geboden aan [gedaagde]. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst [gedaagde] erop dat hij met zijn kinderen en een inwonende minderjarige in de woning samenwoont. Met de belangen van kinderen dient - krachtens artikel 3 IVRK - altijd, dus ook bij ontbinding en ontruiming, rekening te worden gehouden, aldus [gedaagde]. Niet gebleken is dat Accolade dit belang heeft meegewogen. Voorts wijst [gedaagde] erop dat uit - door hem overgelegde - jurisprudentie blijkt dat ook kinderen zonder enig verblijfsrecht in Nederland aanspraak op opvang hebben. Zoveel als mogelijk is, dient te worden voorkomen dat kinderen dakloos worden. In dat verband doet [gedaagde] tevens een beroep op artikel 8 EVRM inzake het recht op gezinsleven, privéleven en woning. Een inbreuk op dat recht is slechts toegestaan als het bij wet is voorzien en de uitkomst is van een eerlijke afweging van belangen. De belangen van vader en kinderen om niet dakloos te worden zijn door Accolade niet afgewogen tegen haar belang bij het ontvangen van de huurprijs. Ontruiming is alleen toegestaan indien de verhuurder ervoor gezorgd heeft dat er enige vorm van opvang is. Ontruiming zonder enige vorm van opvangvoorziening, althans daartoe gedane inspanningen van de verhuurder, is volgens [gedaagde] onrechtmatig. Op zijn beurt heeft [gedaagde] zich voldoende ingespannen om vervangende woonruimte te vinden.
De beoordeling van het geschil
5. De kantonrechter ziet geen aanleiding voor het bepalen van een comparitie van partijen, zoals door [gedaagde] is verzocht, nu hij zich voldoende voorgelicht acht om een beslissing te kunnen nemen - partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunt in twee schriftelijke rondes toe te lichten - en hem de mogelijkheden voor de totstandkoming van een minnelijke regeling zeer gering lijken.
6. Vast staat dat er door [gedaagde] vanaf 1 januari 2011 geen huur meer aan Accolade is betaald, waardoor er - berekend tot en met mei 2011 - inmiddels een huurachterstand is ontstaan van € 2.420,12. Deze huurachterstand is naar het oordeel van de kantonrechter dusdanig groot, dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, die ontbinding en ontruiming rechtvaardigt. In beginsel zijn de daartoe strekkende vorderingen van Accolade dan ook toewijsbaar.
7. [gedaagde] heeft echter onder verwijzing naar artikel 3 IVRK en artikel 8 EVRM betoogd dat ontbinding en ontruiming in de gegeven omstandigheden onrechtmatig is. Ten aanzien daarvan overweegt de kantonrechter als volgt.
Artikel 3 IVRK
7.1. Ingevolge artikel 3 lid 1 IVRK vormt het belang van een kind een eerste overweging bij maatregelen die het kind betreffen. In dat verband is het niet van belang of deze maatregelen worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties. Tot de in dit artikel bedoelde maatregelen behoren ook de maatregelen, die betrekking hebben op de huisvesting van kinderen. Aan deze bepaling komt naar het oordeel van de kantonrechter rechtstreekse werking toe (vgl. gerechtshof 's-Hertogenbosch 28 september 2004, LJN: AR7499). Een en ander betekent dat de rechter gehouden is om bij de beoordeling van een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning rekening te houden met de belangen van kinderen die in de betreffende woning bij de huurder verblijven.
7.2. Hoewel zeker niet ondenkbaar is dat een door de rechter uit te spreken ontbinding en ontruiming nadelige gevolgen heeft voor kinderen die in de betreffende woning verblijven, is de kantonrechter van oordeel dat het allereerst op de weg van [gedaagde] ligt om zelf de nodige voorzieningen te treffen om die eventuele nadelige gevolgen voor de kinderen zoveel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door een beroep te doen op hulpverlening, zoals (nood)opvang (vgl. gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17 juni 2003, JBPr 2003, 76). Op hun beurt zijn hulpverlenende instanties gehouden om voor adequate hulpverlening zorg te dragen voor de kinderen. Naar het oordeel van de kantonrechter gaan de verplichtingen van Accolade jegens [gedaagde] als huurder niet zover dat van Accolade verwacht mag worden dat zij na ontbinding en ontruiming vervangende opvang aan [gedaagde] beschikbaar stelt, te minder nu [gedaagde] al geruime tijd geen huur meer aan Accolade heeft betaald. Dat [gedaagde] sinds 1 januari 2011 geen inkomsten meer heeft is, hoe vervelend ook, een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt en die hij niet aan Accolade kan tegenwerpen. Accolade behoeft niet te accepteren dat er geen tegenprestatie wordt betaald voor de door haar ter beschikking gestelde woonruimte. Niet uitgesloten kan worden geacht dat in het geval dat Accolade tot ontruiming zou overgaan en daardoor - na niet geslaagde inspanningen van [gedaagde] om alternatieve opvang voor de kinderen te regelen - een acute noodtoestand voor de kinderen zou ontstaan, de belangen van de kinderen (tijdelijk) aan effectuering van de ontruiming in de weg zouden kunnen staan. Naar het oordeel van de kantonrechter doet een zodanige noodtoestand zich op dit moment niet voor. Niet gebleken is dat alle mogelijkheden zijn uitgeput om vervangende opvang voor de kinderen te regelen (vgl. het sub r.o. 7.1. genoemde arrest).
7.3. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat artikel 3 IVRK in het onderhavige geval niet in de weg staat aan ontbinding en ontruiming.
Artikel 8 EVRM
7.4. Artikel 8 EVRM bepaalt onder meer dat een ieder recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven en zijn woning en dat inmenging van openbaar gezag slechts is toegestaan als dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, onder meer in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (zie HR 9 januari 1987, NJ 1987, 928) valt af te leiden dat de normen van artikel 8 EVRM ook kunnen worden toegepast in (horizontale) verhoudingen tussen burgers onderling. [gedaagde] kan zich derhalve ook jegens Accolade op deze normen beroepen. Daarvoor bestaat reden te meer nu Accolade als woningstichting is belast met de semi-publiekrechtelijke taak van volkshuisvesting.
7.5. Tegen deze achtergrond dient de kantonrechter de wederzijdse belangen van partijen af te wegen. Er dient een afweging te worden gemaakt tussen het verdragsrechtelijk beschermde recht van [gedaagde] op respect voor zijn familie- en gezinsleven en zijn woning tegenover het recht van Accolade op tijdige en volledige betaling van de voor de woning door [gedaagde] verschuldigde huur. [gedaagde] is contractueel gehouden om de huur van de woning tijdig en volledig aan Accolade te voldoen. Inmiddels heeft [gedaagde] de huur al sinds begin 2011 - derhalve gedurende een periode van 5 maanden - niet meer betaald. Daarmee is sprake van een ernstige tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. Van Accolade kan in redelijkheid niet worden verlangd dat zij het gehuurde nog langer aan [gedaagde] blijft verhuren, terwijl gesteld noch gebleken is dat enig concreet zicht bestaat op aflossing van de ontstane huurachterstand en betaling van de nog te vervallen huurtermijnen. Accolade beroept zich bovendien op een bij wet voorzien recht om bij wanprestatie van de huurder ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen (art. 7:231 BW). Onder deze omstandigheden dient het recht van Accolade op betaling van de huur zwaarder te wegen dat het recht van [gedaagde] op respect voor zijn familie- en gezinsleven en zijn woning.
7.6. Ook artikel 8 EVRM staat derhalve niet in de weg aan de ontbinding en ontruiming.
Conclusie
8. De ontbinding en ontruiming kunnen in dit geval niet als onrechtmatig worden aangemerkt. De betreffende vorderingen van Accolade zullen dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de kantonrechter in de specifieke omstandigheden van het geval reden ziet om de ontruimingstermijn te bepalen op 4 weken na de betekening van dit vonnis, zodat [gedaagde] iets meer tijd heeft om naar alternatieve opvang te zoeken.
9. De gevorderde (bij conclusie van repliek vermeerderde) huurachterstand zal eveneens worden toegewezen. Datzelfde geldt voor de niet zelfstandig betwiste vorderingen van Accolade terzake wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
10. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het pand gelegen aan de [adres];
veroordeelt [gedaagde] om genoemd pand binnen vier weken na betekening van dit vonnis - met alle zich daarin bevindende personen en zaken - voorzover die niet het eigendom van Accolade zijn - te verlaten en te ontruimen en vervolgens ontruimd en verlaten te houden en onder overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Accolade te stellen;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Accolade van een bedrag van € 2.420,12 aan achterstallige huur verschuldigd tot 1 juni 2011, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Accolade van een bedrag groot € 357,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Accolade van een bedrag groot € 481,65 per maand, zijnde de maandelijks door [gedaagde] aan Accolade verschuldigde huurverplichting, te rekenen vanaf 1 juni 2011 tot heden;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Accolade terzake schadevergoeding een bedrag van € 481,65 voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke zal blijven het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van Accolade te stellen, vanaf heden, onder voorbehoud van (wettelijk) toegestane huurverhogingen;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Accolade begroot op € 300,00 wegens salaris gemachtigde en op € 377,76 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 119