ECLI:NL:RBLEE:2011:BR2994

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113590 / KG ZA 11-211
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag op zeeschip Don Alfonso en de toepassing van het Beslagverdrag

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Leeuwarden, is op 14 juli 2011 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen de partijen CFA en de Rabobank als eiseressen, Oceanografia als gevoegde partij, en Greatship als gedaagde. De kern van het geschil betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat door Greatship was gelegd op het zeeschip 'Don Alfonso'. Dit beslag was gelegd in het kader van een vordering van Greatship, die stelde dat Oceanografia toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van een tijdbevrachtingsovereenkomst. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of het beslag rechtmatig was, met name in het licht van het Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen, ook wel het Beslagverdrag genoemd.

De rechtbank overwoog dat het beslag op de Don Alfonso niet was toegestaan, omdat het schip nooit in eigendom was geweest van Greatship, de partij die het beslag had gelegd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bepalingen van het Beslagverdrag, en met name artikel 3 lid 1, in dit geval van toepassing waren. Dit artikel staat alleen beslag toe op het schip waarop de vordering betrekking heeft of op andere schepen die toebehoren aan de eigenaar van het schip ten tijde van het ontstaan van de vordering. Aangezien de Don Alfonso niet in eigendom was van Greatship, was het beslag onrechtmatig.

De rechtbank besloot daarom het beslag op de Don Alfonso op te heffen en veroordeelde Greatship in de proceskosten van CFA, de Rabobank en Oceanografia. De kosten werden vastgesteld op respectievelijk EUR 1.466,81 en EUR 1.076,00. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect had, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van het Beslagverdrag en de bescherming van eigendomsrechten in het zeerecht.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 113590 / KG ZA 11-211
Vonnis in kort geding van 14 juli 2011
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
CABALLO FRION ARRENDADORA S.A. DE C.V.,
gevestigd te Ciudad Del Carmen, Campeche (Mexico),
2. de coöperatie
COÖPERATIEVE CENTRALE REIFFEISEN-BOERENLEENBANK B.A.,
gevestigd te Utrecht,
eiseressen,
advocaat mr. H. Boonk, kantoorhoudende te Rotterdam,
en de aan de zijde van eiseressen gevoegde partij:
de rechtspersoon naar vreemd recht
OCEANOGRAFIA S.A. DE C.V.,
gevestigd te Ciudad Del Carmen, Campeche (Mexico),
gevoegde partij,
advocaat mrs. E.C. Saman-Kole en P.J. Hoepel, kantoorhoudende te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
GREATSHIP (INDIA) LIMITED,
gevestigd te Mumbai (India),
advocaat mrs. L.H. van Houten en C.W. van Putten, kantoorhoudende te Rotterdam.
Partijen zullen hierna CFA en de Rabobank (eiseressen), Oceanografia (gevoegde partij) en Greatship (gedaagde) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot tussenkomst
- de mondelinge beslissing van de voorzieningenrechter, waarbij de in het incident primair gevorderde tussenkomst is afgewezen en de subsidiair gevorderde voeging is toegewezen
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van CFA en de Rabobank
- de pleitnota van Greatship.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Greatship is eigenaar van het onder Indiase vlag varende offshore supply schip “Greatship Dhriti” (hierna: het Greatship Dhriti).
2.2. Op 15 augustus 2008 hebben Greatship en Oceanografia een tijdbevrachtingsovereenkomst gesloten voor een periode van twee jaar. De overeengekomen huurperiode liep van 25 augustus 2008 tot 5 oktober 2010 en is hangende de overeenkomst verlengd tot 15 november 2010.
2.3. Oceanografia was eigenaar van het zeeschip “Don Alfonso” (voorheen geheten: “Caballo Galiceno” en hierna te noemen de Don Alfonso). De Rabobank (de financier) is hypotheekhouder op de Don Alfonso.
2.4. Op 30 juni 2010 is CFA onder opschortende voorwaarden eigenaar geworden van de Don Alfonso. De opschortende voorwaarde is op 5 juli 2010 vervuld.
2.5. Oceanografia houdt de meerderheid van de aandelen in CFA (99,99%). Oceanografia en CFA zijn op hetzelfde adres gevestigd. De heer [A] is directeur van zowel Oceanografia als van CFA. Bovendien houdt laatstgenoemde de resterende aandelen in CFA. CFA is kort voor de overdracht van de Don Alfonso op initiatief van de Rabobank opgericht in verband met een herconstruering van de financiering.
2.6. Na daartoe op 27 juni 2011 verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, heeft Greatship ten laste van CFA en Oceanografia conservatoir beslag laten leggen op de Don Alfonso voor een vordering die met inbegrip van rente en kosten is begroot op USD 3.086.000,00. Ten aanzien van Oceanografia heeft Greatship in het beslagrekest gesteld dat Oceanografia toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de onder 2.2. bedoelde tijdbevrachtingsovereenkomst. Ook op CFA stelt Greatship een (volgens haar: zeerechtelijke) vordering van dezelfde omvang te hebben. Volgens Greatship heeft CFA onrechtmatig gehandeld door met Oceanografia samen te spannen om diens vermogensbestanddelen (het zeeschip “Don Alfonso”) aan het verhaal door schuldeisers te onttrekken door de overdracht van het zeeschip “Don Alfonso” door Oceanografia aan CFA. Greatship beroept zich in het beslagrekest voorts op de vernietigbaarheid van deze overdracht (de actie Pauliana) en op vereenzelviging van CFA met Oceanografia.
3. Het geschil
3.1. CFA en de Rabobank vorderen dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het door Greatship op de Don Alfonso gelegde beslag opheft, subsidiair, voor zover de voorzieningenrechter van mening mocht zijn dat het beslag kan blijven liggen, Greatship veroordeelt tot het stellen van tegenzekerheid door een deugdelijke Nederlandse bank voor de schade die CFA als gevolg van het beslag lijdt, tot een maximum van USD 3.086.000 (met bepaling dat eventuele geschillen over de bewoording van de door de betreffende bank toegezegde garantie zullen worden voorgelegd aan de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden) binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan de advocaat van Greatship, bij gebreke waarvan het beslag automatisch wordt opgeheven na afloop van de termijn van 24 uur, met veroordeling van Greatship om bij opheffing van het beslag die formaliteiten te verrichten die nodig zijn om de opheffing feitelijk te effectueren op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 50.000,00 per uur, met veroordeling van Greatship in de kosten van het geding.
Oceanografia sluit zich als gevoegde partij bij deze vorderingen aan.
3.2. Greatship voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering strekt tot opheffing van het door Greatship op de Don Alfonso gelegde beslag. CFA, de Rabobank en Oceanografie hebben aangevoerd dat op grond van artikel 3 lid 1 van het Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen, ondertekend te Brussel op 10 mei 1952 (hierna: het Beslagverdrag) het onderhavige beslag niet is toegestaan – en daarmee onrechtmatig is - en om die reden dient te worden opgeheven. Op grond van genoemd artikel kan de schuldeiser (Greatship) beslag leggen op het schip waarop de zeerechtelijke vordering betrekking heeft (het aan Greatship toebehorende Greatship Dhriti) of op elk ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de zeerechtelijke vordering (de periode augustus 2008 tot december 2010) eigenaar was van het schip waarop de vordering betrekking heeft. Omdat de Don Alfonso nimmer in eigendom heeft toebehoord aan Greatship, is beslag op de Don Alfonso niet toegestaan, aldus CFA, de Rabobank en Oceanografie. Zij verwijzen in dit verband naar Hof Amsterdam, 16 maart 2010, S&S 2011, 26 (Constanza M.)
4.2. Greatship heeft hiertegen allereerst aangevoerd dat het Beslagverdrag niet van toepassing is nu de Don Alfonso niet de Nederlandse (maar de Mexicaanse) nationaliteit heeft. Volgens Greatship hebben Oceanografia en de werf waar het schip is gebouwd zelf aangegeven dat de Don Alfonso de Mexicaanse vlag voert. Greatship heeft er voorts op gewezen dat er geen nationaliteitsverklaring in het geding is gebracht waaruit het tegendeel blijkt. De Don Alfonso kan volgens Greatship ook geen Nederlands schip zijn omdat zij niet voldoet aan de nationaliteitseisen als omschreven in artikel 311 Wetboek van Koophandel. Omdat Mexico geen partij is bij het Beslagverdrag, is het Beslagverdrag niet van toepassing, aldus Greatship.
4.2.1. De voorzieningenrechter constateert dat Greatship niet heeft weersproken dat de Don Alfonso is ingeschreven in het Nederlandse register voor zeeschepen. In dit register worden uitsluitend Nederlandse schepen teboekgesteld. In het licht hiervan acht de voorzieningenrechter de stelling van Greatship dat de Don Alfonso geen Nederlands schip is/kan zijn, onvoldoende aannemelijk. Voor de beoordeling gaat de voorzieningenrechter er dan ook van uit dat de hiervoor bedoelde registratie in overeenstemming is met de juridische werkelijkheid. Wat betreft de stelling van Greatship dat Oceanografia en de werf zelf hebben aangegeven dat de Don Alfonso de Mexicaanse vlag voert, voegt de voorzieningenrechter aan het voorgaande toe dat voor zover deze stelling al juist zou zijn – hetgeen in het midden zal worden gelaten – deze verklaringen kennelijk op een vergissing berusten. Greatship heeft immers ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het kort geding een verklaring van de werf getoond waarin de werf verklaart dat de Don Alfonso een Nederlands schip is. Ook CFA, de Rabobank en Oceanografia hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat de Don Alfonso een Nederlands schip is, waaraan de Rabobank heeft toegevoegd dat het wel de bedoeling is dat de Don Alfonso in Mexico zal worden omgevlagd. De voorzieningenrechter gaat er op grond van het voorgaande dus voorshands van uit dat het Beslagverdrag van toepassing is.
4.3. Greatship heeft voorts aangevoerd dat het beslag op de Don Alfonso wél is toegestaan. Artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag staat hier volgens Greatship niet aan in de weg. De door CFA, de Rabobank en Oceanografia voorgestane uitleg van artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag zou volgens Greatship namelijk met zich brengen dat een vervrachter nimmer beslag zou kunnen leggen voor zijn vordering omdat hij tijdens het ontstaan van de vordering de eigenaar van het schip is. De bevrachter zou daarentegen in die lezing altijd beslag kunnen leggen op het schip en ook op alle andere schepen van de vervrachter omdat de vordering van de bevrachter is ontstaan op een moment dat de vervrachter eigenaar was van dat schip. De juistheid van de door CFA, de Rabobank en Oceanografia voorgestane uitleg van artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag volgt volgens Greatship ook niet uit het arrest Constanza M. Het beslag was in het geval van dat arrest niet mogelijk enkel op grond van de omstandigheid dat van een zeerechtelijke vordering geen sprake was, aldus nog steeds Greatship.
4.3.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het Beslagverdrag in artikel 1 lid 1 de vorderingen opsomt die als zeerechtelijke vordering worden aangemerkt en dat het Beslagverdrag in artikel 3 lid 1 bepaalt dat tot bewaring van dergelijke vorderingen, met uitzondering van die genoemd zijn in artikel 1 onder o, p en q, niet alleen conservatoir beslag kan worden gelegd op het schip waarop de vordering betrekking heeft doch tevens op “elk ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de zeerechtelijke vordering eigenaar was van het schip waarop deze vordering betrekking heeft”.
4.3.2. Vast staat dat de Greatship Dhriti, te weten het schip waarop de beweerde zeerechtelijke vorderingen betrekking hebben, in de periode waarin die vorderingen zijn ontstaan in eigendom toebehoorde aan Greatship. De artikelen 3 lid 1 en 3 lid 2 van het Beslagverdrag staan dus in de weg aan beslag voor beweerde zeerechtelijke vorderingen op een schip van CFA en/of Oceanografia, zoals de Don Alfonso. Zoals de voorzieningenrechter te Amsterdam en het gerechtshof te Amsterdam in het door partijen aangehaalde arrest Constanza M. hebben overwogen, biedt het Beslagverdrag weinig ruimte voor interpretatie. Het Beslagverdrag vindt immers toepassing in een groot aantal staten, zodat er in het belang van de zeescheepvaart zo min mogelijk twijfel behoort te bestaan over de uitleg ervan. Dit betekent dat in beginsel de tekst van het Verdrag zo veel als mogelijk naar de letter moet worden gevolgd. Omdat het Beslagverdrag in de artikelen 3 lid 1 en 2 duidelijk is met betrekking tot het begrip eigenaar van het schip, is er in beginsel geen plaats om daaronder door extensieve interpretatie ook een ander geval te begrijpen. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen Greatship heeft aangevoerd (zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.3 is weergegeven) in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende aanleiding om artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag aldus te interpreteren dat daaronder niet alleen “degene die op het tijdstip van het ontstaan van de zeerechtelijke vordering eigenaar was van het schip waarop deze vordering betrekking heeft” te begrijpen maar ook (of in plaats daarvan) “de schuldenaar”, zoals Greatship kennelijk wenst te betogen.
4.3.3. Evenals het gerechtshof te Amsterdam in het hiervoor genoemde arrest Constanza M. heeft geconcludeerd ten aanzien van het schip Constanza M., volgt uit de artikelen 3 lid 1 en 2 van het Beslagverdrag dat in het onderhavige geval het beslag op de Don Alfonso niet is toegestaan en dus dient te worden opgeheven. Greatship kan niet worden gevolgd in haar betoog dat de juistheid van de door CFA, de Rabobank en Oceanografia voorgestane uitleg van artikel 3 lid 1 van het Beslagverdrag niet volgt uit het arrest Constanza M. en dat het beslag op de Constanza M. is opgeheven op grond van de omstandigheid dat van een zeerechtelijke vordering geen sprake was. De voorzieningenrechter constateert dat het gerechtshof te Amsterdam in rechtsoverweging 4.9 van dat arrest het antwoord op de vraag of sprake was van een zeerechtelijke vordering nu juist in het midden heeft gelaten.
4.4. Gelet op de omstandigheid dat het beslag op de Don Alfonso zal worden opgeheven gelet op de artikelen 3 lid 1 en 2 van het Beslagverdrag, behoeft hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd, geen bespreking.
4.5. Greatship zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De kosten aan de zijde van CFA en de Rabobank worden vastgesteld op:
dagvaardingskosten EUR 90,81
griffierecht EUR 560,00
salaris voor de advocaat EUR 816,00
Totaal EUR 1.466,81
De kosten aan de zijde van Oceanografia worden vastgesteld op:
griffierecht EUR 260,00
salaris voor de advocaat EUR 816,00
Totaal EUR 1.076,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. heft op het door Greatship ten laste van CFA en Oceanografie gelegde beslag op de de Don Alfonso,
5.2. veroordeelt Greatship in de kosten van het geding, aan de zijde van CFA en de Rabobank vastgesteld op EUR 1.466,81 en aan de zijde van Oceanografia vastgesteld op EUR 1.076,00,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2011.?