Inhoudelijke beoordeling
3.1 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien (vgl. de uitspraak van 17 augustus 2011 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gepubliceerd op rechtspraak.nl, LJN: BR5188).
3.2 Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn nadere regels gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder de in het eerste lid van artikel 2.1 bedoelde activiteiten. Op grond van artikel 2.1, tweede lid, van het Bor, in samenhang gelezen met bijlage I (categorie 19.4 onder b) van het Bor, is het gebruiken van gemotoriseerde modelvoertuigen in de open lucht een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning is vereist.
3.3 Vast staat dat [naam verzoeker] niet beschikt over een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gemotoriseerde modelvoertuigen in de open lucht, zodat tegen het houden van trainingen en/of wedstrijden op het racecircuit in beginsel handhavend opgetreden moet worden. De voorzieningenrechter verwerpt het betoog van [naam verzoeker] dat het houden van trainingen en/of wedstrijden valt onder de reikwijdte van de in 1999 verleende milieuvergunning. Die vergunning had immers slechts betrekking op de manege en de kantine en de geaccepteerde melding in 2001 had slechts betrekking op een uitbreiding van de kantine. Dat trainingen en/of wedstrijden in het verleden in de manege plaatsvonden, betekent niet dat deze activiteit onder de reikwijdte van de voor de manege verleende milieuvergunning valt. De stelling van [naam verzoeker] dat het houden van trainingen en/of wedstrijden is toegestaan op basis van het overgangsrecht van het vigerende bestemmingsplan laat de voorzieningenrechter onbesproken. Aan de onderhavige last heeft het college immers niet ten grondslag gelegd dat het gebruik van het perceel niet in overeenstemming is met de (volgens het vigerende bestemmingsplan) op het perceel rustende bestemming; de last ziet op een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo. In het besluit van 29 juli 2011 heeft het college aangegeven dat tegen overtreding van (de gebruiksbepalingen van) het bestemmingsplan wellicht in de nabije toekomst handhavend wordt opgetreden. [naam verzoeker] kan in die procedure desgewenst aanvoeren dat het overgangsrecht het houden van trainingen en/of wedstrijden toestaat.
3.4 In het besluit van 29 juli 2011 heeft het college ter onderbouwing van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden tegen [naam verzoeker], naast een verwijzing naar artikel 125 van de Gemeentewet, louter gewezen op een aantal handhavingsbepalingen uit de Awb. In hoofdstuk 5 van de Wabo, dat voor wat betreft de handhaving ten opzichte van de Awb (lex generalis) heeft te gelden als een lex specialis, zijn echter ook handhavingbepalingen opgenomen, onder meer met betrekking tot de vraag welk bestuursorgaan bevoegd is en/of blijft om handhavend op te treden tegen -kortgezegd- overtreding van bepalingen uit de Wabo en wettelijke bepalingen die thans zijn opgenomen in de Wabo. Ter zitting is namens het college toegezegd dat in de nog te nemen beslissing op bezwaar aandacht zal worden besteed aan de in hoofdstuk 5 van de Wabo opgenomen handhavingsbepalingen. De voorzieningenrechter gaat er echter vanuit dat het college het bestuursorgaan is dat bevoegd is om handhavend op te treden tegen [naam verzoeker]. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het college in het verleden aan [naam verzoeker] een milieuvergunning (thans een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo) heeft verleend. Bovendien betreft het een voortdurende overtreding vanaf circa medio 2010, zodat het college op grond van artikel 2.4 van de Wabo bevoegd is om te beoordelen of voor de (veranderde) inrichting van [naam verzoeker] (het houden van trainingen en/of wedstrijden in de open lucht) een omgevingsvergunning vereist is.
3.5 In het rapport van adviesbureau "De Burgumer Akoesticus" (hierna: de DBA) is aangegeven dat het perceel van [naam verzoeker] gelegen is ten noordwesten van [woonplaats verzoeker] ([Friese aanduiding woonplaats verzoeker]) in een als "landelijk" te typeren woonomgeving. Gelet op het beschikbare fotomateriaal, waaronder de op pagina 3 in het DBA-rapport opgenomen foto, kan de voorzieningenrechter deze typering volgen. Partijen hebben deze typering overigens ook niet betwist. In het DBA-rapport zijn voor wat betreft de toegestane geluidsbelasting in tabel 4.2 de volgende aanbevolen richtwaarden opgenomen: