ECLI:NL:RBLEE:2011:BT6542

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/698
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing gebied voor het houden van dieren en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 29 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [naam], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Skarsterlân. Eiser houdt papegaaien in zijn achtertuin en heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder dat zijn perceel aanmerkt als een gebied waar het houden van dieren aan regels is gebonden. Eiser heeft in beroep gesteld dat de jonge papegaaien niet meegeteld moeten worden bij het aantal vogels dat buiten mag verblijven, omdat deze nauwelijks geluid produceren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van 25 augustus 2010, waarin de voorwaarden voor het houden van papegaaien zijn vastgelegd, niet correct is bekendgemaakt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is het besluit niet in werking getreden, wat betekent dat eiser geen belang had bij een beslissing op zijn bezwaarschrift. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is bepaald dat verweerder het griffiegeld aan eiser dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/698
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Skarsterlân,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.M. Posthuma, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brief van 17 januari 2011 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) betreffende de toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Skarsterlân (APV). Tegen dit besluit heeft eiser beroep aangetekend. Op grond van artikel 8:26, eerste lid, van de Awb is [naam] (verder te noemen [A]) door de rechtbank in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Hij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 6 september 2011. Eiser is in persoon verschenen, vergezeld door A. van der Ploeg. Namens verweerder is voornoemde gemachtigde verschenen. [A] is samen met zijn echtgenote verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Eiser is woonachtig aan [adres eiser] en houdt papegaaien. Hij heeft daarvoor onder meer twaalf hokken in zijn achtertuin waarin per hok twee volwassen papegaaien gehouden worden. Jaarlijks worden ongeveer 2 tot 5 jongen geboren.
1.2 Bij brief van 10 maart 2009 heeft [A], woonachtig aan [adres A], verweerder verzocht handhavend op te treden tegen eiser vanwege de geluidsoverlast die hij van de papegaaien ondervindt. Verweerder heeft dit verzoek op 16 juli 2009 afgewezen. Tegen dit besluit heeft [A] bezwaar gemaakt. Verweerder heeft vervolgens besloten het besluit van 16 juli 2009 te herroepen en heeft conform het advies van de commissie voor de bezwaarschriften besloten geluidsmetingen te laten verrichten.
1.3 Mede op grond van de resultaten van de geluidsmetingen heeft verweerder bij brief van 25 augustus 2010 eiser bericht dat zijn perceel is aangewezen als gebied waar het ter voorkoming van overlast is toegestaan papegaaien te houden, onder voorwaarde/maatregel dat er maximaal twee papegaaien per hok worden geplaatst en maximaal zes van de in totaal twaalf hokken tegelijkertijd open mogen zijn. Dit houdt volgens voornoemde brief in dat er maximaal twaalf papegaaien, welke geen schreeuwers mogen zijn, de mogelijkheid mag worden gegeven om buiten te zijn. De overige moeten binnen blijven. Eiser mag zelf bepalen welke hokken hij wil openen en wanneer hij dat wil. De (naar de rechtbank begrijpt door eiser ter voorkoming van geluidsoverlast getroffen) maatregelen dienen behouden te worden. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.4 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 25 augustus 2010 ingetrokken. Voorts heeft verweerder het perceel van eiser wederom aangewezen als gebied waar het ter voorkoming van overlast is toegestaan vogels te houden, onder de (gewijzigde) voorwaarde/maatregel dat er maximaal twaalf vogels ongeacht de leeftijd en welke geen schreeuwers mogen zijn, de mogelijkheid mag worden gegeven om buiten te zijn. De overige moeten binnen blijven. Eiser mag zelf kiezen welke hokken hij wil openen. De maatregelen dienen behouden te worden. In afwijking van het advies van de commissie voor de bezwaarschriften heeft verweerder besloten dat jonge papegaaien (drie tot vier maanden oud) meetellen bij het maximale aantal papegaaien dat buiten mag verblijven.
1.5 Eiser heeft beroep aangetekend tegen het bestreden besluit, omdat hij van mening is dat de jonge vogels niet meegeteld moeten worden bij het aantal vogels dat buiten mag verblijven, nu de jongen nauwelijks geluid produceren. Voorts heeft eiser onder meer de deskundigheid van de door verweerder geraadpleegde personen en de juistheid van het door verweerder verrichte geluidsonderzoek betwist.
De beoordeling
2.1 Artikel 2.4.17, eerste lid, van de APV luidt:
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
a. aanwezig te hebben; dan wel
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college te voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid gestelde regels; dan wel
c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven of mede is aangegeven.
2.2 Het tweede lid van artikel 2.4.17 van de APV bepaalt dat het verboden is op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door verweerder gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door verweerder is aangegeven. Het derde lid bepaalt dat verweerder de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing kan verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
2.3 Artikel 3:40 van de Awb bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt.
2.4 Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2.5 Ingevolge artikel 3:42, tweede lid, van de Awb - voor zover van belang - geschiedt de bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
2.6 De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of verweerder het bezwaar van eiser terecht ontvankelijk heeft geacht. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
2.7 De rechtbank begrijpt het besluit van 25 augustus 2010 aldus dat verweerder daarbij het perceel van eiser heeft aangewezen als een plaats, in de zin van artikel 2.4.17, eerste lid en onder b, van de APV, waar het verboden is daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door verweerder bij dat besluit gestelde regels. Het betreft aldus een concretiserend besluit van algemene strekking waarin nader naar plaats de toepassing van de in voornoemd voorschrift van de APV besloten liggende norm is bepaald. Dat het besluit slechts betrekking heeft op eisers perceel, maakt niet dat sprake is van een beschikking, nu het besluit tot aanwijzing naar zijn aard niet (rechtstreeks) tot een of meer belanghebbenden is gericht. Ook tegen dit besluit van algemene strekking staat beroep open. Dat zou ingevolge artikel 8:2, onder a, van de Awb anders zijn indien het besluit een algemeen verbindend voorschrift betrof, maar nu het besluit een zelfstandige normstelling ontbeert, is daarvan geen sprake.
2.8 Nu het besluit niet tot een of meer belanghebbenden is gericht, diende het besluit te worden bekendgemaakt op de wijze zoals voorgeschreven in artikel 3:42, tweede lid, van de Awb. Door verweerder is ter zitting bevestigd dat het besluit van 25 augustus 2010 niet conform voornoemd artikel is bekendgemaakt. Verweerder heeft volstaan met de toezending van voornoemd besluit aan eiser. Deze toezending kan echter niet als een bekendmaking in voornoemde zin worden gezien. Het primaire besluit tot aanwijzing van het perceel van eiser is dan ook bij gebreke van een juiste bekendmaking op grond van artikel 3:40 van de Awb niet in werking getreden. Dit leidt vervolgens tot de slotsom dat eiser geen belang had bij een beslissing op zijn bezwaarschrift en dat verweerder eiser ten onrechte heeft ontvangen in zijn bezwaar. Het beroep van eiser zal daarom gegrond worden verklaard. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffiegeld ad € 152,00 aan eiser vergoedt.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in tegenwoordigheid van R.D.A.N. Webster als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2011.
w.g. P.G. Wijtsma
de griffier is buiten staat de uitspraak te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.