De beoordeling van het geschil
5.1 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter verwijst naar onder meer de uitspraak van de AbRS van 21 december 2011, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJN BU8877.
5.2 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college in redelijkheid tot dit verkeersbesluit kunnen komen en heeft het daarbij alle verschillende daarvoor in aanmerking komende belangen in voldoende mate tegen elkaar afgewogen. Daarbij heeft het college het oog gehad op met name het belang van de verkeersveiligheid. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter aan de hand van kaarten en foto's uitvoerig met partijen de situatie ter plekke besproken. Mede gelet op hetgeen Vellinga daarover heeft opgemerkt heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitrit met haar 4.00 tot 4.30 meter breedte te smal is voor gemotoriseerd verkeer op méér dan twee wielen in beide richtingen. Het gevaar van botsingen met tegenliggers, met name als auto's vanaf de Groningerstraat in een onoverzichtelijke situatie de uitrit indraaien, is te groot. Daarbij speelt dat het verkeer steeds drukker is geworden. Het college heeft verder na overleg met de politie geen eenrichtingsverkeer voor de uitrit willen instellen, omdat - naar het voldoende aannemelijk heeft gemaakt - de ervaring leert dat verkeer als bovenbedoeld, gelet op de korte afstand, toch vaak geneigd is tegen de richting in te rijden. Dit zou ook in strijd zijn met de verkeersveiligheid en een handhavingsprobleem oproepen.
5.3 De voorzieningenrechter overweegt verder dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat met de in het verkeersbesluit genoemde plaatsing van verwijderbare of neerklapbare paaltjes het parkeerterrein bereikbaar blijft voor calamiteitenverkeer. Ook acht hij aannemelijk dat over de - in beide richtingen berijdbare - straat vanaf het Torenplein, het parkeerterrein bereikbaar blijft voor bevoorradingsverkeer en auto's van het winkelend publiek. Dat klemt te meer daar het college blijkens de stukken in het dossier voornemens is langs die toegang - zoals verzoekers ook wensen - een stopverbod in te stellen. Die toegang kan dan niet langer worden geblokkeerd door bijvoorbeeld vrachtwagens die de winkels bevoorraden.
5.4 De overige, door verzoekers aangegeven belangen, wegen niet op tegen het belang dat het college met het bestreden besluit wenst te dienen. Dat geldt voor het feit dat Jumbo klanten zou verliezen omdat dezen, nu ze de uitrit niet meer inkunnen, liever doorrijden naar een andere supermarkt. Niet valt uit te sluiten dat deze klanten toch bereid zijn om om te rijden naar de toegang vanaf het Torenplein. Ook geldt dit voor de ontsluiting van panden over het parkeerterrein van [C]. Immers, ook toen de uitrit nog onbeperkt berijdbaar was, moest die ontsluiting over dat parkeerterrein plaatsvinden. Belanghebbenden kunnen dus in de nieuwe situatie gebruik maken van de toegangsweg vanaf het Torenplein.
5.5. De voorzieningenrechter is, zoals boven al overwogen, dan ook van oordeel dat het college in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Daaraan voegt hij het volgende toe.
5.6 Op zitting is gebleken dat op korte termijn mogelijk een andere oplossing te bedenken is die voor het college verantwoord en aanvaardbaar is en die voldoende tegemoetkomt aan de wensen van verzoekers. Zo heeft mr. Bustin aangegeven dat aan één kant van de uitrit, op eigendom van [C], paaltjes staan die kunnen worden weggehaald en aan de andere kant, eveneens op eigendom van [C], een coniferenhaag staat die kan worden versmald. Wat hem betreft kan dit binnen een paar weken geregeld worden. Daardoor zou de uitrit kunnen worden verbreed tot ongeveer 4,5 meter, zodat in ieder geval motorvoertuigen tot 3,5 ton in beide richtingen van de uitrit gebruik kunnen maken. Gecombineerd met een stopverbod langs de toegangsweg vanaf de Torenstraat kan er dan volgens mr. Bustin tot een bevredigende alternatieve oplossing gekomen worden. Op de zitting is gebleken dat mr. Zuur en Vellinga niet onwelwillend waren om dit voorstel van mr. Bustin aan het college voor te leggen. De voorzieningenrechter geeft partijen dan ook, mede gelet op het feit dat de bezwaarschriftprocedure nog loopt, in overweging om zo'n alternatieve oplossing te beproeven. Daarbij zou ook kunnen worden bezien of het alternatieve voorstel van het college, dat verzoekers tot nu toe hebben afgewezen, al dan niet in aangepaste vorm, alsnog bespreekbaar is.
5.7 Dit alles neemt niet weg dat de voorzieningenrechter, gelet op de onderbouwing van het bestreden besluit zoals weergegeven onder 5.2 tot en met 5.4, van oordeel is dat bezwaar tegen het bestreden besluit zoals dat er nu ligt, ongegrond verklaard zal moeten worden. Hij zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. Hij ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.