Bevoegdheid van de rechtbank
2.1 Op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Awb is, indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst, de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft, bevoegd.
2.2 Op grond van artikel 27, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) treden bij beroepen tegen besluiten betreffende (onder meer) de heffing van rijksbelastingen en de uitvoering van de basisregistratie inkomen voor de toepassing van artikel 8:7, tweede lid, van de Awb de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, ’s-Gravenhage en Breda in de plaats van de andere rechtbanken in hun ressort.
2.3 Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is toetsingsinkomen, indien (zoals in het geval van eiseres) over het berekeningsjaar geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het belastbare loon, zoals dat blijkt uit de op het berekeningsjaar betrekking hebbende jaaropgaven, vermeerderd met het belastbare loon van het berekeningsjaar waarover loonbelasting is nageheven van de werknemer. Op grond van het elfde lid, gelezen in samenhang met het negende lid, (zoals deze artikelleden op grond van de zogenaamde "tijdelijke regeling rechtsbescherming" in 2007 luidden) wordt een beschikking waarbij de inspecteur het belastbare loon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft vastgesteld, aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in hoofdstuk V van de AWR.
2.4 Eiseres heeft haar woonplaats in [woonplaats] en dus binnen het rechtsgebied van de rechtbank Groningen. Dit betekent dat de rechtbank Groningen bevoegd is kennis te nemen van een door eiseres ingesteld beroep tegen een besluit van de Belastingdienst, tenzij dit beroep (voor zover in deze zaak van belang) is gericht tegen een besluit betreffende de heffing van rijksbelastingen en/of de uitvoering van de basisregistratie inkomen, in welke gevallen de rechtbank Leeuwarden bevoegd is.
2.5 Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 maart 2010. Uit de gedingstukken, waaronder met name de beroepsgronden van 11 april 2011, leidt de rechtbank af dat dit bezwaar niet is gericht tegen het in dat besluit vermelde toetsingsinkomen van eiseres, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awir. In het aanvullend beroepschrift heeft de gemachtigde van eiseres uitdrukkelijk aangegeven dat het niet gaat om het verzamelinkomen van eiseres maar om het verzamelinkomen van de echtgenoot. Tegen het verzamelinkomen van de echtgenoot staat voor eiseres geen rechtsmiddel open. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat daartegen wel bezwaar openstaat voor de echtgenoot en dat deze ook gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid.
2.6 Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het bezwaar van eiseres is gericht tegen de vaststelling van de zorgtoeslag over 2007 op een bedrag van € 126,00 en de terugvordering van een bedrag van € 1.055,00. Dit betekent dat het geschil geen betrekking heeft op de heffing van rijksbelastingen en/of de uitvoering van de basisregistratie inkomen. Hieruit volgt dat de rechtbank Groningen bevoegd is kennis te nemen van het beroep.
2.7 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat zij kennelijk onbevoegd is kennis te nemen van het beroep. Daarom zal de rechtbank het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb ter behandeling doorzenden aan de rechtbank Groningen.
2.8 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.